Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 3: Ons getuigenis van Jezus Christus


Hoofdstuk 3

Ons getuigenis van Jezus Christus

Het herstelde evangelie verschaft de heiligen der laatste dagen aanvullende bewijzen dat Jezus Christus de Zoon van God is.

Uit het leven van George Albert Smith

Op reis als algemeen autoriteit kwam George Albert Smith af en toe in contact met mensen die dachten dat heiligen der laatste dagen niet in Jezus Christus geloven. Deze misvatting verbaasde en verontrustte president Smith, en hij probeerde die te corrigeren door zijn getuigenis van de Heiland te geven.

Op een keer sprak hij in een kerkdienst in Cardston (Canada) over het leven en de zending van Christus. De volgende morgen ging hij naar het treinstation om een kaartje te kopen. Terwijl hij in de rij stond, ving hij een gesprek op tussen een vrouw en de lokettiste. De vrouw merkte op dat ze de avond daarvoor een eredienst van de heiligen der laatste dagen had bijgewoond.

De lokettiste keek verbaasd. ‘Lieve hemel’, zei ze. ‘U bedoelt toch niet dat u daar een kerkdienst hebt bijgewoond.’

‘Jawel’, antwoordde de vrouw. ‘Waarom niet?’

De lokettiste zei: ‘Ze geloven niet eens in Jezus Christus.’

Toen antwoordde de vrouw: ‘Maar gisteravond heb ik naar een van hun ouderlingen geluisterd. Hij sprak over het leven van Jezus van Nazaret. En ik heb nog nooit iemand gehoord die er meer van overtuigd was dat Jezus de Christus is dan die spreker.’ 1 [Zie suggestie 1 op p. 30.]

George Albert Smith putte kracht uit zijn getuigenis van Jezus Christus en hij genoot ervan om het aan anderen te geven. Toen hij 44 was en al elf jaar apostel was, zei hij:

‘Ik ben geschraagd en ben, als het ware, boven mijzelf uitgestegen, zodat ik de macht kreeg, die niet uit mijzelf kwam, om te onderwijzen in de glorieuze waarheden die de Verlosser van de wereld heeft verkondigd. Ik heb Hem niet van aangezicht tot aangezicht gezien, maar ik heb omgang met zijn Geest gehad en zijn aanwezigheid op een niet mis te verstane wijze gevoeld. Ik weet dat mijn Verlosser leeft en doe graag mijn bescheiden deel om zijn leringen te vestigen. (…) Elke vezel van mijn wezen is doordrongen van de kennis dat Hij leeft. En op zekere dag zullen alle mensen het weten.

‘De Redder is gestorven opdat wij konden leven. Hij heeft de dood en het graf overwonnen en biedt allen die zijn leringen gehoorzamen de hoop op een glorierijke opstanding. (…) Ik weet dat dit het werk van God is en dat Jezus daadwerkelijk onze Heiland is.’2

President Smith overleed op zijn 81ste verjaardag, op 4 april 1951. In zijn laatste levensmomenten, met zijn familie aan zijn zijde, vroeg zijn zoon: ‘Vader, is er iets dat u tegen de familie wilt zeggen — iets bijzonders?’

Met een glimlach bevestigde hij het getuigenis dat hij zijn hele leven zo vaak had gegeven: ‘Ja, slechts dit: Ik weet dat mijn Verlosser leeft; ik weet dat mijn Verlosser leeft.’3

Leringen van George Albert Smith

Jezus Christus is de Zoon van God, onze herrezen Heiland en Hij leeft heden ten dage.

Ik ben veel mensen tegengekomen die niet weten dat we in de goddelijke zending van onze Heiland geloven. Meer dan eens heb ik gezegd dat er geen volk op aarde is dat de goddelijke zending van Jezus Christus zo goed begrijpt, dat zozeer gelooft dat Hij de Zoon van God is, dat zo vol vertrouwen is dat Hij momenteel in glorie aan de rechterhand van de Vader zit, als de heiligen der laatste dagen.’4

Ik weet zo zeker als ik leef dat Hij de Zoon van God is en dat we door Hem en alleen door Hem in het celestiale koninkrijk verhoogd zullen worden. Allen die in zijn voetsporen treden en zijn leringen naleven, zullen in dit leven gelukkig zijn en zich voorbereiden op een woning in zijn celestiale koninkrijk, waar ze voor eeuwig bij Hem zullen wonen.5

De Verlosser van het mensdom was zoveel meer dan een goed mens die in de wereld kwam om ons ethiek bij te brengen. De Verlosser van het mensdom bezat meer dan gemiddelde intelligentie. Jezus was waarlijk de Zoon van God, de Eniggeborene van God in het vlees. (…) Hij kwam op aarde om de mensen tot bekering te roepen, om ze tot inkeer te brengen. Hij mengde Zich onder hen, als afgezant van God de eeuwige Vader, en verkondigde dat Hij naar het beeld van zijn Vader was geschapen, en dat wie Hem had gezien de Vader had gezien. Hij vertelde ze dat Hij gestuurd was om de wil van zijn Vader te doen en riep ze op om zich af te wenden van de dwalingen die onder hen post hadden gevat, om zich van hun zonden te bekeren en de wateren van de doop in te gaan.6

In de tijd van Jezus fluisterde de duivel het volk in dat Hij niet de Zoon van God was: je moet zeker niet naar Hem luisteren, want Hij is slechts een mens, slechts de zoon van Maria en Jozef, en Hij is net zo min de zoon van God als jij dat bent. En de mensen luisterden naar dit verraderlijke, slechte wezen en kruisigden de Verlosser van het mensdom.7

Hij was waarlijk de Zoon van God. Hij werkte liefdevol en vriendelijk onder [het volk], maar ze beschimpten zijn naam alsof Hij een slecht mens was. (…) Hij was de Zoon van God en had het recht om in de naam van de Vader te spreken. De waarheden die Hij op aarde bracht, kwamen van de Vader. En hoewel zij Hem aan het kruis nagelden, hoewel ze een doornenkroon op zijn hoofd zetten en Hem een spotscepter in zijn hand gaven, hoewel zij zijn bloed lieten vloeien door wreed een speer in zijn zij te steken, toch was het woord dat Hij hun had verkondigd het woord van God, en was Hij waarlijk de Zoon van God.8

Niet alleen geloven wij dat Jezus van Nazaret op aarde geleefd heeft, wij geloven ook dat Hij nog steeds leeft, niet als een geest, niet als iets onstoffelijks of ongrijpbaars, maar we geloven in Hem als een verhoogd mens; want Hij is uit de dood herrezen met hetzelfde lichaam dat in het graf van Jozef van Arimatea was gelegd, hetzelfde lichaam dat zij die Hem liefhadden, hadden gebalsemd. Jezus Christus kwam uit het graf met zijn eigen lichaam, dat gezuiverd en gereinigd was, (…) en Hij is met dat lichaam ten hemel gevaren, toen Hij Zich onttrok aan het gezicht van de mensen in Jeruzalem en twee mannen in witte klederen zeiden: ‘Deze Jezus (…) zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.’ [Zie Handelingen 1:10–11.]

Dit is de Jezus van Nazaret waarin de heiligen der laatste dagen geloven. We geloven ook dat de beloften die ten aanzien van het mensdom zijn gedaan, in vervulling zullen gaan. En we geloven dat het mensdom in de bestemde tijd — als het evangelie overal ter aarde zal zijn gepredikt aan alle naties, geslachten, talen en volken, en de mensen in dat verband geen excuus meer hebben — door de macht van onze hemelse Vader die wonderbare zegen van de opstanding uit de dood zal ontvangen. Dan zal de Verlosser van het mensdom op de wolken des hemels komen om in heerlijkheid op aarde te verblijven. We geloven dat Jezus van Nazaret zal komen om te verblijven met hen die de celestiale heerlijkheid waardig zijn.9 [zie suggestie 2 op p. 30.]

Wij geloven wat er in de Bijbel staat over de goddelijke zending van Jezus Christus.

Jezus van Nazaret is het water ingegaan om Zich door Johannes te laten dopen. En toen Hij uit het water opkwam, daalde de Heilige Geest in de vorm van een duif op Hem neer. En een stem uit de hemel zei: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.’ [Zie Matteüs 3:13–17.]

Kan het nog duidelijker? Onze geweldige Bijbel bevat al die kennis en uiteraard nog veel meer. Als mensen zeggen of denken dat we niet in de goddelijke zending van Jezus Christus geloven, laat ze dan weten dat we alles geloven wat de Bijbel over Hem leert. Wij geloven het verhaal dat Hij zijn volk vergaderde en onderwees, en dat Hij uiteindelijk (…) werd gekruisigd.10

Zonder enig voorbehoud aanvaarden we het getuigenis van alle evangelisten dat in het Nieuwe Testament staat met betrekking tot de opstanding van de Verlosser van het mensdom. Het is zo duidelijk dat ik denk dat ieder weldenkend mens het kan begrijpen. Dit feit staat vast: de Heiland is na zijn kruisiging en zijn begrafenis uit het graf gekomen. Daarna is Hij veertig dagen bij zijn discipelen geweest. Hij at vis en honingraat met hen. Ze voelden de tekens van de nagels in zijn handen en de speerwond in zijn zij. Hij heeft toen Hij bij hen was verklaard: ‘Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb.’ [Zie Lucas 24:39–43.] Dat is stellig onweerlegbaar bewijs en toch zijn er veel kinderen van onze Vader die dit niet begrijpen.11 [Zie suggestie 3 op p. 30.]

Het Boek van Mormon en het getuigenis van Joseph Smith geven ons aanvullende bewijzen van Christus’ godschap.

In de oude wereld heeft men geopperd dat Jezus niet van goddelijke afkomst was, omdat Hij als baby was geboren en door Maria zijn moeder en Jozef, de timmerman, zijn vermeende vader, in een kribbe was gelegd. Hoewel velen toegeven dat Hij een groot en goed man was, willen ze Hem toch geen goddelijke geboorte toekennen.

Gelukkig hebben de heiligen der laatste dagen een bevestiging gekregen dat die dingen waar zijn en bovendien hebben we het getuigenis ontvangen dat Hij, zoals dat in het Boek van Mormon is opgetekend, naar het westelijk halfrond is gekomen en de Nephieten op dit continent heeft gediend. Hij is die keer niet als een klein kind gekomen, maar op de wolken des hemels, en zijn komst werd aangekondigd door een stem die tot diep in de ziel doordrong van eenieder die in het land was. Hij kwam toen als mens uit de hemel, en zij zagen Hem komen. Zij wisten dat Hij de Christus was, want zijn komst was door hun profeten voorzegd. Hij gaf hun dezelfde organisatie die in de kerk in Jeruzalem bestond. Hij leerde hun dat ze zich, net zoals Hij, moesten laten dopen door iemand die het gezag had om in deze verordening te officiëren. [Zie 3 Nephi 11:1–27.] Dat waren niet de woorden van een gewone man; het waren de woorden van de Zoon Gods, die naar zijn Vader was opgevaren en die weer was teruggekomen, opdat de mensenkinderen nog een getuigenis zouden hebben om bij al die andere te voegen.12

Kan er beter bewijs van zijn opstanding uit de dood zijn dan dat Hij, in zijn herrezen lichaam, aan [de Nephieten] is verschenen en hun hetzelfde evangelie gepredikt heeft dat Hij in Jeruzalem had gepredikt? En daarmee vervulde Hij deze belofte die Hij in Jeruzalem had gedaan: ‘Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.’ [Johannes 10:16.] Hij verscheen in zijn herrezen lichaam om hun de leer te brengen, waarvan Hij had gezegd dat ze die zouden krijgen.

Het was een geweldige ervaring voor dat volk. Na hun de hele dag onderwezen te hebben (…) genas Hij hun zieken en zegende Hij hun kinderen. Hij bleef hen instrueren in de schoonheid van zijn evangelie. Zij twijfelden er niet aan dat Hij de Heiland van de wereld was. Zij zagen Hem uit de hemel neerdalen en waren getuige van zijn grote macht. (…) Hij kwam in heerlijkheid. Er daalden engelen als het ware te midden van vuur uit de hemel neer die de kleine kinderen omringden, zodat zij door vuur waren omgeven. En de engelen dienden hen. [Zie 3 Nephi 17:6–24.]

Dat waren geen hallucinaties, maar ervaringen die zo geweldig waren dat ze voor altijd door de betrokkenen werden onthouden. Als heiligen der laatste dagen aanvaarden we deze kroniek als bewijs van de opstanding van onze Heer Jezus Christus.13

En in het tijdperk waarin wij leven is er nog iemand naar voren getreden. [Joseph Smith] had niet alleen het getuigenis van de Bijbel dat Jezus de Christus was, maar hij zag God de Vader, bekleed met heerlijkheid, uit de hemel neerdalen, met Jezus Christus, de Verlosser van de wereld, verheerlijkt aan zijn rechterhand. En hij hoorde de stem van God zeggen: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ [Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:16–17.] Hij getuigde van dit heerlijke visioen tot de mensen met wie hij omging. Ook anderen kregen een getuigenis uit de hemel. Hun getuigenis aangaande de goddelijke zending van de Heiland was toegenomen en gesterkt, zodat zij niet meer afhankelijk waren van de bijbelse geschiedenis dat God leeft en dat Jezus de Christus is. Zij wisten het, omdat ze zelf een getuigenis hadden gekregen.14

Wat mij betreft is het getuigenis van Joseph Smith, die zijn leven heeft neergelegd als getuige van de waarheid van het evangelie van Jezus Christus, een van de sterkste getuigenissen van het goddelijke leven van onze Heiland.15 [Zie suggestie 3 op p. 30.]

Ieder van ons kan persoonlijk een getuigenis krijgen dat Jezus de Christus is.

We hebben nog een ander getuigenis, een ander bewijs dat zelfs volmaakter en overtuigender is dan alle andere, met name het getuigenis dat iemand krijgt als hij heeft voldaan aan de voorwaarden die onze Vader in de hemel heeft gesteld. Het is een getuigenis dat door de kracht van de Heilige Geest in onze ziel wordt gebrand wanneer we het werk hebben gedaan dat we van de Heer moeten doen als we willen weten of de leer van God komt of van een mens.16

Hij heeft zelf gezegd: ‘Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek.’ (Johannes 7:16–17) Dat was de belofte die Hij deed. Wij, christenen overal ter wereld, accepteren die belofte en behoren die op de proef te stellen om te zien of ze klopt of niet. Velen hebben dat gedaan. Ik besef dat er (…) velen zijn die deze belofte op de proef hebben gesteld, velen die weten dat God leeft en dat Jezus de Christus is, dat Hij de Heiland van de wereld is.17

We hebben dus niet alleen de bewijzen uit de kronieken (…), we hebben niet alleen het getuigenis van goede mannen die in onze tijd hebben geleefd; maar als we hebben voldaan aan de voorwaarden van onze hemelse Vader, als we geloof in God hebben, als we ons van onze zonden hebben bekeerd, als we de doop door onderdompeling hebben ondergaan, als we de Heilige Geest hebben ontvangen door handoplegging van bevoegde dienstknechten van de Heer — ik zeg, als we al die dingen hebben gedaan, dan is er in iedere ziel de vaste, onloochenbare kennis dat God leeft en dat Jezus Christus de Verlosser van het mensdom is.

(…) Als één van de geringe leden van deze kerk geef ik u mijn getuigenis dat ik weet dat Hij leeft, net zozeer als ik weet dat ik leef. (…) Jezus is de Christus. En ik weet dat de mensenkinderen tot die kennis moeten komen, dat ze die moeten aanvaarden, of in de taal van Hem die in de hemel is: ‘iedere knie zal zich buigen, en elke tong belijden dat Jezus de Christus is.’ [Zie LV 88:104.]18 [Zie suggestie 4 op p. 31.]

Onze zending is om aan alle mensen uit te dragen wat we over Jezus Christus weten.

Ik zeg tot u, heiligen der laatste dagen, dat er op aarde geen volk te vinden is dat alle kennis heeft die wij hebben over de goddelijkheid van de Heiland; en als we niet in Hem geloofden, zouden wij onder grotere veroordeling staan dan de anderen die deze kennis nooit hebben gehad. En daarom kunnen we zonder aarzeling tot de wereld zeggen dat we in deze dingen geloven. (…)

Ik feliciteer u met dit voorrecht en deze zegen die u ten deel is gevallen. En nu vraag ik u dringend als uw broeder, smeek ik u als een van de geringsten onder u, dat u uw lamp niet onder een korenmaat zet. Verberg voor uw medemens niet de kennis die God u heeft geschonken.

U hoeft ze niet tegen de haren in te strijken, maar u moet ook niet zo onverstandig zijn om het evangelie van Jezus Christus voor uw medemens te verbergen, want dat is de enige kracht Gods die tot eeuwig heil in het celestiale koninkrijk leidt.19

De gelukkigste mannen en vrouwen zijn zij die hun leven op de leringen van het evangelie van Jezus Christus afstemmen. Dezen zijn het die de zekerheid van het eeuwige leven hebben; dezen zijn het die het doel van hun leven begrijpen. (…) Terwijl ik deze boodschap in de wereld uitdroeg en zag dat het evangelie van Jezus Christus het leven van de mensen volmaakt kan veranderen, vervulde dat mijn ziel met vreugde en vulden mijn ogen zich met tranen. Ik zag mensen die ontmoedigd waren, die in het duister verkeerden, die zich afvroegen waarom ze leefden, maar toen ze de glorieuze waarheden van het evangelie van Jezus Christus hoorden, veranderden ze zich. Ze leerden gelukkig te zijn, tevreden te zijn, en enthousiast te geloven en te onderwijzen in het evangelie dat door Jezus Christus was verkondigd toen Hij op aarde was en rondging in Galilea.

Broeders en zusters, de wereld begrijpt dat niet, maar het onze taak om ze dat begrip bij te brengen. En we verkondigen deze boodschap niet uit eigenwaan of uit arrogantie, maar met naastenliefde voor allen, met liefdevolle mildheid. (…)

Als een van de geringsten onder u dank ik Hem met heel mijn hart voor de zekerheid die in mijn leven is gekomen. (…) Bovenal dank ik Hem voor de kennis die in mijn ziel staat gegrift; ik weet dat mijn hemelse Vader leeft, ik weet dat Jezus Christus de Heiland van het mensdom is, en dat er onder de hemel geen andere naam gegeven is waardoor mannen en vrouwen kunnen worden verhoogd dan de naam van Jezus Christus, onze Heer. Ik weet dat Hij in deze laatste dagen de aarde heeft bezocht, en dat Hij goddelijk gezag heeft verleend aan een eenvoudige jongen die op zoek was naar de waarheid. Daardoor kon de kerk gesticht worden waar wij toe behoren; en die kerk bezit de kracht Gods tot behoud van allen die geloven.20

Ik bid dat we zo zullen leven dat we zijn werk goed zullen uitdragen. Ik bid dat we zo zullen leven dat er gezegd kan worden dat we met recht in de Heer Jezus Christus geloven.21 [Zie suggestie 5 op p. 31.]

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over de onderstaande ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u voorbereidt op uw les. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Lees het verhaal op pagina 21. Hoe zou u reageren als iemand zegt dat heiligen der laatste dagen niet in Jezus Christus geloven?

  2. President Smith verklaarde: ‘Niet alleen geloven wij dat Jezus van Nazaret geleefd heeft, wij geloven ook dat Hij nog steeds leeft’ (p. 23). Wat voor redenen hebben heiligen der laatste dagen om te geloven dat Jezus Christus nu leeft? Wat voor redenen heeft u daar persoonlijk voor?

  3. Neem in het kort pp. 24–27 door. Welke verhalen of passages uit de Schriften hebben uw getuigenis gesterkt dat Jezus Christus de Zoon van God is? Lees 1 Nephi 10:17 en overweeg hoe u uw begrip van de zending van de Heiland kunt vergroten.

  4. Overdenk terwijl u p. 28 leest hoe gehoorzaamheid aan de beginselen en verordeningen van het evangelie uw getuigenis van Jezus Christus heeft versterkt. Hoe kunnen ouders hun kinderen helpen om dit getuigenis te krijgen?

  5. Wat voor gedachten of gevoelens krijgt u als u president Smiths getuigenis op pp. 29–30 leest? Denk aan de keren dat u het leven van mensen hebt zien veranderen door het evangelie van Jezus Christus. Hoe heeft het evangelie uw leven veranderd?

Relevante teksten: Matteüs 16:15–17; 17:1–5; 2 Nephi 25:26; Alma 5:45–48; Leer en Verbonden 76:22–24; 110:1–4

Onderwijstip: ‘[Mijd] de verleiding om te veel stof te willen behandelen. (…) We onderwijzen mensen, en behandelen niet per se een onderwerp; en (…) elk lesschema dat ik tot dusver onder ogen heb gekregen, draagt veel meer stof aan dan we ooit in een les kunnen behandelen’ (Jeffrey R. Holland, ‘Onderwijzen en leren in de kerk’, Liahona, juni 2007, p. 60).

Noten

  1. Deseret News, 27 december 1924, kerkkatern, p. 6; zie ook Sharing the Gospel with Others, samengesteld door Preston Nibley (1948), pp. 201–202.

  2. ‘Testimony of Elder George Albert Smith’, Liahona: The Elders’ Journal, 2 februari 1915, p. 502.

  3. Robert L. Simpson, The Powers and Responsibilities of the Priesthood, Brigham Young University Speeches of the Year (31 maart 1964), p. 8.

  4. Deseret News, 27 december 1924, kerkkatern, p. 6.

  5. Deseret News, 15 januari 1927, kerkkatern, p. 8.

  6. Conference Report, oktober 1921, p. 39.

  7. Conference Report, april 1918, p. 39.

  8. Conference Report, april 1904, p. 63.

  9. Deseret News, 27 december 1924, kerkkatern, p. 6.

  10. Conference Report, oktober 1950, p. 156.

  11. Conference Report, april 1939, pp. 120–121.

  12. Conference Report, april 1905, p. 61.

  13. Conference Report, april 1939, pp. 121–122.

  14. Conference Report, april 1905, pp. 61– 62.

  15. Deseret News, 15 januari 1927, kerkkatern, p. 8.

  16. Deseret News, 27 december 1924, kerkkatern, p. 6.

  17. Sharing the Gospel with Others, p. 206; toespraak gehouden op 4 november 1945 in Washington, D.C.

  18. Deseret News, 27 december 1924, kerkkatern, p. 6.

  19. Sharing the Gospel with Others, pp. 211, 214; toespraak gehouden op 4 november 1945 in Washington, D.C.

  20. Conference Report, oktober 1927, pp. 48–50.

  21. Deseret News, 12 januari 1907, p. 31.

‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft en doe graag mijn bescheiden deel om zijn leringen te vestigen.’

‘Zonder enig voorbehoud aanvaarden we het getuigenis (…) dat in het Nieuwe Testament staat met betrekking tot de opstanding van de Verlosser van het mensdom.’

Toen de herrezen Heiland de Nephieten bezocht ‘daalden [er] engelen als het ware te midden van vuur uit de hemel neer die de kleine kinderen omringden.’