Hoofdstuk 18
Blijf aan Gods kant van de lijn
De Heer heeft ons geboden gegeven zodat we het kwaad kunnen weerstaan en gelukkig worden.
Uit het leven van George Albert Smith
George A. Smith, de grootvader van George Albert Smith, was vele jaren lid van het Quorum der Twaalf Apostelen en vervolgens van het Eerste Presidium, als raadgever van Brigham Young. George Albert Smith heeft vaak de raad herhaald die zijn grootvader gewoon was zijn familie te geven: ‘Er is een duidelijke scheidingslijn tussen het grondgebied van God en het grondgebied van de duivel. Als u aan Gods kant van de lijn blijft, bent u onder zijn invloed en voelt u niet de drang om verkeerd te doen; maar als u de lijn ook maar een centimeter overschrijdt naar de kant van de duivel, bent u in de macht van de verleider en als hij succes heeft, zult u zelfs niet logisch kunnen nadenken omdat u de Geest van de Heer kwijt bent geraakt.’
George Albert Smith zei dat hij zich zijn hele leven door die raad heeft laten leiden: ‘Als ik er soms toe werd verleid om een bepaald iets te doen, stelde ik mijzelf de vraag: “Aan welke kant van de lijn sta ik?” Als ik aan de veilige kant bleek te staan, de kant van de Heer, viel het mij elke keer makkelijk om het goede te kiezen. Als er zich dus verleiding aandient, denk dan met gebed na over uw probleem, dan zal de invloed van de Heer u tot een verstandig besluit leiden. Alleen aan Gods kant van de lijn is het veilig.’1 [Zie suggestie 1 op p. 199.]
Leringen van George Albert Smith
Het vergt strikte naleving van de geboden om aan de kant van de Heer te blijven.
Alle veiligheid, alle rechtschapenheid en alle geluk bevinden zich aan de kant van de Heer. Als u de sabbat heiligt en zo de geboden van God naleeft, bevindt u zich aan de kant van de Heer. Als u uw persoonlijke en gezinsgebeden nakomt, bevindt u zich aan de kant van de Heer. Als u dankbaar bent voor uw voedsel en uw dank aan God uit, bevindt u zich aan de kant van de Heer. Als u uw naaste als uzelf liefhebt, bevindt u zich aan de kant van de Heer. Als u eerlijk bent tegenover uw naasten, bevindt u zich aan de kant van de Heer. Als u het woord van wijsheid naleeft, bevindt u zich aan de kant van de Heer. En zo zou ik dat voor elk van de tien geboden en alle andere geboden kunnen doen die God u als leidraad heeft gegeven. En ik zou nogmaals kunnen zeggen dat alles wat ons leven verrijkt, ons gelukkig maakt en ons voorbereidt op eeuwige vreugde zich aan de kant van de Heer bevindt. Het kritiseren van de zaken die God ons als richtsnoer heeft gegeven, bevindt zich niet aan de kant van de Heer.’2 [Zie suggestie 2 op p. 199.]
[De Heer heeft gezegd]: ‘Ik, de Heer, kan de zonde niet met de geringste mate van toelating aanschouwen’ — niet met de geringste mate van toelating [LV 1:31]. Waarom niet? Omdat Hij weet dat we, als we zondigen, een zegen mislopen die we zouden genieten als we niet van het pad waren afgegaan dat naar die zegen leidt.3
Af en toe horen we iemand zeggen: ‘Ach, ik zou het niet zo nauw nemen. De Heer zal ons heus niet hard aanpakken als we niet alles doen.’ Wie dat zegt bevindt zich al aan de kant van de duivel, en je kunt beter niet naar hem luisteren, want anders word je misschien misleid. Iemand die de Geest van de Heer bij zich heeft, zegt zulke dingen niet. De Heer heeft zelf gezegd dat we zijn geboden moeten onderhouden: ‘Er is een wet vóór de grondlegging dezer wereld onherroepelijk in de hemel afgekondigd, waarop alle zegeningen zijn gegrond.’ (LV 130:20.) Het evangelie van Jezus Christus is ons gegeven om die zegen veilig te stellen.4
Onze liefdevolle Vader in de hemel geeft ons geboden omdat Hij wil dat we gelukkig worden.
De Heer heeft ons in zijn goedgunstigheid de tien geboden en andere geboden gegeven, omdat Hij het gedrag van zijn kinderen zag en wist dat zij zonder zijn leiding niet gelukkig zouden worden. Je ziet mensen die tevergeefs de hele wereld afreizen op zoek naar geluk. Maar als zij lang genoeg stil zouden staan om het advies van de Heer te accepteren, zou geluk het gevolg zijn. Ze zullen het anders nooit vinden.5
Als kind ging ik ervan uit, zo dacht ik, dat de geboden van de Heer wetten en regels waren die ik te volgen had. Ik dacht stellig dat op ongehoorzaamheid aan die wetten straf zou volgen, en als kind veronderstelde ik misschien wel dat de Heer alles in dit leven zo had geregeld dat ik bepaalde wetten moest gehoorzamen of dat ik anders zwaar gestraft zou worden. Maar toen ik ouder werd, kreeg ik een andere invalshoek, en nu klinken de wetten van de Heer, de raad die in de heilige Schriften is vervat, de openbaringen van de Heer aan ons in dit tijdperk, mij als de lieflijke klanken van de stem van onze barmhartige Vader in de hemel in de oren. Zij zijn slechts het advies en de raad van een liefdevolle ouder, die bezorgder is over ons welzijn dan aardse ouders, en daaruit blijkt dat wat eens onder de noemer van de harde wet viel nu de liefdevolle en tedere raad van een alwijze hemelse Vader is. Daarom vind ik het niet moeilijk om te geloven dat het voor mij het beste is om de geboden van God te onderhouden.6
Al het geluk dat mij en de mijnen ten deel is gevallen, komt omdat we proberen de geboden van God na te leven en de zegeningen waardig te zijn die zijn beloofd aan wie Hem eren en zijn geboden onderhouden.7
Als we het advies en de raad opvolgen die de Heer heeft gegeven, zullen we geluk op ons pad vinden. Het pad zal misschien niet altijd een gemakkelijk en gerieflijk pad zijn, maar aan het eind wacht de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader, en heerlijkheid, onsterfelijkheid en eeuwig leven zal ons deel zijn.8 [Zie suggestie 3 op p. 199.]
De duivel probeert ons met zijn listen en bedriegerijen te misleiden.
Er zijn twee invloeden in de wereld die er al vanaf het begin zijn. De ene invloed is constructief, leidt tot geluk en vormt het karakter. De andere invloed vernietigt, verandert mensen in demonen, breekt af en ontmoedigt. Wij zijn vatbaar voor beide invloeden. De ene komt van onze hemelse Vader en de andere komt uit de bron van alle kwaad, die al vanaf het begin in de wereld is om de ondergang van het mensdom te bewerkstelligen.9
We zullen allemaal worden bezocht; geen mens is vrij van verleiding. De duivel zal alles wat in zijn vermogen ligt gebruiken om ons te misleiden; hij heeft dat tevergeefs bij de Heiland geprobeerd. Hij heeft het bij vele andere mannen met goddelijk gezag geprobeerd, en soms vindt hij een zwakke plek en dan verliest die persoon een grote zegen die zijn deel was geweest als hij getrouw was gebleven.10
Iemand zei eens tegen mij — of zei dat op een plek waar ik toevallig was — ‘De mensen hier lijken te denken dat ik van de duivel ben, maar dat is niet zo.’ En toen zei ik tegen hem: ‘Broeder, hebt u ooit iemand gekend die van de duivel was en dat van zichzelf wist?’ Dat is een van de trucs van de duivel: hij neemt u in bezit zonder dat u het weet. En dat is een van onze problemen.11
De profeet Nephi zag honderden jaren geleden wat er zou gebeuren, dat de mensen met elkaar zouden twisten en de macht van de Heilige Geest en de Heilige Israëls zouden verloochenen, en de geboden van mensen als leerstellingen zouden verkondigen. Er is een invloed in de wereld die mensen wil laten geloven dat zij door hun eigen intelligentie en op hun eigen kracht het eeuwige leven kunnen beërven. Laat mij (…) voorlezen wat Nephi zegt:
‘En er zullen ook velen zijn die zeggen: Eet, drinkt, en weest vrolijk; vreest nochtans God — Hij zal het bedrijven van een kleine zonde wel rechtvaardigen.’
Ik wil dat u aandacht schenkt aan: ‘Hij zal het bedrijven van een kleine zonde wel rechtvaardigen.’ Die sluwe duivel weet als geen ander dat als hij een man of vrouw ertoe kan brengen een kleine zonde te bedrijven, zij zich op zijn grondgebied begeven en in die mate in zijn macht zijn.
‘Vreest nochtans God — Hij zal het bedrijven van een weinig zonde wel rechtvaardigen; ja, liegt wat, maakt van iemand misbruik wegens zijn woorden, graaft een kuil voor uw naaste; daarin steekt geen kwaad; en doet al die dingen, want morgen sterven wij; en mochten wij toch schuldig zijn, dan zal God ons met enkele striemen slaan, en ten slotte zullen wij het heil verkrijgen in het koninkrijk Gods.’ [2 Nephi 28:8.]
Is dat niet precies wat de duivel in deze tijd tegen de mensenkinderen zegt, zoals het hier zo duidelijk beschreven staat? Ach, bedrijf een kleine zonde, dat kan geen kwaad, vertel een leugentje, dat zal niemand schade berokkenen, de Heer vergeeft het wel; je zult wat slagen krijgen, maar je zult ten slotte in het koninkrijk van God gered worden. Dat is wat hij zegt tegen de man of vrouw aan wie het woord van wijsheid is geleerd als hij zegt: o, drink een kopje thee, dat kan geen kwaad; rook een sigaretje, dat maakt niets uit; een wijntje zal niemand kwaad doen. Dat zijn kleine dingetjes; hij doet het stukje bij beetje, niet alles tegelijk. Dat is wat we moeten onthouden. (…) Het zijn die onbelangrijke geniepige influisteringen die het mensdom op het verkeerde been zetten en ons in de macht van de duivel brengen. (…)
En Nephi zegt verder:
‘En anderen zal hij sussen en paaien tot vleselijke gerustheid, zodat zij zeggen: Alles is wel in Zion; ja, Zion is voorspoedig, alles is wel — en zo bedriegt de duivel hun ziel.’
Ik wil dat u aandacht schenkt aan: ‘En zo bedriegt de duivel hun ziel en voert hij hen bedachtzaam ter helle.’ [2 Nephi 28:21.] En zo doet hij dat, dat is precies zoals hij het doet. Hij zal u niet vastpakken en u naar zijn grondgebied meesleuren, maar hij fluistert: ‘Doe deze kleine zonde’, en als hij daarin slaagt, een andere zonde en weer een andere, en zo, om de gebezigde uitdrukking te gebruiken, ‘bedriegt [hij] hun ziel’. Dat is wat hij doet. Hij maakt u wijs dat u er beter van wordt terwijl u slechter van wordt. En zo komen we, elke keer als we ons niet aan een wet of gebod van God houden, bedrogen uit, omdat we in deze wereld en in de volgende wereld alleen door gehoorzaamheid aan de wet van onze hemelse Vader zegeningen ontvangen.
(…) In het bijzonder de zinsnede: ‘En voert hij hen bedachtzaam ter helle’ is van belang, want dat is zijn werkwijze. Zowel mannen als vrouwen zijn tegenwoordig onderhevig aan die invloed, en ze worden her en der naar toe getrokken, en die fluistering houdt aan en ze begrijpen niet wat de Heer van hen verlangt, maar zij blijven op het grondgebied van de duivel, onderhevig aan zijn macht, waar de Geest des Heren niet komt.
Hij zegt verder: (…)
‘En zie, anderen lokt hij met vleierij en vertelt hun dat de hel niet bestaat; en hij zegt hun: Ik ben geen duivel, want die bestaat niet — en zo fluistert hij in hun oor, totdat hij hen grijpt met zijn verschrikkelijke ketenen, waaruit geen bevrijding is.’ [2 Nephi 28:22.]
Welnu, broeders en zusters, dat is de toestand waarin de wereld zich nu bevindt. Nephi had het niet duidelijker kunnen zeggen als hij nu had geleefd. En de duivel is druk aan het werk, en omdat onze hemelse Vader verlangt zijn kinderen te vrijwaren van die kwade leringen en overtuigingen riep Hij de profeet Joseph Smith, voorzag hem van goddelijk gezag, stichtte zijn kerk en begon de waarheid aan de mensenkinderen te leren, opdat zij zich zouden afkeren van de dwaling van hun wegen.12
We moeten onze hartstochten zien te overwinnen, onze kwade neigingen. We moeten leren om verleidingen te weerstaan. Daarom zijn we hier, en om dat goed te kunnen doen, is het evangelie op aarde hersteld en zijn wij er deelgenoten van, en hebben wij de kracht gekregen die uit de macht van de Heilige Geest voortkomt. We hebben niet alleen de kracht van een gewoon mens, met de beperkingen die iemand zonder de kennis van de waarheid heeft — wij hebben dezelfde kracht, maar daar bovenop hebben we de kracht die voortkomt uit kennis van de waarheid en begrip van het doel van ons bestaan.13 [Zie suggestie 4 op p. 199.]
We kunnen het kwaad weerstaan door ons over te geven aan de invloed van de Heer.
Een aantal jaar geleden, zo herinner ik mij, was er een goede man die voorzitter was van het dagelijks bestuur van de universalistische kerk van Amerika. Hij kwam hier [in Salt Lake City] op bezoek en woonde twee van onze zondagsscholen bij. In een van de [kinder]klassen luisterde hij aandachtig. Toen de klas bijna afgelopen was, vroeg de superintendent: ‘Wilt u nog iets zeggen tegen de [klas]?’ (…) Hij zei: ‘Ja, ik wil wel iets zeggen.’ En hij zei: ‘Als ik zou kunnen leven in de sfeer die hier vanochtend in deze kleine (…) klas in deze sabbatschool was, dan zou ik niet anders dan een goed mens zijn.’ [Zie suggestie 5 op pp. 199–200.]
Ik heb daar vaak over nagedacht. We letten goed op welke lucht we inademen om onze gezondheid niet in gevaar te brengen. Maar soms zijn we onvoorzichtig en komen we onder de invloed van immorele zaken die onze weerstand tegen het kwaad vernietigen Dan worden we ertoe geleid om dingen te doen die we niet behoren te doen en niet zouden doen als we onder de invloed van de Heer waren. Als we nederig zouden zijn, als we gebedsvol zouden zijn, als we op zo’n manier zouden leven dat we op elk uur van de dag zouden kunnen zeggen: ‘Vader in de hemel, ik ben bereid te doen wat U van mij verwacht’, zou elke dag van ons aardse leven rijker zijn.14
Wij beslissen waar we willen zijn. God heeft ons onze keuzevrijheid gegeven. Hij neemt die niet van ons weg, en als ik iets doe wat verkeerd is en het grondgebied van de duivel betreed, doe ik dat omdat ik de wil en de macht daartoe heb. Ik kan daar niemand anders de schuld van geven; en als ik ervoor kies om de geboden van God na te leven en aan de kant van de Heer te blijven, doe ik dat omdat ik dat behoor te doen, en daarvoor zal ik worden gezegend. Het zal niet het gevolg zijn van wat iemand anders doet.15
Als heiligen der laatste dagen behoren we elke dag voorzichtig te leven, zodat we openstaan voor de invloed van de macht van de Heer en ons afkeren van de zaken die onze macht afbreken om het celestiale koninkrijk te beërven.16
Zie erop toe dat uw voeten op de rots staan. Zie erop toe dat u te weten komt wat de Meester van u verlangt en zie er, als u dat weet, op toe dat u zich aan zijn wetten en geboden houdt. Zie erop toe dat u door uw reine leven recht hebt op het gezelschap van de Heilige Geest, want als u rein, deugdzaam en oprecht bent, kan de boze u niet vernietigen.17
Ik bid dat we onszelf zullen onderzoeken en bekijken aan welke kant we staan; en als we aan de kant van de Heer zijn dan moeten we daar blijven, want het betekent eeuwig geluk in het gezelschap van de beste mannen en vrouwen die op aarde hebben geleefd.
Als we op wat voor manier dan ook in de fout zijn gegaan, als we onvoorzichtig zijn geweest; als we geluisterd hebben naar de verleider en over de schreef zijn gegaan om deel te hebben aan zaken die de wereld begeerlijk vindt, maar waarvan de Heer heeft gezegd dat ze niet goed voor ons zijn, laten we dan zo snel mogelijk naar de andere kant teruggaan en de Heer vragen onze dwaasheid te vergeven, en daarna met zijn hulp het leven gaan leiden dat tot eeuwig geluk leidt.18
Ideeën voor studie en onderwijs
Denk na over de onderstaande ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u voorbereidt op uw les. Zie pp. V–VII voor meer informatie.
-
Lees ‘Uit het leven van George Albert Smith’ (p. 191) en Moroni 7:10–19. Hoe weet u dat u aan ‘Gods kant van de lijn’ bent? Wat kunnen we doen om elkaar te helpen om aan Gods kant van de lijn te blijven?
-
In de eerste alinea op p. 192, noemt president Smith verscheidene geboden die we moeten gehoorzamen om aan de kant van de Heer te blijven. Welke andere normen heeft de Heer ons gegeven om ons te helpen om aan zijn kant van de lijn te blijven?
-
Lees de paragraaf die op p. 193 begint en overdenk hoe u de leringen van president Smith kunt gebruiken om iemand te helpen die het gevoel heeft dat de geboden hem of haar te veel beperken.
-
Schenk aandacht aan de tactieken van Satan die president Smith op pp. 194–197 bespreekt en overweeg of er bewijzen zijn dat hij die tactieken nu nog gebruikt. Hoe kunnen we jonge mensen helpen om die tactieken te leren herkennen en overwinnen? Hoe helpt ‘begrip van het doel van ons bestaan’ (p. 197) ons om verleiding te weerstaan?
-
Overweeg hoe het verhaal op p. 197 op u van toepassing is. Op welke plaatsen of in welke omstandigheden voelt u geen verlangen om kwaad te doen? Wat kunnen we doen om zo’n sfeer bij ons thuis te krijgen? Op ons werk? In onze gemeenschap? In ons persoonlijke leven?
Relevante teksten: Matteüs 4:1–11 (inclusief de verzen uit de Bijbelvertaling van Joseph Smith in de Gids bij de Schriften); Jakobus 4:7; 1 Johannes 5:3–4; Alma 13:27–28; Helaman 5:12; Leer en Verbonden 82:8–10
Onderwijstip: ‘Als u vragen op het bord schrijft voordat de klas begint, kunnen de leerlingen alvast over het onderwerp van de les nadenken’ (Onderwijzen — geen grotere roeping, p. 93).