Hoofdstuk 4
God heeft de waarheid hersteld door middel van de profeet Joseph Smith
God heeft door middel van de profeet Joseph Smith het zuivere evangelie van Jezus Christus hersteld.
Uit het leven van George Albert Smith
Vlak voor de honderdste geboortedag van de profeet Joseph Smith reisde ouderling George Albert Smith met president Joseph F. Smith en anderen naar plaatsen die een belangrijke rol hadden gespeeld in het leven van de profeet. In de morgen van 23 december 1905 werd er een monument ter ere van Joseph Smith in zijn geboorteplaats in Vermont (VS) ingewijd. Het was een ontroerend moment voor George Albert Smith en anderen in het gezelschap om in een plaats te zijn die van groot belang was voor de herstelling van het evangelie. ‘Onze tranen vloeiden rijkelijk’, herinnerde hij zich. ‘Onder invloed van de Geest verootmoedigde iedere ziel zich, smolt ieders hart, en we verheugden ons in de zegeningen van onze hemelse Vader.’1 George Albert Smith werd gevraagd of hij het slotgebed wilde uitspreken in de inwijdingsdienst. Na de dag in zijn dagboek te hebben samengevat, schreef hij: ‘Aldus eindigde een van de gedenkwaardigste dagen van mijn leven. Ik ben dankbaar dat het mij als een van de weinigen was vergund om bij deze taak betrokken te zijn.’2
Daarna gingen ze naar de plek van het eerste visioen in Palmyra (New York, VS). Ouderling Smith herinnerde zich: ‘We gingen het bos in waar Joseph was neergeknield om de Heer te vragen bij welke kerk hij zich moest aansluiten. We kregen het gevoel dat we op die gewijde plek de prachtige (…) lofzang, “Joseph Smiths eerste gebed” moesten zingen.’3
Na een bezoek aan de heuvel Cumorah, de Kirtlandtempel en andere locaties die verband houden met de zending van de profeet, werd het gezelschap op de laatste avond van de reis bijeengeroepen door president Joseph F. Smith. ‘Na verschillende gezangen van Zion te hebben gezongen, kreeg ieder in het gezelschap de gelegenheid om te getuigen van de goedheid en barmhartigheid van onze Vader jegens ons. De Geest van de Heer rustte op ons en we waren van vreugde en geluk tot tranen toe geroerd.’4 [Zie suggestie 1 op pp. 42–43.]
Jaren later, terwijl George Albert Smith president van de kerk was, kwamen er enkele boeken in omloop waarin de goede naam van Joseph Smith in een kwaad daglicht werd gesteld. In een algemene conferentie van de kerk verdedigde president Smith de profeet onverschrokken en getuigde hij van diens zending met deze woorden:
‘Veel van al het goede en alle zegeningen die mij ten deel zijn gevallen, heb ik te danken aan de man die zijn leven heeft neergelegd voor het evangelie van Jezus Christus. Sommigen hebben hem gekleineerd, maar ik zou willen zeggen dat wie dat gedaan hebben, vergeten zullen worden en hun stoffelijk overschot zal tot moeder aarde terugkeren, zo dat al niet gebeurd is, en de stank van hun schanddaad zal nooit vervliegen, terwijl de glorie, de eer en de majesteit, de moed en de trouw die Joseph Smith aan de dag heeft gelegd voor altijd aan zijn naam verbonden zullen zijn.’5
Ouderling Harold B. Lee, toen nog lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, was zo onder de indruk van die uitspraak dat hij hem uitknipte, in zijn portefeuille bewaarde en hem vaak citeerde, waarbij hij opmerkte dat hij zou willen dat de woorden van president Smith ‘tot aan de einden van de aarde konden worden gehoord.’6
Leringen van George Albert Smith
Joseph Smiths eerste visioen toont aan dat de hemelen niet gesloten zijn.
Wij geloven dat onze hemelse Vader in onze tijd heeft gesproken (…) , dat Hij het nederige gebed van een jongen in Palmyra heeft gehoord en verhoord, en hem gezegend heeft met kennis over zijn goddelijke aard, opdat alle mensen die dat willen de Heer kunnen leren kennen.
Het was heel natuurlijk dat Joseph Smith de Heer ging zoeken. Hij kwam voort uit een (…) volk dat in onze hemelse Vader, in de goddelijke zending van de Heiland, en in de kracht van het gebed geloofde, en dat God zijn volk zou horen en verhoren als zij Hem in de juiste geest aanriepen. Omdat hij was geboren en opgegroeid in een gelovig gezin was het voor deze jongeman vanzelfsprekend om te geloven; en toen hij het bos inging na het advies in Jakobus (Jakobus 1:5) te hebben gelezen: ‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden’, geloofde hij dat zijn gebed verhoord zou worden, omdat onze hemelse Vader zijn kinderen vanaf het begin heeft beloofd dat ‘gij door geloof alles te weten kunt komen.’7
Zijn geloof in God leidde hem weg van het dogma, gemeengoed in zijn tijd, dat de Bijbel alle openbaring bevatte die de mens kon ontvangen en dat de hemelen gesloten waren. Hij bad tot de Heer en die verhoorde zijn gebed. Hij zag de Vader en de Zoon in glorieus licht op aarde neerdalen. Hij ontving een onbetwistbare kennis dat Ze net zoals de mens een tastbaar lichaam hebben; Zij spraken met hem en hij hoorde hun stemmen.8
Het resultaat [van Josephs gebed] was die wonderbaarlijke manifestatie, anders dan enige andere waarover we in de geschiedenis van de wereld hebben gehoord. We hebben gehoord over verschijningen van onze hemelse Vader; we hebben gevallen gelezen waarin de Verlosser van het mensdom is verschenen; maar we hebben nooit gelezen dat de Vader en de Zoon samen aan een mens zijn verschenen en met die persoon hebben gesproken.
De mensen geloven het niet. De mens heeft geleerd dat de hemelen gesloten zijn (…) , en toen deze jongen verklaarde dat de Heer in onze tijd was verschenen, een tijd waarin het hemels licht het hardst nodig was, en men op zoek was naar het woord Gods zonder het te vinden, zoals door de profeten vanouds was voorspeld [zie Amos 8:11–12], werd hij [Joseph] bespot. (…) Zijn verklaring werd verworpen, en wie zijn vrienden hadden moeten zijn, keerden zich van hem af en zeiden zelfs dat het van de vijand kwam. En wat was het getuigenis van de jongen?
‘(…) Ik had werkelijk een licht gezien, en te midden van dat licht had ik twee Personen gezien, en Zij hadden werkelijk tot mij gesproken; en al werd ik gehaat en vervolgd omdat ik zei dat ik een visioen had gezien, het was toch waar; en terwijl zij mij vervolgden, smaadden en liegende allerlei kwaad van mij spraken omdat ik dat zei, werd ik ertoe gebracht mijzelf af te vragen: Waarom mij vervolgen voor het spreken van de waarheid? Ik heb echt een visioen gezien, en wie ben ik, dat ik God kan weerstaan, of waarom denkt de wereld mij te kunnen doen loochenen wat ik werkelijk heb gezien? Want ik had een visioen gezien; ik wist het, en ik wist dat God het wist, en ik kon het niet loochenen, noch durfde ik dat; in ieder geval wist ik dat ik God daarmee aanstoot zou geven en onder veroordeling zou komen.’ [Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:25.]9
Toen deze kerk in het jaar 1830 werd opgericht, was er op aarde geen kerkelijke organisatie die verkondigde dat zij geloofde dat God Zich aan de mensenkinderen zou openbaren. Alle kerken predikten juist het tegenovergestelde. En onze Vader zag in dat het pas zin had om te proberen zijn zoons en dochters te redden als ze ertoe konden worden geïnspireerd om tot Hem te komen in het geloof dat Hij hun gebeden zou horen en verhoren. Toen de jonge profeet in de bossen van Palmyra de Vader en de Zoon zag en besefte dat Zij daadwerkelijk personen waren, dat Zij hem konden horen en antwoord geven op zijn vragen, luidde dat een nieuw tijdperk in en legde dat een fundament voor het geloof van de mensenkinderen. Die konden nu tot onze Vader in de hemel bidden in het besef dat Hij hun gebeden kan horen en verhoren, dat er een verbinding is tussen hemel en aarde.10 [zie suggestie 2 op p. 43.]
Hoewel jong en onervaren, werd Joseph Smith geroepen om de ware Kerk van Jezus Christus te herstellen.
Geloof bracht Joseph ertoe God in gebed te benaderen en Hem te vragen bij welke kerk hij zich moest aansluiten. Wat was het antwoord? Zei de Heer: ‘Luister jongen, ze zijn allemaal goed, ze proberen allemaal mijn geboden te onderhouden, de leiders van al die kerken hebben mijn goedkeuring. Het maakt niet uit welke kerk je kiest, ze zullen je allemaal in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader terugbrengen’? Joseph verwachtte wellicht zo’n antwoord, gezien de bestaande situatie. Maar hij wilde weten wat hij moest doen en hij had het volste vertrouwen dat de Heer hem dat zou vertellen. Toen hij dus bad, vroeg hij bij welke kerk hij zich moest aansluiten, en ik neem aan dat hij stomverbaasd was toen [hem werd verteld]: ‘Bij geen daarvan […]; zij verkondigen als leerstellingen geboden van mensen; zij naderen Mij met hun lippen, maar hun hart is verre van Mij; zij hebben een schijn van godsvrucht, maar verloochenen de kracht daarvan.’ [Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:19.] Denk u dat eens in: een jongen van veertien die in het bos bij zijn huis uit gebed opstaat en de wereld een dergelijke boodschap te verkondigen heeft! Kunt u zich voorstellen dat een jongen de moed heeft om zoiets te doen? Maar zou hij, met het getuigenis dat hem door zijn hemelse Vader was gegeven en met het gebod dat van de Heer zelf afkomstig was, iets anders durven doen dan bekend te maken dat de Heer tot hem gesproken had?11
Joseph Smith was slechts een jongen toen Petrus, Jakobus en Johannes hun handen op zijn hoofd legden en hem ordenden tot het Melchizedeks priesterschap — op hem en Oliver Cowdery. Niet lang daarna kreeg Joseph Smith de opdracht om een kerk te stichten. Hij was slechts een jongeman, maar hij stichtte haar onder leiding van de Verlosser van het mensdom. En zij is gevormd naar de kerk die de Heiland heeft gesticht toen Hij op aarde was. Ik twijfel er niet aan dat veel mensen deze jongeman zagen als een omhooggevallen nieuwkomer en het belachelijk vonden dat iemand die niet als geestelijk leider was opgeleid, dat wel wilde worden. Maar hij was als de andere dienstknechten van onze hemelse Vader die vóór hem hadden geleefd, die door de Heer waren geroepen om een bijzonder werk te verrichten, en zijn gebrek aan wereldlijke kennis sloot niet uit dat de Heer hem de kennis kon geven die hem in veel opzichten gelijkwaardig, zo niet superieur, maakte aan hen die zoveel meer kansen op onderwijs hadden gehad.12
Hoewel hij werd beschimpt en in een verkeerd daglicht gesteld, geminacht door mensen die zijn vrienden hadden moeten zijn, en bestreden door de geestelijke stand van zijn tijd, slaagde hij erin om het evangelie tot leven en heil te herstellen en De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen te stichten.
Hoewel de kwade machten voortdurend in de weer waren om hem te vernietigen, werd hij door de Heer beschermd totdat zijn werk voltooid was en alle sleutels en verordeningen die noodzakelijk zijn voor het heil van het mensdom weer op aarde waren.13 [Zie suggestie 3 op p. 43.]
De waarheden die middels Joseph Smith zijn hersteld, brengen vrede en vreugde aan wie ze aanvaarden.
Van die jongen die op veertienjarige leeftijd de Vader en de Zoon zag, kwam de geweldige boodschap dat onze Vader in de hemel en zijn Zoon Jezus Christus verheerlijkte Personen zijn; dat de Heiland van de wereld uit de dood is opgestaan. Die jongen zag wat de wereld had geweten, maar om de een of andere reden was vergeten. En hij begon daarvan getuigenis af te leggen aan de mensenkinderen.14
[Vroeg in de 19de eeuw] geloofden maar weinig mensen in een persoonlijke God met een lichaam. Maar in die tijd kreeg de profeet Joseph Smith, toen nog geen vijftien jaar, een visioen waarin hij de Vader en de Zoon zag, en daarvan getuigde hij. Ook kreeg hij bezoek van andere hemelse wezens, die hem in naam van de Heer aanvullende kennis voor de mensenkinderen brachten. En hij heeft ons, of wie ons in de kerk zijn voorgegaan, op zijn eigen wijze, begrip gegeven van het doel van het leven. (…) De omschrijving die hij van de hemel gaf, wekt in ons het verlangen op om daar, als ons leven op aarde voorbij is, een thuis waardig te zijn. De opstanding, de hemel en de hel zijn zo duidelijk uiteengezet dat, om een schrifttekst te gebruiken, ‘zelfs dwazen niet zullen dolen.’ [Zie Jesaja 35:8.]15
Bij monde van hem werden de bouw van tempels, de oneindigheid van het huwelijksverbond, en de verlossing van de doden geopenbaard, zaken die onuitsprekelijke vreugde brengen aan duizenden van de kinderen van onze Vader.
De eeuwige waarheden die door hem zijn verkondigd, vinden hun weg onder de volken en brengen vrede en voldoening aan wie ze aanvaarden.16
Onze hemelse Vader wist wat er stond te gebeuren toen Hij in deze laatste dagen het zuivere evangelie herstelde. Het was Hem bekend dat er afvalligheid onder zijn kinderen heerste en dat zij van de waarheid waren afgedwaald; en in zijn grote barmhartigheid openbaarde Hij in deze laatste dagen zijn werk. Hij koos een jongen van het platteland en inspireerde hem om met het werk te beginnen dat voorbestemd was de religieuze wereld ingrijpend te veranderen. Hij wist dat de wereld in het duister rondtastte en herstelde het licht genadevol. Er is geen andere manier waarop de mensenkinderen geluk kunnen genieten dan door een rechtschapen levenswijze; en mensen kunnen geen rechtschapen leven leiden en tegelijkertijd de waarheid geweld aan doen. Er was veel waarheid in de wereld, maar die was dusdanig met dwaling vermengd dat de Heer de profeet Joseph Smith vertelde dat de predikanten en leraren in de kerken als leerstellingen geboden van mensen verkondigden, en hem waarschuwde dat hij zich niet met hen moest inlaten. Hij herstelde daarna het evangelie, de kracht Gods tot behoud van allen die het geloven en gehoorzamen.17
Ik zeg tot alle mensen: onderzoek de leringen van Jezus’ evangelie zoals Hij die aan de profeet Joseph Smith heeft geopenbaard, bestudeer ze gebedsvol, en u zult het geneesmiddel voor de kwalen van deze wereld vinden. Het kan op geen enkele andere manier worden ontdekt.18 [Zie suggestie 4 op p. 43.]
Joseph Smith was bereid zijn leven te geven voor zijn getuigenis.
Zoals het profeten van de Heer in vroeger tijden vergaan was, leek het ook in dit geval noodzakelijk dat deze dienstknecht zijn getuigenis met zijn levensbloed moest bezegelen. Men zal geen [aangrijpender] bladzijde in de wereldgeschiedenis vinden dan die waarop de laatste uitspraken van onze geliefde profeet Joseph Smith staan. Hij wist dat zijn einde naderde; hij besefte dat hij zijn levenstaak had voltooid. (…) En toen de tijd aanbrak dat hij oog in oog met de dood stond, zei hij: ‘Ik ga als een lam ter slachting; maar ik ben zo kalm als een zomermorgen; ik heb een geweten dat vrij is van overtreding jegens God en jegens alle mensen. Ik zal onschuldig sterven, en mijn bloed zal uit de grond om wraak roepen, en er zal nog van mij worden gezegd: hij werd in koelen bloede vermoord.’ (Zie LV 135:4.)
Hij was niet bang om voor het aangename gerecht (…) te staan en verantwoording af te leggen voor de daden die hij in het lichaam had gedaan. Hij schrok er niet voor terug om de aanklacht te weerleggen die tegen hem was geuit, dat hij de mensen misleidde en hen onrechtvaardig bejegende. Hij was er zeker van dat hij zijn levenstaak naar behoren had volbracht, en hij was zeker van de uiteindelijke triomf van het werk dat van goddelijke oorsprong was, waarvoor hij zijn leven had gegeven. Nochtans beoordeelden de mensen in de wereld dit werk, zoals eerder was gedaan, naar eigen inzicht. Zij hebben de Geest Gods niet, die hen zou laten begrijpen dat het afkomstig was van onze Vader in de hemel.19
Deze jongen was zo zeker van de openbaring die hij had ontvangen en wilde zo graag dat alle kinderen van zijn Vader, niet een uitgezonderd, de waarheid zouden weten, dat hij vanaf de tijd dat hij de platen van de engel Moroni ontving zijn hele leven toewijdde aan de vestiging van de kerk en de verkondiging van de waarheid. (…) In zijn ziel brandde dezelfde kennis die Stefanus bezat [zie Handelingen 7:54–60], en die de Verlosser bezat, dat onze hemelse Vader aan het roer staat, dat het zijn werk is dat nu op aarde is, dat het zijn macht is die uiteindelijk zegeviert, dat dit leven slechts een deel is van de eeuwigheid. Hij was bereid om, zo nodig, een deel van zijn aardse leven op te geven, om voor eeuwig het gezelschap te genieten dat hij zo oprecht liefhad, en de omgang met goede mannen en vrouwen die op aarde hebben geleefd en nu leven, en die weer op aarde zullen wonen als zij het celestiale koninkrijk wordt.20
Joseph Smith verkondigde dat hij wist dat er een hiernamaals is, en dat hij wist dat God leeft, en dat het God bekend was dat hij wist dat God leeft. Hij was bereid zijn leven te geven, opdat uw geloof, broeders en zusters, gesterkt wordt en dat uw vertrouwen in hem niet aan het wankelen wordt gebracht. Hij kende het doel van dit leven. Hij wist dat we hier zijn om ons voor te bereiden op een toekomstig en glorierijker bestaan. En hij was, zo nodig, bereid zijn leven ten gunste van ons te geven, zonder het te verliezen, want hij wist dat de Vader had gezegd dat hij die zijn leven wil behouden het zal verliezen, maar hij die zijn leven verliest om zijnentwil het zal vinden, zelfs eeuwig leven [zie Matteüs 16:25]. Het was deze kennis die het voor de profeet en [de] patriarch van de kerk [Hyrum Smith] in die beginperiode mogelijk maakte om dierbaren [achter te laten], in de gevangenis te worden opgesloten, en alles te geven wat ze in deze wereld bezaten, en wat ze konden geven voor hun broeders — hun sterfelijke leven.21
In het jaar 1830 is de kerk met zes leden gesticht. De vijand van alle gerechtigheid heeft vanaf die dag tot op heden geprobeerd haar vooruitgang tegen te houden en haar te vernietigen. Ik vraag mij af of die geweldige man, Joseph Smith, die zijn leven heeft gegeven om de kerk te stichten en voort te laten gaan zoals de Heer dat voor ogen had, de kerk kan zien zoals zij er nu voorstaat, met haar gemeenten in alle delen van de wereld, en zal beseffen dat de kerk vanaf zijn martelaarsdood, vanaf de dag dat hij zijn leven heeft neergelegd en zijn getuigenis met zijn bloed heeft bezegeld, met de dag sterker is geworden.22 [Zie suggestie 5 op p. 43.]
Ideeën voor studie en onderwijs
Denk na over de onderstaande ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u voorbereidt op uw les. Zie pp. V–VII voor meer informatie.
-
Denk na over de ervaringen die president Smith beschrijft in de eerste drie alinea’s van ‘Uit het leven van George Albert Smith’ (pp. 33–34). Door wat voor ervaringen is uw getuigenis van de profeet Joseph Smith versterkt? Stel terwijl u dit hoofdstuk leest vast welke passages uit president Smiths leringen uw getuigenis versterken en overweeg ze te bespreken met uw gezin, priesterschapsquorum of ZHV.
-
Neem de eerste paragraaf van de leringen door (pp. 34–36), alsmede Joseph Smiths eigen relaas van het eerste visioen (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:10–19). Hoe heeft het eerste visioen uw geloof in God beïnvloed? Heeft u gezien hoe het geloof van anderen erdoor is beïnvloed?
-
Bestudeer de paragraaf die op p. 36 onderaan begint en lees Leer en Verbonden 1:17–19. Wat komen we uit Josephs voorbeeld te weten over dienen in de kerk? Denk aan een tijd dat u een taak van de Heer kreeg en u er niet tegen opgewassen voelde. Hoe heeft de Heer u toen geholpen?
-
Welke waarheden heeft de Heer zoal aan Joseph Smith geopenbaard? (Zie de paragraaf die op p. 38 onderaan begint voor voorbeelden van die waarheden.) Hoe bent u gezegend doordat u deze waarheden kent?
-
Overdenk de laatste alinea van de leringen (p. 42), en overweeg wat u kunt doen om de kerk sterker te maken.
Relevante teksten: Jesaja 29:13–14; 1 Korintiërs 1:26–27; 2 Nephi 3:5–9, 11–15; Leer en Verbonden 135
Onderwijstip: ‘Ter bevordering van de discussie kunt u de vragen aan het eind van het hoofdstuk gebruiken. (…) U kunt uw eigen vragen bedenken, in het bijzonder als u zelf de les geeft. U kunt bijvoorbeeld de deelnemers aan de les vragen hoe zij de leringen van president Smith op hun taak van ouder of van huisonderwijzer of huisbezoekster kunnen toepassen’ (zie p. VI van dit boek).