Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 17: De versterkende kracht van geloof


Hoofdstuk 17

De versterkende kracht van geloof

Geloof is een gave van de Heer die de rechtvaardigen de macht geeft om buitengewone dingen te doen.

Uit het leven van George Albert Smith

In 1919 werd George Albert Smith, toen lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, geroepen als president van de Europese Zending. President Smith ging kort na zijn aankomst in een boodschap aan de Europese heiligen in op de moeilijke situatie in Europa, dat langzaam opkrabbelde na de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog: ‘Ik besef dat we in een belangrijke periode van de wereldgeschiedenis leven. Nu de naties met nieuwe, moeilijke problemen te maken krijgen en er onder de mensenkinderen een wijdverspreid gevoel van onbehagen heerst, ben ik mij bewust van de grote verantwoordelijkheid die op mij rust om hen te bereiken, en ik verlang oprecht naar goddelijke leiding om mijn taken te vervullen.’ President Smith geloofde stellig dat de inspanningen van de leden en de zendelingen, ondanks de moeilijke tijden, tot succes zouden leiden: ‘Geassisteerd door goede, capabele medewerkers op het zendingskantoor en getrouwe mannen en vrouwen in het veld, kijk ik vol genoegen en verwachting uit naar de rijke oogst aan eerlijke mensen.’1

Een van de dringendste taken die president Smith als zendingspresident had, was meer zendelingen naar Europa te krijgen. De kerk had tijdens de oorlog heel weinig zendelingen naar Europa gestuurd, en daarna waren de Europese overheden, vanwege voedseltekorten en andere economische problemen, niet genegen om buitenlanders een visum te verstrekken. President Smith had de moeilijke taak om deze ambtenaren te overreden zendelingen in hun land toe te laten. In een brief aan zijn dochter Emily schreef president Smith over een reis naar Londen om deze reden.

‘Onze Amerikaanse ambassadeur was bijzonder vriendelijk en wist voor ons een gesprek te beleggen met Sir Robert Horne, de minister van Werkgelegenheid van Groot-Brittannië. Toen we bij zijn kantoor aankwamen, overhandigden we de brief van de ambassadeur aan de secretaris van Sir Robert, die ons vroeg of onze kwestie niet kon wachten, aangezien zijn chef over een paar minuten voor drie weken naar Schotland zou vertrekken. Ik verzekerde hem ervan dat we het bijzonder zouden waarderen als hij vijf minuten voor ons had, omdat we niet in Londen woonden en onze zaak urgent was. De secretaris ging de kamer van Sir Robert binnen en kwam terug met de mededeling dat de minister zijn reis zou uitstellen en ons die middag om vier uur kon ontvangen. Ik had die ochtend vurig gebeden dat er een weg zou worden gebaand en toen we ’s middags konden terugkomen, was ik mijn hemelse Vader zeer dankbaar.’

Op het afgesproken tijdstip werden president Smith en zijn metgezellen de kamer van Sir Robert Horne binnengeleid. ‘We probeerden hem uit te leggen wat we nodig hadden en verzekerden hem dat Groot-Brittannië nodig had wat wij te bieden hadden. Bijna anderhalf uur lang luisterde hij met zeer veel interesse naar wat wij vertelden over de geschiedenis van de kerk en wat wij geloven enzovoort.

‘Toen ik daarmee klaar was, vroeg hij nogmaals wat wij van hem verlangden en toen wij hem zeiden dat we heel graag het aantal zendelingen weer op tweehonderdvijftig wilden brengen, zoals vóór de oorlog het geval was geweest, zei hij dat het hem genoegen zou doen om zijn ministerie opdracht te geven dat aantal per direct toegang te verlenen. We waren uiteraard heel blij en verzekerden hem dat er een zware last van onze schouders was gevallen, waarna we vertrokken.

‘Ik ben er zeker van dat een van Engelands invloedrijkste mannen onze vriend is geworden en ik zal niet aarzelen om zo nodig weer bij hem aan te kloppen.’2

James Gunn McKay, een van de zendelingen die president Smith vergezelden en aanwezig waren bij het gesprek met Sir Robert Horne, zou later zeggen: ‘Kijk naar het geweldige werk dat hij tot stand bracht. Er waren slechts een handvol zendelingen [in het zendingsgebied]. De weg leek versperd te zijn, maar dat weerhield hem er niet van om, bezield met de inspiratie van de Heer, op de deuren van de ambtenaren te kloppen en hun vertrouwen te winnen; en uiteindelijk kregen we wat we verlangden, dat er zendelingen werden toegelaten om hun werk te doen en hun zending te vervullen, opdat het werk van God voortgang kon hebben; en op die manier versterkte hij ons getuigenis dat God leiding geeft aan zijn werk.’3 Ouderling McKay schreef het succes van president Smith toe aan zijn ‘geloof, toewijding en naastenliefde voor allen met wie hij in contact kwam.’ ‘Ik heb met hem gewerkt’, zei hij. ‘Ik heb met hem overlegd, met hem gebeden, en ik kan zeggen dat zijn geloof en trouw zo groot waren als het leven zelf.’4 [zie suggestie 1 op p. 188.]

Leringen van George Albert Smith

De kracht van geloof blijkt duidelijk uit de Schriften.

We lezen dat we God zonder geloof niet kunnen behagen [zie Hebreeën 11:6]. Het is de motiverende kracht achter alle handelingen, en de Schriften staan vol met bewijzen van de kracht van geloof. Door geloof was Noach in staat de ark te bouwen, en als gevolg van zijn gehoorzaamheid aan de geboden van God werden hij en zijn familie gered, terwijl de ongelovigen omkwamen in de grote zondvloed [zie Genesis 6:13–22; 7:1–24].

Het was door geloof dat Lot en de leden van zijn gezin werden behouden toen vuur uit de hemel de steden Sodom en Gomorra in de as legde en de ongelovige inwoners doodde [zie Genesis 19:12–25].5

Door geloof leidde Mozes de kinderen Israëls uit slavernij, en zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaren, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden. Het volk Israëls kreeg brood uit de hemel te eten. Toen Mozes tegen de rots in Horeb sloeg, gutste er water uit om hun dorst te lessen; en zij werden uit de woestijn naar het beloofde land geleid. [Zie Exodus 14:21–31; 16:14–15; 17:5–6.]6

Toen Daniël openlijk tot God bleef bidden, in strijd met het bevelschrift dat zijn vijanden hadden opgesteld om hem te vernietigen, werd hij in een leeuwenkuil gegooid, waar hij de nacht doorbracht. Hij wist dat zijn hemelse Vader hem kon beschermen en daar vertrouwde hij op. De volgende morgen zag de koning, die al vroeg naar de kuil was gegaan, dat Daniël nog leefde. Door zijn geloof brachten de roofdieren hem geen letsel toe en kreeg hij de koning aan zijn kant. [Zie Daniël 6:4–28.]

De drie Hebreeën, Sadrak, Mesak en Abednego, die weigerden een gouden beeld te aanbidden dat Nebudkadnessar had opgericht, werden in een brandende vuuroven gegooid, die zevenmaal heter was gestookt dan men gewoon was. Zij vertrouwden op de levende God, en hun geloof werd beloond want zij kwamen niet om. [Zie Daniël 3:8–28.]

Door geloof riep de profeet Elia vuur uit de hemel om zijn offer te verteren. Daarna waren de koning en het volk ervan overtuigd dat God, en niet Baäl, de God van Israël was [zie 1 Koningen 18:36–40].

Door geloof behielden de broeder van Jared en zijn volgelingen de taal van hun vaderen tijdens de spraakverwarring bij de toren van Babel, waarna zij naar het westelijk halfrond kwamen [zie Ether 1:33–43]. (…) Het was door soortgelijk geloof dat Lehi in staat was om met zijn gezin de zee over te steken en zich in dit land, dat verkieslijk is boven alle andere landen, te vestigen.

Het was door geloof dat de discipelen van Jezus de kracht kregen om vervolging te verduren en, ondanks de tegenwerking van de Joden, het evangelie te verspreiden dat de Heiland hun had verkondigd.7

Het was door geloof dat de Verlosser van de wereld, en zijn volgelingen, alle wonderen verrichtten. Vanaf het begin der tijden tot het heden zijn het de getrouwe mannen geweest die macht van God kregen.8 [Zie suggestie 2 op p. 188.]

De kracht van geloof blijkt duidelijk uit het leven van de rechtschapen heiligen in deze bedeling.

In deze laatste bedeling was het [Joseph Smiths] onvoorwaardelijke geloof in God dat hem ertoe bracht om het bos in te gaan en in gebed neer te knielen. Daar ontving hij zijn eerste grote hemelse manifestatie waarin het wezen van de Godheid weer aan de mens werd geopenbaard. Het was door geloof dat hij naar de heuvel Cumorah ging en uit handen van de engel de heilige kronieken kreeg die hij later door de gave en macht van God vertaalde. Het was door geloof dat hij zijn volgelingen uit Kirtland naar Missouri en van daar naar Illinois leidde. En hoewel ze herhaaldelijk werden beroofd en uit hun huizen verdreven, werden ze geschraagd door het geloof dat in hun hart was verankerd. Ze wisten dat God hen niet in de steek zou laten. Het was door geloof dat de grote stad Nauvoo onder leiding van de profeet Joseph Smith werd gesticht; en door geloof ontving hij de glorieuze waarheden die in de Leer en Verbonden staan.

Het was door geloof dat Brigham Young dit volk naar het westen [de Salt Lake Valley] leidde; en toen hij bovenop de berg stond en over de vallei uitkeek, openbaarde God aan hem dat dit de plek was waar Israël zich moest vestigen. (…) Het was door geloof dat dit volk, ondanks zijn gebrek en armoede, de hoeksteen van deze grote tempel [de Salt Laketempel] legde, in het geloof dat God de weg zou bereiden en middelen zou verschaffen om het gebouw te voltooien. Het was door geloof dat onze hemelse Vader zijn volk barmhartig was toen de kolonisten tot hun grote ontzetting zagen dat sprinkhanen hun gewassen opvraten, zonder dat ze dat konden verhinderen. Maar God verhoorde hun gebeden en stuurde meeuwen om hun oogst te redden en ze voor verhongering te behoeden. (…)

Het was door geloof dat de mannen die leiding aan dit werk gaven van tijd tot tijd inspiratie kregen om ons de instructies te geven die we nodig hadden. Het is door geloof dat we worden opgebouwd (…) door hen die in de naam des Heren in de bediening werkzaam zijn; en de Trooster verlicht hun begrip, brengt dingen die zijn geweest in hun herinnering en toont hun dingen die gaan komen, als bewijs van de geest van openbaring.9

Het was door geloof dat de ouderlingen van Israël uitgingen, huis en haard achterlatend en de afkeuring van de wereld verdurend, om te getuigen dat God leeft en dat Jezus de Christus is, en dat Joseph Smith een profeet van de Heer was. Door geloof zijn uw zieken genezen, uw doden tot leven gewekt. Indien de wonderen die onder dit volk zijn verricht op schrift waren gesteld (…), zouden die een getuigenis zijn van de macht Gods, door geloof, onovertroffen in enig ander tijdperk.

Het is dit beginsel, broeders en zusters, dat ons hemelwaarts wijst, dat ons hoop schenkt in de levensstrijd. Als we in verwarring raken door problemen waarvoor we ogenschijnlijk geen oplossing hebben, kunnen we met geloof in de Verlosser van de wereld tot Hem gaan en weten dat onze gebeden tot ons welzijn worden beantwoord.10 [Zie suggestie 3 op. p. 189.]

Vaak wordt de vraag gesteld of de jongens en meisjes, de jongemannen en jongevrouwen in de kerk die tot deze generatie behoren, bereid zouden zijn om ter wille van het evangelie dezelfde moeilijkheden, ontberingen en ellende te ondergaan als hun voorouders. Zouden zij hun gerieflijke huizen verlaten om in het belang van hun geloof naar een nieuw land te gaan?

Ik zal u dit zeggen, als de kennis van dit goddelijke werk, zoals wij dat kennen, in hun hart is doorgedrongen; als zij geloof hebben ontvangen door onze naleving van Gods geboden; als hun geleerd is dat Jezus de Christus is en Joseph Smith een profeet Gods was, dan zeg ik u: ja!, zij zouden doen wat hun voorouders hebben gedaan en zich aansluiten bij de gelederen van het hedendaagse Israël.

Ook als het ontbering inhield, als het ziekte en ellende inhield, of zelfs verbanning uit hun land, zouden honderdduizenden zoons en dochters, in het besef dat dit het evangelie van Christus is, zo nodig, hun getuigenis met hun leven bezegelen.11 [Zie suggestie 2 op p. 188.]

Als we geloof oefenen, zal de Heer voor ons de weg banen om te kunnen doen wat Hij van ons vraagt.

Ik herinner mij dat ik mij op zekere dag gedrongen voelde om tegen een zendeling te zeggen die naar een bepaalde stad ging waar ze ons niet toestonden om op straat te prediken:

‘Nou, denk eraan, geef de Heer een kans. Je vraagt Hem om een gunst. Geef de Heer een kans. Vraag Hem de weg te banen.’

De jonge man ging naar de stad toe, wandelde het stadhuis binnen en vroeg of hij de burgemeester kon spreken. Hij wilde hem vragen of ze misschien de regel konden veranderen.

Maar toen kreeg hij te horen dat de burgemeester de stad uit was. De jonge man wilde het stadhuis verlaten toen hij op de deur aan het eind van de gang ‘hoofdagent van politie’ zag staan. Hij twijfelde even, maar iets in hem zei: ‘Geef de Heer een kans.’ Hij liep het kantoor van de hoofdagent binnen en legde uit waarvoor hij gekomen was. Toen hij klaar was met zijn verhaal zei de man:

‘Goed, op welke straathoek zou je willen staan?’

Hij zei: ‘Ik ken deze stad niet zo goed als u. Ik wil niet op een hoek in een slechte buurt staan of waar we het verkeer zouden stremmen. Zou u met mij mee willen gaan om een hoek uit te kiezen?’

Denk u eens in, een zendeling die aan een hoofdagent vraagt om een hoek uit te kiezen om het evangelie te prediken!

De agent zei:

‘Zeker, ik ga met je mee.’

Na een kwartier hadden ze een van de beste hoeken in de stad tot hun beschikking en toestemming om het evangelie van Jezus Christus te prediken in een stad waar het sinds de oorlog [de Eerste Wereldoorlog] niet meer gepredikt was. (…)

De Heer heeft zo zijn manieren om dingen te bewerkstelligen die wij niet kunnen, en Hij vraagt ons nooit iets te doen zonder dat voor ons mogelijk te maken. Dat is wat Hij ons bij monde van Nephi heeft gezegd. Hij zal niets van ons eisen zonder de weg te banen.

‘En het geschiedde dat ik, Nephi, tot mijn vader zeide: Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden, want ik weet dat de Heer geen geboden aan de mensenkinderen geeft zonder een weg voor hen te bereiden, zodat zij kunnen volbrengen wat Hij hun gebiedt.’ [1 Nephi 3:7.]

Als de Heer u iets vraagt of iets van u verwacht, en u weet niet goed hoe u dat voor elkaar moet krijgen, doe dan uw best. Begeef u in de richting die u dient te gaan; vertrouw op de Heer, geef Hem een kans, dan zal Hij u nooit in de steek laten.12

Wat is het goed om te weten dat wij, als we dat willen, de hand van onze hemelse Vader kunnen vastpakken en ons door Hem kunnen laten leiden. Er is op de hele wereld geen ander volk te vinden dat deze verzekering heeft.13 [Zie suggestie 4 op. p. 189.]

Geloof is een gave die God aan de rechtschapenen schenkt.

Ons geloof is afhankelijk van een rechtschapen levenswijze. We kunnen niet onfatsoenlijk leven en groot geloof hebben, maar als we de geboden Gods onderhouden, zal ons geloof toenemen evenredig aan de groei van onze rechtschapenheid.14

Als er mensen onder ons zijn die niet voluit in dit werk geloven, komt dat omdat ze de geboden Gods niet hebben onderhouden. Als er mensen onder ons zijn die niet weten dat dit het werk van de Vader is, dan komt dat omdat ze hun plicht niet doen. Ik weet zo zeker als ik leef dat dit Gods werk is, en die kennis heb ik ontvangen omdat ik zijn geboden onderhoud.15

We weten dat geloof een gave van God is; het is de vrucht van een rechtschapen leven. We kunnen het niet afdwingen, maar het volgt wanneer we de wil van de Vader doen. Als het ons aan geloof ontbreekt, laten we onszelf dan onder de loep nemen en kijken of we zijn geboden naleven, en ons onverwijld bekeren als dat niet het geval is. (…) Moge de Heer ons geloof vermeerderen, en mogen wij het waardig zijn.16

Ik hoop dat zij die deze wonderbaarlijke gave hebben ontvangen zo zullen leven dat ze die behouden.17 [Zie suggestie 5 op p. 189.]

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over de onderstaande ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u voorbereidt op uw les. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Zoek in het verhaal op pp. 179–181 naar bewijzen dat George Albert Smith geloof had. Een van president Smiths zendelingen zei dat zijn resultaten ‘ons getuigenis [versterkte] dat God leiding geeft aan zijn werk’ (p. 182). Bent u beïnvloed door het geloof van anderen, zoals een familielid of een goede vriend?

  2. Neem de voorbeelden van geloof op pp. 182–186 door. Welke andere voorbeelden van geloof zijn in het bijzonder van betekenis voor u? Hoe kunt u die voorbeelden gebruiken om iemand te helpen die geloof oefent maar nog niet de zegeningen heeft gekregen die hij of zij verlangt?

  3. Hoe heeft uw geloof u hoop geschonken ‘in de levensstrijd’? Hoe kunnen we met ons geloof angst of andere ‘problemen waarvoor we, zo lijkt het, geen oplossing hebben’ overwinnen? (p. 186).

  4. Lees het verhaal dat begint op p. 186, en vergelijk het met het verhaal in ‘Uit het leven van George Albert Smith’. Wat voor soortgelijke ervaringen hebt u gehad? Wat betekent het volgens u om God een kans te geven?

  5. President Smith verklaarde dat ‘geloof een gave van God is’ die we niet kunnen afdwingen (p. 188). Hoe is dit beginsel van invloed op de manier waarop u uw geloof probeert te vergroten en anderen tot geloof probeert te inspireren? Wat kunnen we specifiek doen om de gave van geloof te behouden? (Zie Alma 32:35–43).

Relevante teksten: Hebreeën 11:1–11, 17–34; Jakobus 2:17–24; Alma 32:26–43; Ether 12:6–22; Moroni 7:27–39; Leer en Verbonden 136:42

Onderwijstip: ‘Om de leerlingen op het beantwoorden van vragen voor te bereiden, kunt u hun, voordat u iets leest of presenteert, vertellen dat u om hun mening zal vragen. (…) U kunt bijvoorbeeld zeggen: “Luister goed naar wat ik nu ga voorlezen, zodat u kunt vertellen wat u het meeste aanspreekt”’ (Onderwijzen — geen grotere roeping p. 69).

Noten

  1. ‘Greeting’, Millennial Star, 10 juli 1919, pp. 440–441.

  2. Glenn R. Stubbs, ‘A Biography of George Albert Smith, 1870 to 1951’ (proefschrift, Brigham Young University, 1974), pp. 142–143.

  3. James Gunn McKay, Conference Report, oktober 1921, p. 156.

  4. James Gunn McKay, ‘A Biography of George Albert Smith’, p. 160.

  5. Conference Report, april 1923, pp. 75–76.

  6. Conference Report, oktober 1913, p. 102.

  7. Conference Report, april 1923, pp. 75–76.

  8. Conference Report, oktober 1913, p. 102.

  9. Conference Report, oktober 1913, pp. 102–103.

  10. Conference Report, oktober 1913, pp. 102–103.

  11. ‘As to This Generation’, Improvement Era, februari 1949, p. 73.

  12. ‘Give the Lord a Chance’, Improvement Era, juli 1946, p. 427.

  13. Conference Report, april 1947, p. 164.

  14. Conference Report, oktober 1950, p. 6.

  15. Conference Report, oktober 1915, pp. 27–28.

  16. Conference Report, oktober 1913, p. 103.

  17. Conference Report, april 1923, p. 77.

‘De Schriften staan vol met bewijzen van de kracht van geloof. (…) Door geloof riep de profeet Elia vuur uit de hemel om zijn offer te verteren.’

‘Door het geloof leidde Mozes de kinderen Israëls uit slavernij, en zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land.’

‘Het was door geloof dat Brigham Young dit volk naar het westen [de Salt Lake Valley] leidde.’