Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 22: Uw kinderen in licht en waarheid grootbrengen


Hoofdstuk 22

Uw kinderen in licht en waarheid grootbrengen

De Heer heeft ouders de verantwoordelijkheid gegeven om hun kinderen in woord en voorbeeld in het evangelie te onderwijzen.

Uit het leven van George Albert Smith

Tegen het einde van zijn leven zei president George Albert Smith over zijn opvoeding en de leringen van zijn ouders:

‘Ik ben in een eenvoudig huis geboren. (…) Mijn ouders waren zeer klein behuisd, maar ik loof mijn Maker en dank Hem met heel mijn hart dat ik in hun gezin ben geboren.

‘Ik ben in Salt Lake City opgegroeid. Toen ik acht was, ben ik in de City Creek gedoopt. Ik ben in een vastendienst in wijk 17 tot lid van de kerk bevestigd, en ik heb als jongen geleerd dat dit het werk van de Heer is. Ik leerde dat er profeten op aarde waren. Ik heb geleerd dat de inspiratie van de Almachtige op allen rust die ernaar leven. (…)

‘Er is niemand op de wereld die meer reden heeft tot dankbaarheid dan ik. Ik ben dankbaar voor mijn geboorterecht, dankbaar voor mijn ouders die mij het evangelie van Jezus Christus leerden en mij het goede voorbeeld gaven. Als ik in mijn leven iets heb gedaan wat ik niet had moeten doen, is het iets geweest wat ik niet bij mijn moeder thuis heb geleerd. In een groot gezin moet een moeder ontzettend veel geduld hebben, en zij kon dat voor ons opbrengen. Er heerste thuis altijd een aangename, vriendelijke en liefdevolle sfeer.’1

In zijn eigen gezin probeerde George Albert Smith het voorbeeld van zijn ouders te volgen door geduldig en liefdevol onderricht te geven. Zijn dochter Edith herinnerde zich een voorbeeld uit haar jeugd:

‘Hij gaf ons voortdurend raad over ons gedrag, met de nadruk op eerlijkheid en billijkheid. Ik weet nog dat ik van pianoles naar huis ging en dat de tramconducteur mij over het hoofd zag en de ritprijs niet inde. (…) Hij liep mij voorbij zonder dat hij er erg in had en toen ik uitstapte had ik nog steeds een stuiver in mijn hand. En eerlijk gezegd zag ik een gratis ritje wel zitten.

‘(…) Ik rende naar mijn vader om hem over mijn gelukje te vertellen. Hij luisterde geduldig naar mijn verhaal. Ik begon te denken dat ik het echt heel handig had aangepakt. (…) Ik was er zeker van dat de conducteur niet wist dat ik niet betaald had en dat het dus wel goed zat.

‘Toen ik klaar was met mijn verhaal zei mijn vader: “Maar lieverd, zelfs als de conducteur hier niet van weet, weet jij dat wel, en ik en je hemelse Vader ook. Dat betekent dat er nog steeds drie personen zijn die er niet mee klaar zijn totdat je betaald hebt voor de dienst waarvan je gebruik hebt gemaakt.”’

Edith ging terug naar de hoek van de straat en betaalde de ritprijs toen de tram weer voorbijkwam. Later sprak ze haar waardering uit dat haar vader de situatie zo goed had afgehandeld: ‘Ik ben met recht dankbaar voor mijn vader, die zo wijs was om mij op vriendelijke toon op mijn fout te wijzen, want als hij het had laten zitten, had bij mij de gedachte kunnen postvatten dat hij het ermee eens was, en had ik wellicht later in mijn leven nog zoiets gedaan.’2 [Zie suggestie 1 op p. 244.]

Leringen van George Albert Smith

Ouders hebben de primaire plicht om hun kinderen in het evangelie te onderwijzen.

U krijgt een van de grootste en rijkste zegeningen als u de uitgelezen geesten die onze hemelse Vader in deze laatste dagen de wereld instuurt, naar behoren onderwijst en opvoedt. (…) Laat de opvoeding van uw kinderen niet aan de school over. Laat hun opvoeding niet aan het jeugdwerk, de zondagsschool, en de [jongerenorganisatie van de kerk] over. Ze zullen u helpen en een uitstekende bijdrage leveren, maar vergeet niet dat God zelf heeft gezegd dat de zonden van de kinderen op het hoofd van de ouders zullen neerkomen als zij hun kinderen geen geloof in God, bekering, en de doop en handoplegging als ze acht jaar zijn, bijbrengen [zie LV 68:25–28]. Dat is geen dreigement, broeders en zusters, maar een liefdevol advies van onze hemelse Vader, die alles weet en begrijpt, en beseft wat er gebeurt als kinderen zonder evangelieonderwijs opgroeien.3

Ik hoop dat wat ik nu ga zeggen diep doordringt in het hart van iedere ouder in Zion, en dat is dat hoewel de Heer uitstekende onderwijsinstituten in het leven heeft geroepen, hoewel de wetenschap zoveel aan onze welstand heeft bijgedragen en ons tot zegen is, hoewel de kerk voorziet in gebouwen waar we onze kinderen naartoe kunnen sturen om onderwijs in het evangelie van Christus te ontvangen, dat u niet ontheft van de plicht die onze hemelse Vader ons heeft opgelegd, namelijk onze eigen kinderen te onderwijzen. (…) Het is niet voldoende dat mijn kinderen in de hulporganisaties les krijgen in geloof, bekering, doop en handoplegging voor de gave van de Heilige Geest. Mijn Vader in de hemel heeft mij geboden dat zelf te doen.4

Niemand anders kan datgene doen wat God aan ouders heeft opgedragen. Die plicht hebben wij op ons genomen toen we ervoor kozen om kinderen op deze wereld te zetten. We kunnen die plicht niet doorschuiven naar welke organisatie ook. Het is onze plicht. (…) Meer dan wat ook hebben u en ik de plicht om niet alleen raad te geven of te adviseren, maar om op te voeden, door ons voorbeeld, door voldoende tijd met onze dierbaren, deze jongens en meisjes, door te brengen, opdat ze niet op (…) verboden paden terechtkomen.5

Roep uw kinderen bij elkaar, en als u in het verleden te kort bent geschoten om hun begrip te geven van de doelen van het leven en kennis van het evangelie van onze Heer, doe dat dan nu, want ik zeg u als dienstknecht van de Heer dat ze het nu en in de toekomst nodig hebben.6 [Zie suggestie 2 op p. 244.]

Onze bezigheden mogen er niet toe leiden dat we onze plicht om onze kinderen les te geven verzuimen.

We lezen in Lucas dat er een tijd zou zijn dat de mensen zouden worden verstikt door de zorgen, rijkdom en geneugten van het leven [zie Lucas 8:14]. Ik denk daarbij (…) aan mannen en vrouwen die ik liefheb, wier spiritualiteit door die zaken wordt verstikt, en de duivel leidt hen voort langs dat gemakkelijke pad van plezier en ze verzuimen hun plicht als ouders en als lid van de Kerk van Jezus Christus.

(…) Welnu, laten we te midden van alle verwarring, opwinding en alle geneugten van het leven niet de plicht uit het oog verliezen die wij verschuldigd zijn aan die jongens en meisjes die naar het beeld van God zijn geschapen. Hij is de Vader van hun geest, en Hij zal ons verantwoordelijk houden voor het onderwijs dat zij ontvangen. Ik hoop en bid dat we hen zo onderwijzen dat wanneer het einde komt we van Hem die zegen zullen ontvangen: ‘Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, ga in tot het feest van uw Heer’, en dat we onze dierbaren voor eeuwig bij ons mogen hebben.7

Ik wil u graag een verhaal vertellen. Een aantal jaar geleden woonden er in Indiana twee jongens, jonge knapen die op boerderijen werkten — boerderijen die acht tot elf kilometer van elkaar af lagen. Ze werkten elke dag keihard, molken de koeien enzovoort. De eerste jongen ging op zekere dag naar zijn vader toen hij dertien of veertien was en zei: ‘Vader, ik wil graag naar de grote stad. Ik wil weten wat daar zoal te zien is. Zou ik er niet een keer vroeg in de avond naartoe kunnen gaan, als ik hard doorwerk en mijn werk af heb?’ De vader zei: ‘Dat lukt nooit, je hebt veel werk te doen.’ ‘En als ik nou voor dag en dauw opsta en de hele dag doorwerk, kan ik dan naar de stad? Het is niet ver, en ik kan daar een uurtje of twee doorbrengen en dan weer op tijd thuis zijn.’ De vader zei: ‘Tja, als je eerst je klussen afmaakt, dan kun je wel gaan.’ Vaders, luister goed. Hij ging op weg naar de stad. Hij arriveerde in de stad toen het al begon te schemeren. De winkels en banken waren dicht. De biljartlokalen en goktenten waren wel open. Alle goede mensen waren naar huis gegaan. Al het uitschot bevond zich op straat of in die gelegenheden. Ze zagen deze jongen aankomen en spraken hem aan. Het duurde niet lang of ze lieten hem dingen zien die jongens niet behoren te zien. Dat was zijn ervaring. Hij kwam in aanraking met zaken die niet goed voor hem waren.

De tweede jongen ging ook naar zijn vader toe. Hij zei: ‘Vader, ik zou graag een keer naar de stad gaan. Zou u met mij mee willen gaan, dan kunnen we samen rondkijken? We moeten wel voor het donker weg om nog iets te kunnen zien.’ ‘Jongen,’ antwoordde de vader, ‘je verdient het om een keertje naar de stad te gaan en ik zal je daar graag bij vergezellen.’ Begin maar vroeg met je werk en ik zal je zoveel mogelijk helpen, zodat we vroeg naar de stad kunnen en je een paar van mijn zakenrelaties kunt ontmoeten.

We hebben het hier over dezelfde stad — de twee boerderijen lagen niet ver van elkaar af. Binnen een week had hij een dag uitgekozen. Ze deden eerst hun werk en gingen toen naar de stad. Ze waren er voor vieren. Ze waren er voordat de banken dicht gingen. De jongen had zijn beste kleren aangetrokken. Zijn vader ging met hem naar een bank en stelde hem voor aan de bankier, die zijn hand schudde en zei: ‘Kom maar langs als je weer in de stad bent, je bent van harte welkom.’

Zijn vader nam hem mee naar handelshuizen waarmee hij zaken deed, waar de mensen hem hartelijk verwelkomden. Toen zij samen naar huis gingen, nadat zij een voorstelling hadden gezien, had die jongen kennisgemaakt met de voortreffelijkste mannen in de gemeenschap. Het resultaat was dat toen hij ouder werd en de stad in ging, hij omging met voortreffelijke mensen.8 [Zie suggestie 3 op p. 244.]

Ik wil u in overweging geven (…) dat u uw tijd niet beter kunt doorbrengen, uw tijd niet beter kunt besteden dan uw jongens en uw meisjes zo op te voeden dat ze de zegeningen van onze hemelse Vader waardig zijn.9

Het voorbeeld van een ouder kan een kind veiligheid, rechtschapenheid en geluk brengen.

Laten we een rechtschapen voorbeeld voor onze kinderen zijn, onze gezinsgebeden houden en een zegen vragen over het eten. Laat uw kinderen zien dat u als man en vrouw genegenheid voor elkaar toont. Grijp elke kans aan, zolang het kan, om elkaar op elke mogelijke manier als man en vrouw tot zegen te zijn met uw liefde, vriendelijkheid en hulpvaardigheid. Grijp elke kans aan, zo lang het kan, om uw zoons en dochters te leren hoe ze een gelukkig leven kunnen leiden. (…) Laat het bij u thuis een heiligdom van vrede, hoop en liefde zijn.10

Slechts een paar dagen geleden zag ik een brief van een man die waarschijnlijk van middelbare leeftijd was. In deze brief aan zijn vader schreef hij: ‘Uw aandacht voor uw dierbaren, uw onderwijs aan mij, het voorbeeld dat u mij gaf, zijn mij tot inspiratie geweest om te doen wat de Heer van mij verwacht. Ik wist dat als ik in uw voetsporen trad ik veilig zou zijn.’ Dat betrof een wijze vader, dat was een gelukkige vader, die zijn zoon tot zoveel vertrouwen kon inspireren. (…) Door het gedrag van de vader — althans dat was wat hij zijn vader toeschreef in zijn brief — door het voorbeeld dat hij thuis kreeg, is hij nu een van de getrouwen van deze kerk. Hij kan de wereld ingaan en de geboden van de Heer onderhouden. De wil om goed te doen, had hij van huis uit meegekregen. Hij zag geen zelfzucht bij hem thuis, maar onbaatzuchtigheid. De ouders waren er niet op uit om alles te krijgen wat ze konden en voor zichzelf te houden, maar ze zochten de hulpbehoevenden op en bemoedigden en zegenden hen. Al het gepraat van de wereld had dat niet in het hart van die man kunnen laten ontluiken, maar het was het voorbeeld van zijn ouders dat hij thuis dat hij thuis had gezien, dat hem zover bracht.

Ik twijfel er niet aan dat er in onze gemeenschappen en in de wereld honderden mannen en vrouwen zijn, duizenden wellicht, die hetzelfde kunnen zeggen over de leringen van hun vader en moeder. Maar ik ben bang dat sommige mensen beïnvloed zijn door de gewoonten van de wereld en geobsedeerd zijn door het idee dat we de massa moeten volgen, ongeacht wat die gelooft of doet. In dat geval zal ons voorbeeld geen zegen zijn, maar een struikelblok voor onze kinderen.11

Laten we door ons dagelijks gedrag en ons taalgebruik bevestigen dat we geloven dat dit het werk van de Vader is. Dan zullen we gezegend worden met onuitsprekelijke vreugde en zullen onze kinderen in geloof en ootmoed toenemen. Ze zullen worden gezegend en de kracht krijgen om de pijlen die de duivel op hen afvuurt af te weren, en in plaats van de ellende waar de mensenkinderen vanwege zonde mee te maken krijgen, zal hun troost, vrede en geluk ten deel vallen, en (…) deze aarde zal bevolkt worden door mannen en vrouwen met een sterk karakter, die de kwaden van dit leven naast zich neerleggen.12 [Zie suggestie 4 op p. 244.]

Door onze jongeren lief te hebben en te onderwijzen, kunnen we hen behoeden voor het kwaad.

Heiligen der laatste dagen, leer uw kinderen de morele wet na te leven. Omring hen als met de armen der liefde, opdat ze geen enkel verlangen zullen hebben om toe te geven aan de kwade verleidingen die overal om hen heen zijn. (…)

Wat is het een voorrecht voor ouders om thuis hun kinderen om zich heen te hebben, reine jongens en meisjes die ze van onze hemelse Vader hebben gekregen, geesten die door onze Vader in de hemel zijn verwekt! Wat is het een vreugde voor ze om samen deel te hebben aan de zegeningen van onze hemelse Vader en zich te verheugen in het gezelschap van zijn Geest, en ze in hun kinderjaren zo op te voeden dat ze in hun jeugd rein en zuiver blijven!

Broeders en zusters, ik dring er bij u op aan om het opkomende geslacht met meer ernst, meer aandacht en meer geduld dan ooit te voren te behoeden voor de valkuilen die de duivel op hun pad graaft. Veel [films], radioprogramma’s, tijdschriften, boeken enzovoort deugen niet (…) , en tenzij wij de invloed van die zaken neutraliseren met goed onderwijs en goede contacten, zodat ze hun voordeel kunnen doen met hun omgang met goede mannen en vrouwen, en ze bekend zijn met de deugden van de profeten en de betekenis van het evangelie van Jezus Christus, zullen sommige dierbaren ons wellicht ontglippen. (…)

Laten we onze kinderen leren om een rein en rechtschapen leven te leiden. Leer uw jongens dat zij de deugd van hun zusters en hun vriendinnen moeten beschermen. Leer uw dochters dat zij de deugd van de jongens met wie ze omgaan moeten beschermen. (…) Laten we ons specialiseren, als ik die term mag gebruiken, om onder invloed van de Geest onze jongens en meisjes op te voeden, zodat de duivel ze niet op het verkeerde pad kan brengen.13 [Zie suggestie 5 en 6 op p. 244.]

Evangeliestudie in het gezin helpt ons om onze kinderen dicht bij ons te houden.

Bij ons thuis, broeders en zusters, is het ons voorrecht, ja, onze plicht, om onze kinderen bijeen te roepen om van elkaars nabijheid en steun te genieten, en om met elkaar de waarheden van de heilige Schriften te leren. In elk gezin moeten kinderen aangemoedigd worden om het woord van de Heer te lezen, zoals dat in alle bedelingen is geopenbaard. We behoren thuis in de Bijbel, het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde te lezen; en die niet alleen te lezen, maar ze uit te leggen aan onze kinderen, zodat ze de handelingen Gods met de volken op aarde begrijpen.

Laten we proberen om hier in de toekomst meer aan te doen dan in het verleden. Laten we ons ertoe verplichten thuis ons gezin bijeen te roepen. Laat ieder zich de vraag stellen: ‘Doe ik thuis mijn plicht en lees ik en onderwijs ik in het evangelie, zoals het door de profeten van de Heer is geopenbaard? Houd ik mijn kinderen dicht bij mij en geef ik hun een plezierig thuis, een plek van eerbied, liefde, begrip en toewijding?’

Zo niet, laten we ons dan bekeren van onze nalatigheid en onze kinderen bij ons roepen en ze in de waarheid onderwijzen. (…)

‘Heb ik mijn huis in orde gebracht?’ Die vraag behoort eenieder zich te stellen. Niet, heeft mijn buurman zijn huis in orde gebracht, maar doe ik wat de Heer van mij vraagt?14

Onze kinderen zijn de kostbaarste gave die onze Vader ons kan schenken. Als we hen kunnen voortleiden op het pad van heil zal er eeuwige vreugde voor ons en voor hen zijn. (…)

Eén manier waarop we hen dicht bij ons kunnen houden, is thuis vaker bij elkaar te komen. De kerk heeft ons gevraagd dat we elke week minstens één avond reserveren om met het gezin bij elkaar te komen en van elkaars gezelschap te genieten, om te genieten van de eenvoudige geneugten van het huiselijke leven, en te praten over de zaken die van grote en blijvende waarde zijn.

(…) In 1915 schreef het Eerste Presidium hierover aan ‘ringpresidenten, bisschoppen, en ouders in Zion’, en ik citeer wat ze toen schreven:

‘Wij adviseren en bepleiten de invoering van een “gezinsavond” in de kerk, een tijd dat de ouders met hun kinderen thuis bij elkaar komen en hen in het woord van de Heer onderwijzen. (…) Deze “gezinsavond” moet worden besteed aan het zingen van lofzangen of andere liederen, gebeden, het lezen uit de Schriften, instrumentale muziek, onderwerpen die uit de behoeften van het gezin voortkomen, en specifieke instructie in de beginselen van het evangelie, de morele problemen in de wereld, en de taken en plichten die kinderen thuis, in de kerk en in de samenleving hebben.’

En dit was de beloofde zegen voor hen die daar gehoor aan gaven:

‘Wij beloven grote zegeningen aan de heiligen die deze raad gehoorzamen. De liefde in het gezin en de gehoorzaamheid aan de ouders zal toenemen. Het geloof zal zich in het hart van de jeugd van Israël ontwikkelen, en zij zullen de macht ontvangen om de kwade invloeden en verleidingen op hun pad te weerstaan.’

Die beginselen en beloften gelden nog steeds.15

In hoeveel gezinnen waarin nu verdriet, twist en zorgen zijn, zou er geluk heersen als de gezinsavond een zekerheid wordt onder de heiligen der laatste dagen, als we een avond in de week bij ons gezin blijven, rond de haard, onder invloed van de geest des Heren, omringd door hen die de Heer ons heeft gegeven, en van wie Hij met nadruk heeft gezegd dat wij ze moeten onderrichten.

(…) Als we de wereld en wat zich daar afspeelt buitensluiten, en we onze zoons en dochters, onder de kracht van gebed en dankzegging, de rijke waarheden geven die de Heer ons heeft toevertrouwd voor ons en hun welzijn, zullen we zuiver geloof ontwikkelen. Ik hoop dat we dat advies, zo we ervan zijn afgedwaald, weer in ere herstellen. Laten we onze kinderen bijeenroepen en laat ons huis de verblijfplaats van de Geest van de Heer zijn. Als wij ons deel doen, kunnen we er zeker van zijn dat onze hemelse Vader zijn deel zal doen.16 [Zie suggestie 7 op p. 245.]

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over de onderstaande ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u voorbereidt op uw les. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Denk na over het verhaal op pagina 233–235. Waarom denkt u dat Edith, de dochter van George Albert Smith, openstond voor het onderricht van haar vader? Denk terug aan uw jeugd en of uw ouders u toen iets hebben geleerd dat grote invloed op u heeft gehad. Waarom was die les zo doeltreffend?

  2. Neem de eerste paragraaf van leringen door (pp. 235–236) en Leer en Verbonden 93:37–40. Waarom denkt u dat de Heer de taak om hun kinderen in het evangelie te onderwijzen aan ouders heeft gegeven en niet aan andere organisaties? Hoe kunnen de kerkelijke organisaties ouders bij deze taak helpen? Hoe kunnen andere familieleden helpen? Als u zelf geen kinderen hebt, vraag u dan af hoe u een rechtschapen invloed op de jongeren van de kerk kunt hebben, ter ondersteuning van de ouders.

  3. Neem het verhaal op pagina 237–238 door. Hoe komt het kinderen ten goede als hun ouders tijd met hen doorbrengen? Wat zijn enkele ‘zorgen en (…) en geneugten van het leven’ (p. 236) die ervoor kunnen zorgen dat we onze gezinstaken veronachtzamen? Wat kunnen we doen om deze afleidingen te overwinnen?

  4. Lees de paragraaf die op p. 238 begint. Denk na over uw houding jegens ‘de gewoonten van de wereld’ en hoe die houding van invloed kan zijn op uw kinderen. Wat zijn enkele voorbeelden van ‘dagelijks gedrag’ waarmee we onze kinderen duidelijk maken wat we geloven?

  5. Met wat voor verleidingen kunnen onze kinderen en jongeren zoal te maken krijgen? Bestudeer de paragraaf die begint op p. 240 en zoek naar zaken die ouders, grootouders en anderen kunnen doen om jongeren verleiding te helpen weerstaan.

  6. President Smith gaf ons de raad om ons te ‘specialiseren’ om onder invloed van de Geest onze kinderen op te voeden (zie p. 241). Wat betekent dat voor u? Wat kunnen ouders zoal doen om zich te specialiseren in het op rechtvaardige wijze opvoeden van hun kinderen?

  7. Op pp. 242–243, bespreekt president Smith enkele beloften aan de gezinnen die regelmatig gezinsavond houden. Hoe zijn die beloften voor uw gezin in vervulling gegaan? Welk advies zou u een gezin geven dat nog nooit gezinsavond heeft gehouden, maar daarmee wil beginnen?

Relevante teksten: Spreuken 22:6; Jesaja 54:13; Enos 1:1–3; Mosiah 4:14–15; Alma 56:45–48; Leer en Verbonden 68:25–31; zie ook ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, De Ster, januari 1996, p. 93.

Onderwijstip: ‘Zorg ervoor dat u goede besprekingen niet te snel afbreekt om al het lesmateriaal te kunnen behandelen. Hoewel het belangrijk is om het lesmateriaal te behandelen, is het belangrijker dat de leerlingen de invloed van de Geest voelen, hun vragen beantwoord krijgen, een groter begrip van het evangelie ontwikkelen en vastbesloten zijn om de geboden te onderhouden’ (Onderwijzen — geen grotere roeping p. 64).

Noten

  1. ‘After Eighty Years’, Improvement Era, april 1950, p. 263.

  2. Edith Smith Elliott, ‘No Wonder We Love Him’, Relief Society Magazine, juni 1953, p. 367.

  3. ‘To the Relief Society’, Relief Society Magazine, december 1932, pp. 708–709.

  4. Conference Report, april 1926, p. 145.

  5. Conference Report, april 1933, p. 72.

  6. Conference Report, april 1937, p. 36.

  7. Conference Report, april 1926, pp. 146–147.

  8. ‘President Smith Gives Scouting Address’, Deseret News, 22 februari 1947, kerkkatern, p. 8.

  9. Conference Report, oktober 1948, p. 181.

  10. Conference Report, oktober 1941, p. 101.

  11. Conference Report, april 1937, p. 35.

  12. Conference Report, april 1913, p. 29.

  13. Conference Report, oktober 1932, pp. 24–25.

  14. ‘The Family Hour’, Improvement Era, april 1948, p. 248.

  15. ‘The Family Hour’, p. 201.

  16. Conference Report, april 1926, pp. 145–146.

Lucy, de vrouw van George Albert Smith, en hun dochters, Edith (links) en Emily (rechts).

‘U kunt uw tijd niet beter doorbrengen, uw tijd niet beter besteden dan uw jongens en uw meisjes zo op te voeden dat ze de zegeningen van onze hemelse Vader waardig zijn.’

‘In hoeveel gezinnen zou er niet geluk heersen (…) als de gezinsavond een zekerheid wordt onder de heiligen der laatste dagen!’