Juli
Ik kies het goede als ik de evangeliebeginselen naleef
‘Welnu, laten wij getrouw zijn in het onderhouden van de geboden des Heren’ (1 Nephi 3:16).
Lied: ‘De wijze en de dwaze man’
(KL, p. 132) of een lied naar keuze uit Kinderliedjes
Vul de hier genoemde suggesties aan met uw eigen ideeën. Bedenk iedere week manieren om (1) vast te stellen wat de leer is, (2) de kinderen er begrip van bij te brengen, en (3) de kinderen aan te moedigen ze toe te passen. Vraag uzelf af: ‘Wat vraag ik de kinderen te doen waarvan ze kunnen leren, en hoe kan ik ertoe bijdragen dat ze de Geest voelen?’
Week 1: Vasten en bidden versterken mijn getuigenis.
Vaststellen wat de leer is (aanschouwelijk onderwijs): Maak twee woordstroken: Vasten en Bidden. Laat twee kinderen dicht bij elkaar staan en geef ze ieder een van de woordstroken. Laat een ander kind tussen hen door lopen. Laat de eerste twee kinderen elkaars handen stevig vasthouden, en laat het andere kind proberen opnieuw tussen hen door te lopen. Zeg dat de kinderen nu veel sterker zijn omdat ze met elkaar zijn verbonden. Leg uit dat vasten en bidden krachtiger zijn als we ze gezamenlijk gebruiken. Zet ‘Door te vasten en te bidden kan ik mijn getuigenis versterken’ op het bord, en laat de kinderen die zin gezamenlijk opzeggen.
Begrip bevorderen (naar teksten luisteren en deelname aan aanschouwelijk onderwijs): Lees Alma 17:2–3 voor en laat de kinderen goed luisteren naar wat de zoons van Mosiah deden om sterk in het evangelie te worden. Laat de kinderen iedere keer hun spieren spannen als ze iets horen waardoor de zoons van Mosiah sterk werden.
Leid een bespreking over vasten door verscheidene vragen te stellen zoals: ‘Wat is vasten?’ ‘Waarom moeten we vasten?’ ‘Wanneer moeten we vasten?’ en ‘Waarom moeten we bidden tijdens ons vasten?’ (Zie Joseph B. Wirthlin, ‘De wet van vasten’, Liahona, juli 2001, pp. 88–91.) Laat ieder kind dat aan de bespreking deelneemt, een van de uiteinden van een stuk draad of garen vasthouden. Houd de andere kant van iedere draad in uw hand vast. Aan het eind van de bespreking laat u de kinderen die een draad vasthouden naar het midden van het lokaal komen en al hun draden samenstrengelen om er een stevig touw van de maken. Leg uit dat iedere draad die we aan een touw toevoegen, het touw sterker maakt. Zorg ervoor dat de kinderen begrijpen dat iedere keer dat we vasten en bidden, we ons getuigenis versterken.
Week 2: Aardig zijn houdt in dat we aardige dingen doen en zeggen.
Vaststellen wat de leer is (een tekst opzeggen): Zet ‘Weest jegens elkander vriendelijk’ (Efeziërs 4:32) op het bord met de cijfers 1 t/m 4 onder ieder woord. Geef ieder kind een cijfer tussen de 1 en de 4. Laat alle kinderen met het cijfer 1 opstaan en zeggen ‘Weest’, en dan weer gaan zitten. Laat dan de cijfers 2 opstaan en zeggen ‘jegens’, en weer gaan zitten. Ga door met de rest van de woorden. Herhaal dat verscheidene malen. Laat dan alle kinderen opstaan en de hele zin samen opzeggen.
Begrip bevorderen (naar een verhaal luisteren en een lied zingen): Vertel de kinderen een verhaal over vriendelijkheid, zoals ‘Opkomen voor Caleb’, (Liahona, maart 2009, pp. K8–K9). Laat ze hun beide duimen opsteken als ze een vriendelijk daad in het verhaal horen en beide duimen omlaag als ze iets onvriendelijks horen. Zing ‘Ik wil zo graag lief zijn’ (KL, p. 145). Laat de kinderen opstaan als ze zingen voor wie ze lief moeten zijn. Zing het lied opnieuw en laat ze met beide duimen naar zichzelf wijzen als ze zingen ‘lief zijn begint bij mij’.
Toepassing aanmoedigen (bespreken hoe we vriendelijk kunnen zijn): Identificeer verschillende mensen in het leven van de kinderen (zoals vader, moeder, zus, broer, opa, vriend(in) of leerkracht) met een woordstrook, een afbeelding of een voorwerp (zoals een stropdas voor vader of een wandelstok voor opa). Geef de voorwerpen aan enkele kinderen, en laat ze naar voren komen. Laat ieder kind vertellen hoe hij of zij aardig kan zijn voor de persoon die zijn of haar voorwerp voorstelt. Laat ze dan hun woordstroken, afbeeldingen of voorwerpen aan andere kinderen doorgeven. Herhaal dit als de tijd het toelaat.
Week 3: Eerbied is diep respect en liefde voor God.
Vaststellen wat de leer is (een lied zingen): Maak van touwtjes verschillende kettinkjes met een papieren hart eraan. Zet een woord uit het lied ‘Eerbied is liefde’ (KL, p. 12) op ieder hart (bijvoorbeeld: stil zijn, denken, voelen enzovoort). Laat enkele kinderen de kettinkjes dragen. Zing ‘Eerbied is liefde’, en laat de kinderen met een kettinkje om eerbiedig naar voren komen als het woord op hun hart wordt gezongen. Laat de kinderen met de kettinkjes in de juiste volgorde gaan staan, en zing het lied opnieuw.
Toepassing aanmoedigen (eerbied bespreken): Maak woordstroken of eenvoudige tekeningen van ogen, handen, voeten, oren, mond en verstand. Deel de kinderen op in groepjes. Laat iedere groep een of twee van de woordstroken of tekeningen kiezen. Laat ieder groepje vertellen (met woorden en gebaren) hoe ze met deze lichaamsdelen eerbied kunnen tonen en respect en liefde voor God kunnen uiten.
Week 4: Eerlijkheid is de waarheid vertellen, ongeacht de gevolgen.
Begrip bevorderen (gevolgen bespreken): Bereid enkele praktijkgevallen voor (zie OGGR, pp. 170–171) waarin kinderen moeten kiezen of ze eerlijk of oneerlijk zijn. Bijvoorbeeld: ‘Je slaat je broertje en je moeder vraagt waarom hij huilt.’ Vraag: ‘Wat zijn de gevolgen als je eerlijk bent?’ Vraag dan: ‘Wat zijn de gevolgen als je oneerlijk bent?’ Zorg ervoor dat de kinderen begrijpen dat de onmiddellijke gevolgen van eerlijkheid soms onduidelijk zijn, maar dat de gevolgen op de lange termijn tot gemoedsrust en geluk leiden.
Toepassing aanmoedigen (een rijmpje maken): Laat iedere klas (met de hulp van hun leerkracht) een rijmpje over eerlijkheid maken. Bijvoorbeeld: ‘Als ik waarheid spreek altijd, krijg ik nooit, nee nooit meer spijt!’ Laat iedere klas hun zin opzeggen. Moedig ze aan om het rijmpje te herhalen als ze in de verleiding komen om oneerlijk te zijn.