Niet opgeven, Josie!
De auteur woont in Colorado (VS).
‘Laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt’ (Hebreeën 12:1).
Josie gaapte en stopte met rennen. Vandaag was de grote wedstrijd! Ze keek er al maanden naar uit. Maar in plaats van enthousiast te zijn tijdens de opwarming, voelde Josie zich moe.
‘Hoe gaat het?’ vroeg Christine, haar oudere zus. Ze ging naast Josie op het gras zitten, zodat ze hun benen konden strekken.
‘Ik ben zo moe vandaag’, zei Josie, terwijl ze haar tenen probeerde aan te raken.
Ze was ziek geweest en had enkele schooldagen gemist. Daarom was ze gisteravond laat opgebleven om haar schoolwerk in te halen.
‘Ik hoop dat ik ons team niet teleurstel’, zei Josie.
‘Doe gewoon je best’, zei Christine. ‘Ik denk dat we gaan starten!’
De meisjes jogden naar hun teamgenoten. Toen ze samen met de andere lopers aan de meet stonden, sloot Josie haar ogen en ademde diep in. Ze wist dat haar team op haar rekende om snel te lopen, zoals ze meestal deed. De wedstrijdtijden van de top vijf lopers van hun team zouden bepalen of hun team naar de finale zou gaan. Ze had nauwelijks de tijd om haar positie in te nemen of het startschot klonk al. Pang! De lopers schoten uit de startblokken en spurtten weg.
Josie bewoog haar armen heen en weer en nam grotere passen. Ze wist dat ze vanaf het begin voorop moest lopen als ze bij de top wilde eindigen. Eerst kon Josie de koplopers goed bijhouden. Maar toen ze wilde versnellen, kon ze dat niet.
Josie vond het moeilijker om te ademen. Ze kon haar benen gewoon niet sneller doen bewegen. De lopers achterop begonnen haar in te halen. Meestal was het Josie die hen inhaalde! Misschien moet ik het gewoon opgeven, dacht ze.
Josie keek naar de grond toen een andere loper haar inhaalde. ‘Niet opgeven, Josie!’ zei de loper toen zij voorbij liep. Josie keek op. Ze glimlachte. Het was een van haar teamgenoten.
‘Je kunt het!’ zei een andere teamgenoot toen ze Josie inhaalde. Een voor een moedigden Josies teamgenoten haar aan om te blijven lopen, terwijl ze haar voorbij liepen.
Josie voelde haar vastberadenheid toenemen. Misschien zou ze niet in de top vijf zitten, maar ze kon wel de wedstrijd uitlopen. Ze richtte zich op haar stappen en bleef doorgaan totdat ze uiteindelijk de eindstreep haalde.
‘Het spijt me dat ik … niet kon helpen … om ons te kwalificeren voor de volgende wedstrijd’, zei ze tussen diepe ademhalingen door.
‘Ons team heeft zich gekwalificeerd!’ zei Josies coach toen ze naar de meisjes liep. Alle teamgenoten juichten, en Christine sloeg haar armen om Josie heen en gaf haar een dikke knuffel.
Toen Josie die avond neerknielde om te bidden, dacht ze terug aan de hulp van haar teamgenoten. Hun woorden hadden haar de moed gegeven om door te gaan toen zij het wilde opgeven.
Josie keek naar de afbeelding van Jezus boven haar bed. Jezus doet hetzelfde voor ons, dacht ze. Ze glimlachte en stelde zich de Heiland voor die haar toejuichte. ‘Niet opgeven, Josie! Ik ben er om je te helpen.’
Josie bedankte onze hemelse Vader voor zijn hulp bij de wedloop van het leven. Ze voelde dat ze met Jezus alles aankon! ●