‘Mag ik dat boek hebben?’, Liahona, augustus 2023.
Onder heiligen der laatste dagen
Mag ik dat boek hebben?
Ik twijfelde aan mijn geestelijke ingeving, totdat de vrouw voor me naar het Boek van Mormon vroeg.
Toen ik 19 was, gaf ik gehoor aan de oproep van de profeet en bereidde ik me voor om op voltijdzending te gaan. Al gauw werd ik naar het zendingsgebied Hermosillo (Mexico) geroepen.
Terwijl ik wachtte op de dag dat ik naar het opleidingscentrum voor zendelingen in Mexico-Stad zou gaan, begon ik me zorgen te maken hoe ik het evangelie zou kunnen delen. Ik vroeg me af: wat moet ik doen om me voor te bereiden?
Op een ochtend stopte ik voordat ik naar mijn werk ging een exemplaar van het Boek van Mormon in mijn tas. Toen bad ik: ‘Hemelse Vader, laat mij weten hoe ik dit boek kan geven aan degene naar wie U mij zendt.’ Toen vertrok ik naar mijn werk.
Na mijn werk ging ik naar het instituut voor godsdienstonderwijs. Tegen die tijd was ik het boek in mijn tas vergeten. Maar toen ik in de bus naar huis stapte, kwam ik naast een jonge vrouw te zitten die in de Bijbel las.
Ik kreeg sterk de ingeving: ‘Dit is de juiste persoon.’ Ik twijfelde eerst aan die ingeving, maar toen voelde ik die weer.
‘Neem me niet kwalijk’, zei ik terwijl ik mijn boek pakte, ‘dit boek is heel speciaal voor mij en ik zou het graag aan je willen geven.’
Met een minachtende blik antwoordde ze: ‘Nee, bedankt.’ Ze wees naar haar Bijbel en zei: ‘Dit boek is genoeg voor mij.’ Toen stond ze op en ging weg, zodat ik alleen op de rij stoelen achterbleef.
Ik voelde me afgewezen en dwaas, en vroeg me af waarom ik die ingeving had gekregen. Toen draaide de vrouw die voor me zat zich om en vroeg: ‘Neem me niet kwalijk, maar wil je dat boek nog steeds weggeven?’
Kennelijk hadden zij en haar man mijn gesprek met de jonge vrouw gehoord.
‘Natuurlijk!’ antwoordde ik.
Het bleek dat het echtpaar graag het Boek van Mormon wilde lezen. Ze wilden ook graag meer over de kerk weten. Ik vond het geweldig om hun vragen te beantwoorden.
Die dag ontdekte ik zelf dat ‘het veld reeds wit om te oogsten [is]’ en dat ‘indien [we] verlangens [hebben] om God te dienen, [we] tot het werk geroepen [zijn]’ (Leer en Verbonden 6:3; 4:3).
God had mij toch een werktuig in zijn handen gemaakt. Nu is zendingswerk iets wat ik ontzettend koester.