Jongvolwassenen
Op zoek naar hulp na de zelfmoord van een vriend
Ik dacht dat ik mijn depressie zelf wel kon overwinnen. Maar alles veranderde toen ik eindelijk om hulp vroeg.
Toen ik enkele jaren geleden op mijn werk was, kreeg ik het nieuws dat een goede vriend van mij zelfmoord had gepleegd. Ik was geschokt – ik wist eerlijk gezegd niet hoe ik moest reageren. Ik weet nog dat ik stil aan mijn bureau zat, niet kon nadenken en nergens toe in staat was.
Allerlei gedachten en emoties spookten door mijn hoofd, en ik was in de war. Maar ik bleef mezelf wijsmaken dat ik oké was en dat ik er wel overheen zou komen. De daaropvolgende maanden brachten me echter een overweldigende golf van depressie en verdriet. Ik liet veel tranen en kende slapeloze nachten. Soms kon ik ’s morgens niet eens uit bed komen. Ik dacht dat mijn gebeden niet werden beantwoord of gehoord. Het lezen van de Schriften leek nutteloos en ongeïnspireerd. Ik voelde me hopeloos en dacht niet dat alles ooit beter zou worden.
Ik was meestal bang om met iemand over mijn gevoelens te praten. Mensen wisten van mijn verlies en boden aan om te praten en steun te verlenen, maar ik wimpelde ze steeds af. Ik wil ze niet tot last zijn, dacht ik. Bovendien hebben ze hun eigen problemen. Waarom zouden ze om de mijne geven?
Op een zondag leek mijn verdriet ondraaglijk. Ik kon tijdens de avondmaalsdienst niet stil blijven zitten. Toen de dienst eindelijk voorbij was, vluchtte ik de hal in om het gebouw te verlaten. Net voordat ik de deur bereikte, liep ik een vrouw uit mijn wijk tegen het lijf die jaren eerder een zoon aan zelfmoord had verloren. Toen we oogcontact maakten, vertelde de Geest me dat het tijd was om iets over mijn gevoelens te zeggen.
Het was eng, maar met een trillende stem sprak ik haar aan en vroeg: ‘Kan ik even met u praten? Ik heb hulp nodig.’
Ik legde aan haar uit wat er gebeurd was en hoe ik me voelde. Toen pakte ze, zonder aarzeling, mijn arm beet en keek me met tranen in haar ogen aan. ‘Ik wil dat je beseft dat dit niet jouw schuld is en dat je erg geliefd bent’, zei ze.
We moesten allebei huilen terwijl we bleven praten. Het leek wel of de wolken verdwenen. Er was eindelijk een soort van licht dat in mijn leven begon te schijnen. Alles wat ze die dag in de hal tegen me zei, was een antwoord op mijn gebeden.
Wat ik van dat moment het meest heb geleerd was dat ik met het genezingsproces kon beginnen omdat ik over mijn gevoelens had gesproken. Om een of andere reden had ik mezelf ervan overtuigd dat ik alles alleen kon verwerken en dat ik geen hulp nodig had. Hoewel ik het niet kon zien, was ik omringd door mensen die van me hielden en me wilden helpen.
Ik heb geleerd dat als we zeggen dat we ‘één van hart en één van zin’ moeten zijn (Mozes 7:18), dat betekent dat jouw hartzeer mijn hartzeer is en dat mijn pijn jouw pijn is. Het betekent niet alleen dat we hulp verlenen wanneer dat nodig is, maar ook dat we bereid zijn om hulp te aanvaarden als dat nodig is. Gewoon hulp van anderen aanvaarden was het grote verschil, waardoor uiteindelijk mijn mentale herstel volledig tot stand werd gebracht.
Nu, een paar jaar na deze ervaring, kan ik eerlijk zeggen dat ik gelukkiger ben dan ik ooit ben geweest. Met veel hard werk, en uiteindelijk door de genade van God, ben ik veel sterker geworden dan ik voor die tijd was geweest. Door gebed, dienstbaarheid, kwetsbaarheid, nederigheid, therapie, ontelbare zegeningen, en zoveel meer ben ik op het punt gekomen waar ik me nu bevind. Ik ben mijn hemelse Vader, mijn familieleden en mijn naaste vrienden veel dank verschuldigd omdat zij mij door dit alles heen hebben geholpen. Ik ben zo dankbaar dat ik om hulp heb gevraagd – dat was de sleutel tot genezing.