Het nauwe en smalle pad kiezen in plaats van de brede weg
Er lagen twee wegen vóór me. Ik wist dat ik er maar op één manier achter kon komen welke ik moest nemen.
Ik ben bij mijn ouders in Nagano (Japan) opgegroeid. Religie maakte deel uit van alles wat ons gezin deed. Mijn vader knielde iedere ochtend en avond voor het boeddhistische altaar. Ik zag het boeddhisme niet als een godsdienst – het was onze manier van leven. Ik had makkelijk de rest van mijn leven boeddhist kunnen blijven, maar God heeft me vaak laten zien dat de makkelijke of populaire weg niet altijd de beste weg is.
Lesboek of heilig boek?
Ik worstelde als tiener erg met mijn identiteit. Ik vroeg me af waarom ik op aarde was en wat ik van mijn leven moest maken. Toen ik een jaar of 13 was, gaf ons schoolhoofd iedere leerling een exemplaar van het Nieuwe Testament met de tekst in het Engels en Japans naast elkaar. ‘Het is niet voor godsdienst bedoeld’, zei hij. ‘De vertaling is heel goed, dus gebruik het om Engels te leren.’ Maar toen ik het opensloeg, kwam ik Schriftteksten tegen voor wanneer je je eenzaam voelt, antwoorden op vragen zoekt of het moeilijk hebt. Ik kon me in al die situaties vinden!
Ik las over Jezus Christus. ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven’ (Mattheüs 11:28). ‘Neem uw kruis op en volg Mij’ (zie Mattheüs 16:24). De woorden spraken me aan, ook al begreep ik ze niet helemaal. Ik vroeg me af wie Jezus Christus was en wat het betekende om Hem als Heiland te hebben. Ik vroeg me af of ik de enige was die zich zo tot het zogenaamde lesboek aangetrokken voelde.
Weglopen of blijven luisteren?
Een paar jaar later stuitte ik voor het eerst op enkele zendelingen. Mijn ouders hadden me gewaarschuwd voor de jonge christenen die rondgingen om te prediken. Toen ik te voet onderweg naar huis was, sprak een lange Amerikaanse zendeling me aan. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik was bang dat hij over zijn kerk zou beginnen. Had hij dat gedaan, dan was ik misschien de andere kant op gerend! Hij vroeg alleen waar het postkantoor was. Ik gaf hem aanwijzingen en vervolgde mijn weg naar huis.
Op dat moment voelde ik iets. Als ik de zendelingen weer zie, dacht ik, ga ik met ze praten.
Niet lang daarna kwam ik een ander stel zendelingen tegen. Ik was verbaasd dat God de gebeden van een jongen zoals ik wilde aanhoren en verhoren, tot ik over Joseph Smith las. Ik had in het Nieuwe Testament gelezen dat je altijd moet bidden, maar God die aan een mens verschijnt? Dat voelde nogal extreem maar toch wel goed. Ik liep niet weg, maar sprak met ze af om me les te geven.
Excuses bedenken of de waarheid ontdekken?
Nadat we elkaar die maand verschillende keren gesproken hadden, vroegen de zendelingen of ik me wilde laten dopen. Ik wilde ze niet afwijzen, maar ik aarzelde om met de traditie van mijn ouders en iedereen om me heen te breken. Er lagen twee wegen vóór me. Ik wist dat ik er maar op één manier achter kon komen welke ik moest nemen – ik moest bidden zoals Joseph Smith had gedaan. Ik vroeg mijn hemelse Vader, in de naam van Jezus Christus, of de dingen die de zendelingen me onderwezen waar waren.
Dat was mijn keerpunt. Vanaf dat moment wist ik voor mezelf dat het herstelde evangelie waar is. Niemand kon me die kennis afnemen. Ik wist welk pad ik moest volgen en niets kon dat veranderen.
Ik had op jonge leeftijd veel vragen. Ik weet nu: ik ben een kind van God, Hij houdt van mij, Hij heeft een plan voor mij en Hij wil graag antwoord op mijn gebeden geven. Die kennis heeft mijn hele kijk op het leven veranderd. Ik weet nu dat het ertoe doet wie ik ben en wat ik doe.
Aanpassen of anders zijn?
Voordat ik wist dat ik een kind van God was, paste ik me het liefst aan iedereen aan. Ik was bang om op te vallen. Maar toen ik eenmaal wist dat ik een kind van God ben, besefte ik dat ik best anders mag zijn.
Ik raapte door gebed en het besef dat ik een zoon van God ben de moed bij elkaar om mijn ouders mijn gevoelens kenbaar te maken. Ze vatten het echter verkeerd op. Ze vonden me opstandig en te onvolwassen om een dergelijke doopbeslissing te nemen. Ze schaamden zich dat hun zoon die vreemde godsdienst aanhing en niet hun tradities. Ik wist wie ik was en wat ik wilde, maar ik wilde mijn ouders ook eren en hoopte dat ze mijn godsdienst zouden respecteren.
Mijn ouders eren of hun bezorgdheid negeren?
Ik legde mijn situatie aan de zendelingzusters uit. Ze hadden een idee: ze konden wel met mijn ouders komen praten, zodat die een beter gevoel over deze godsdienst zouden krijgen. Ik zei dat ik bang was dat mijn ouders niet met hen zouden willen praten. Toen opperde een van de zusters om samen te vasten.
Toen ik het ontbijt oversloeg, was mijn moeder bezorgd. ‘Waarom eet je niet?’ vroeg ze. Ik legde uit dat ik aan het vasten was. Ze maakte zich daarna alleen nog maar meer zorgen.
‘Eerst laat je je in met deze rare godsdienst, en nu eet je niet. Ik maak me zorgen. Ik ben geschokt! Ik ga die zendelingen bellen.’
Ze belde de zusters echt op, en die speelden het klaar om bij ons thuis voor het avondeten uitgenodigd te worden!
We hadden een geweldige tijd. De zendelingen leerden mijn ouders het lied ‘Ik ben een kind van God’ (Lofzangen, nr. 195). We zongen het samen. Mijn vader genoot ervan. Na de maaltijd met de zusters maakten mijn ouders zich geen zorgen meer dat ik naar de kerk ging. En ik was van mening dat ik ze kon eren door het evangelie na te leven, want dat behelsde eigenlijk alles wat ze me geleerd hadden. Ik dacht: als ik maar lang genoeg van ze hield en ze vriendelijk genoeg behandelde, zouden ze het uiteindelijk wel gaan begrijpen. Het heeft 35 jaar na mijn doop geduurd, maar mijn moeder heeft zich een paar jaar geleden laten dopen en is inmiddels door de tempel gegaan!
Weten dat ik een kind van God ben, is in veel beslissingen doorslaggevend voor me geweest. Ik weet ook dat onze hemelse Vader ons zal zegenen als we de Geest volgen en doen wat Hij van ons vraagt, zelfs als dat moeilijk lijkt. Dat is altijd de beste keuze.