Het Nieuwe Testament in context
De metaforen van Paulus over het heil in hun oude context
In zijn brief aan de Romeinen gebruikte de apostel Paulus begrippen die de mensen in zijn tijd bekend waren zodat ze het heilswerk van Jezus Christus beter konden begrijpen.
Hoe breng je alles wat Jezus Christus voor ons heeft gedaan onder woorden? Voor Paulus was de oplossing om begrippen te gebruiken die in zijn tijd bekend waren en met Jezus Christus vergeleken konden worden – denk aan rechtvaardiging, genade en verzoening.
Hoewel elk van die begrippen in onze tijd soms verkeerd wordt begrepen, gebruikte Paulus ze in Romeinen 3:24–25 als metaforen om het heil uit te leggen in termen die de volgelingen van Christus toen misschien beter begrepen. Als we dus meer over de oorspronkelijke context van deze woorden weten, kunnen we de leringen van Paulus over ons heil in Jezus Christus beter begrijpen.
Rechtvaardiging
Het woord rechtvaardiging werd in het Oude Testament gebruikt om de Israëlieten over hun relatie met God te leren.1 Het is een begrip uit de rechtspraak. Zo wordt Israël in Deuteronomium 16:18–20 geboden rechters aan te stellen om ‘rechtvaardige’ beslissingen te nemen en ‘gerechtigheid, gerechtigheid’ na te jagen (waarbij het woord gerechtigheid wordt herhaald om nadruk te leggen). Rechtvaardig, gerechtigheid en rechtvaardiging zijn verwant aan Latijnse en Griekse woorden die ‘recht, juist, niet gebogen’ betekenen.
Profeten gebruikten het beeld van een rechtbank, met God als rechter, om Israël en de naburige volken poëtisch te waarschuwen (zie Jesaja 3:13–14; 41:1–9, 21–24; Micha 6:1–5). In Jesaja 43:9 roept God de volken bijeen om als in een rechtbank voor Hem te verschijnen: ‘Laten […] de volken zich verzamelen. […] Laten zij hun getuigen naar voren brengen, opdat zij in het gelijk gesteld worden.’2 In het gelijk gesteld worden (rechtvaardig verklaard of vergeven worden) zou de hoop zijn van iedereen die voor het gerecht werd gebracht.
Toch waren sommige schrijvers van het Oude Testament bezorgd dat Gods ‘gerechtigheid’ of zijn ‘rechtvaardigheid’ (beide zijn vertalingen van hetzelfde woord in het Hebreeuws en het Grieks) mensen zou veroordelen. De psalmist erkent: ‘Want niemand die leeft, is voor uw aangezicht rechtvaardig’ (Psalmen 143:2). Paulus verwijst naar deze psalm in Romeinen 3:20: ‘Uit werken van de wet [zal] geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden.’ Paulus geeft vervolgens de oplossing. God, onze grote goddelijke Rechter, verklaart ons rechtvaardig (of rechtschapen) dankzij Christus: wij worden ‘om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus’ (Romeinen 3:24).
Genade
Genade is ook een term die Paulus gebruikt om het verlossende werk van Jezus Christus uit te leggen. Het woord genade was aanvankelijk geen godsdienstige term. In de tijd van Paulus werd genade (in het Grieks charis) vaak gebruikt om de relatie tussen beschermheer en onderhorige te beschrijven. Een beschermheer bezat de macht, het gezag of de financiële middelen om onderhorigen een geschenk te geven waar ze zelf niet genoeg voor konden verdienen of in natura konden terugbetalen. Onderhorigen voelden zich verplicht om hun beschermheer te eren door hun dankbaarheid en trouw in het openbaar te uiten.
In 90 na Christus stuurde de stad Aphrodisias bijvoorbeeld een delegatie naar Efeze om ter ere van de Romeinse keizers een standbeeld te bouwen. De inscriptie op dat beeld luidt: ‘Het volk van Aphrodisias, trouw aan de keizer, vrij en zelfstandig vanaf het begin door de genade van de keizers, richtte [dit standbeeld] op door een persoonlijke [daad van] genade.’4 Deze inscriptie gebruikt genade op twee manieren: ten eerste om de gave van de keizers te beschrijven – dat de stad Aphrodisias vrij en zelfstandig zou zijn – en ten tweede om de kleinere gave van een standbeeld te beschrijven waardoor het volk zijn loyaliteit betuigt en zijn dankbaarheid toont.
In Romeinen verduidelijkt Paulus welke van deze twee soorten genade hij beschrijft: ‘Allen […] worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade’ (Romeinen 3:23–24; cursivering toegevoegd). Paulus onderstreepte dat dit de gave van God als onze beschermheer is, die we niet kunnen vergelden en die we met openbare uitingen van dankbaarheid en getrouwheid moeten aanvaarden.
Verzoening
Paulus legt het heilswerk van Christus verder met één laatste metafoor uit:
‘God [heeft] [Christus Jezus] openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed’ (Romeinen 3:25).
Het woord dat met ‘verzoening’ is vertaald, kan ook met ‘verzoendeksel’ worden vertaald. In de tijd van Paulus zouden de meeste Joden bij het horen van het woord verzoening eerst aan het werk van priesters in de tempel denken.
Zo beschrijft Leviticus 16 hoe de hogepriester op de verzoendag het bloed van het dierenoffer ‘op het verzoendeksel’ moet sprenkelen om ‘verzoening te doen’ (Leviticus 16:15–16). Paulus gebruikt het woord verzoening om het heilswerk van Jezus Christus te vergelijken met iets wat zijn lezers kenden: het werk van priesters in de tempel om de zonden van het volk weg te nemen en het met God te verzoenen. Paulus verduidelijkt echter dat niet het bloed van dieren redt, maar verzoening door geloof in het bloed van Christus (zie Romeinen 3:25).
In twee korte verzen (Romeinen 3:24–25) vraagt Paulus ons om ons voor te stellen (1) dat God ons in een rechtbank voor de wet rechtvaardigt vanwege onze verlossing in Jezus Christus, (2) dat God onze beschermheer wordt door zijn gave van genade, waarvoor we Hem moeten gehoorzamen en openlijk bedanken, en (3) dat God als priester optreedt, zodat wij door ons geloof in het zoenbloed van Christus geheiligd worden.
Wanneer we tegenwoordig als lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in ons leven en bij onze aanbidding aan deze drie metaforen denken, kunnen we de kracht van het zoenoffer van onze Heiland zien, en de liefde die Hij en onze hemelse Vader ons hebben getoond door ons zo’n wonderbaarlijk geschenk aan te bieden.