Hoofdstuk 10
Gebed en persoonlijke openbaring
‘Kinderen van God hebben het voorrecht om tot God te komen en openbaring te ontvangen.’
Uit het leven van Joseph Smith
Toen de maand juni in het jaar 1829 aanbrak, hadden veel belangrijke gebeurtenissen in de voortgang van de herstelling van het evangelie al plaatsgevonden. De hemelen waren opengegaan ten tijde van het eerste visioen en God had weer tot de mens op aarde gesproken. De profeet Joseph Smith had de platen van het Boek van Mormon ontvangen en was de heilige boodschap ervan aan het vertalen. Het heilig priesterschap was hersteld en de verordening van de doop was Gods kinderen weer ter beschikking gesteld. Al die gebeurtenissen hadden plaatsgevonden in antwoord op gebeden van de profeet waarin hij om leiding van de Heer vroeg.
Toen het vertaalwerk ten einde liep, vroeg de profeet de Heer nogmaals om aanwijzingen. Omdat Moroni Joseph opdracht had gegeven om de platen aan niemand te laten zien, tenzij hij daartoe het gebod kreeg, had de profeet zich tijdens de vertaling van de platen erg eenzaam gevoeld, en zwaar belast met deze verantwoordelijkheid. Maar hij ontdekte in de kroniek zelf dat de Heer drie bijzondere getuigen zou verschaffen die tot de wereld zouden getuigen dat het Boek van Mormon waar was (zie 2 Nephi 11:3; Ether 5:2–4).
Joseph Smith herinnerde zich later: ‘Bijna onmiddellijk toen we dat hadden ontdekt, wilden Oliver Cowdery, David Whitmer en (…) Martin Harris (die naar onze voortgang met het werk was komen informeren) dat ik bij de Heer informeerde of zij misschien het voorrecht mochten ontvangen om de drie bijzondere getuigen te zijn.’1 De profeet bad om leiding en ontving een openbaring met de instructie dat de drie mannen de platen, de Urim en Tummim en de Liahona zouden mogen zien (zie LV 17).
Enkele dagen later ging de profeet met de drie mannen naar het bos bij de woning van de familie Whitmer in Fayette (New York) en begon te bidden dat dit grote voorrecht aan hen verleend mocht worden. Martin had het gevoel dat hij het niet waardig was en trok zich terug. De profeet vertelt wat er toen gebeurde: ‘Wij (…) waren nog maar enkele minuten in gebed toen we een licht boven ons in de lucht zagen dat uitzonderlijk fel was, en zie, er stond een engel [Moroni] voor ons. Hij had de platen in zijn handen waarom wij gebeden hadden of we ze mochten zien. Hij draaide de bladzijden een voor een om zodat wij ze konden zien en de graveerselen erop duidelijk konden onderscheiden.’2 De mannen hoorden ook de stem van God die getuigde van de waarheid van de vertaling en hen gebood om te getuigen van wat zij hadden gezien en gehoord. Joseph ging vervolgens op zoek naar Martin, die elders in het bos aan het bidden was. Ze baden samen en kregen hetzelfde visioen en hoorden dezelfde stem.
De moeder van Joseph Smith, die toen met haar man in Fayette op bezoek was bij de profeet, beschreef haar zoons vreugde en opluchting na deze manifestatie: ‘Toen Joseph binnenkwam [in het huis van de familie Whitmer] liet hij zich naast mij op de grond vallen. “Vader! Moeder!”, zei hij, “U weet niet hoe blij ik ben. De Heer heeft ervoor gezorgd dat drie andere mensen dan ikzelf de platen hebben gezien, en zij hebben een engel gezien, en zullen moeten getuigen van de waarheid van wat ik heb gezegd, want zij weten nu zelf dat ik er niet op uit ben om de mensen te misleiden. En ik heb het gevoel dat ik van een verschrikkelijke last ben bevrijd die ik bijna niet kon verdragen. Maar nu zullen zij een deel ervan moeten dragen, en het verheugt mijn ziel dat ik niet meer helemaal alleen in de wereld ben.”’3
Joseph Smith wendde zich in de loop van zijn leven vaak in gebed tot God en vroeg Hem om de hulp en de leiding die hij nodig had. Een kerklid herinnerde zich dat hij hem in Kirtland (Ohio) hoorde bidden op een moment dat hij grote moeilijkheden had: ‘Nooit eerder had ik een man zijn Maker horen aanspreken alsof Hij daar aanwezig was en als een vriendelijke vader wilde luisteren naar de zorgen van een plichtsgetrouw kind. (…) Er was geen sprake van vertoon, geen verheffing van stem zoals bij enthousiasme het geval is, maar hij sprak op gewone gespreks-toon, zoals iemand tot een vriend zou spreken. Het leek mij toe dat ik, als de sluier zou worden weggenomen, de Heer zou kunnen zien staan voor de nederigste van al zijn dienstknechten die ik ooit had gezien.’4
Leringen van Joseph Smith
God zal onze gebeden verhoren en nu net zo tot ons spreken als hij tot de eerste heiligen sprak
‘Daar de Heer de wereld nooit in enige vroegere openbaring te verstaan heeft gegeven dat Hij voor altijd heeft opgehouden tot zijn schepselen te spreken wanneer zij Hem op de juiste wijze benaderen, waarom wordt het dan als ongelooflijk beschouwd dat het Hem in deze laatste tijd weer behaagt om over hun heil tot hen te spreken?
‘Misschien verbaast deze bewering van mij u, over het heil van deze schepselen in deze laatste tijd, daar wij al een dik boek met zijn woord hebben dat Hij ons eerder heeft gegeven. Maar u zult toegeven dat de woorden die tot Noach werden gesproken Abraham niet genoeg waren, noch werd er van Abraham verwacht dat hij zijn geboorteland verliet en een erfdeel zocht in een vreemd land op grond van wat Noach had gezegd — in plaats daarvan kreeg hij zelf beloften van de Heer en leefde hij zo volmaakt dat hij de vriend van God werd genoemd. Van Isaak, het beloofde zaad, werd niet verwacht dat hij zijn hoop baseerde op de beloften die aan zijn vader, Abraham, gedaan waren, maar hij had het voorrecht om zijn goedkeuring door de hemel rechtstreeks door de stem van de Heer bevestigd te krijgen.
‘Als iemand kan leven volgens de openbaringen die iemand anders heeft gekregen, zou ik met recht kunnen vragen, waarom was het dan nodig dat de Heer tot Isaak sprak, zoals is opgetekend in Genesis 26? Want daar herhaalt de Heer de eed, of liever gezegd belooft Hij opnieuw, wat Hij voorheen al voor Abraham had gezworen. Waarom die herhaling tegenover Isaak? Waarom gold de eerste belofte niet met even grote zekerheid voor Isaak als voor Abraham? Was Isaak niet Abrahams zoon? En kon hij niet onvoorwaardelijk vertrouwen op het woord van zijn vader als man Gods? U zou kunnen zeggen dat hij een bijzonder man was, anders dan andere mensen in deze laatste tijd; en dat de Heer hem daarom begunstigde met bijzondere, afwijkende zegeningen, daar hij anders was dan mensen in deze tijd. Ik geef toe dat hij een bijzonder man was en dat hij niet alleen bijzonder werd gezegend, maar rijkelijk gezegend. Maar alle bijzondere eigenschappen die ik in de man kan ontdekken, of alle verschillen tussen hem en de mensen in deze tijd, houden in dat hij heiliger en volmaakter voor God was en dat hij tot de Heer kwam met een zuiverder hart en meer geloof dan mensen in deze tijd.
‘Datzelfde geldt voor de geschiedenis van Jakob. Waarom sprak de Heer tot hem over dezelfde belofte die al eerder aan Abraham was gedaan en hernieuwd tegenover Isaak? Waarom kon Jakob niet tevreden zijn met het woord dat tot zijn vaderen gesproken was?
‘Toen de tijd van de belofte aangaande de verlossing van de kinderen Israëls uit het land Egypte nabij was, waarom moest de Heer toen nog tot hen beginnen te spreken? De belofte of het woord aan Abraham was dat zijn zaad vierhonderd jaar lang in slavernij zou dienen en dat zij er daarna aan zouden ontkomen. Waarom vertrouwden zij niet op deze belofte en gingen zij, na vierhonderd jaar lang in Egyptische slavernij te zijn geweest, niet weg zonder op nadere openbaring te wachten, uitsluitend handelend naar de belofte aan Abraham dat zij uit slavernij zouden komen? (…)
‘(…) Ik kan geloven dat Henoch met God wandelde. Ik kan geloven dat Abraham nauw contact met God had en met engelen sprak. Ik kan geloven dat Isaak een hernieuwing ontving van het verbond dat de Heer rechtstreeks middels zijn eigen stem met Abraham sloot. Ik kan geloven dat Jakob met heilige engelen sprak en het woord van zijn Maker hoorde, dat hij met de engel worstelde tot hij overwon en een zegen verkreeg. Ik kan geloven dat Elia in een vurige strijdwagen met vurige paarden in de hemel werd opgenomen. Ik kan geloven dat de heiligen de Heer zagen en na zijn herrijzenis van aangezicht tot aangezicht met Hem spraken. Ik kan geloven dat de Hebreeuwse kerk tot de berg Zion ging, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot ontelbare aantallen engelen. Ik kan geloven dat zij de eeuwigheid in keken en de Rechter van allen zagen, en Jezus, de Middelaar van het nieuwe verbond.
‘Maar verkrijg ik hiermee een verzekering, of zweef ik hiermee naar de sferen van de eeuwigheid met mijn klederen rein, zuiver en wit? Of moet ik eigenlijk niet voor mijzelf, door mijn eigen geloof en ijverige naleving van de geboden van de Heer, een verzekering van mijn eigen heil verkrijgen? En heb ik niet hetzelfde voorrecht als de heiligen in de oudheid? En zal de Heer mijn gebeden niet verhoren en luisteren naar mijn uitroepen zoals Hij naar die van hen luisterde, als ik tot Hem kom zoals zij?’5
We kunnen bidden over alles wat wij doen
Sarah Granger Kimball vertelt: ‘Toen Joseph Smith de broeders (…) in de school der profeten onderwees, zei hij dat ze moesten bidden over alles wat zij deden.’6
‘Streef ernaar God te leren kennen in uw binnenkamer, roep Hem aan in het veld. Volg de aanwijzingen van het Boek van Mormon en bid over en voor uw gezinsleden, uw vee, uw kudden, uw maïs en al wat u bezit [zie Alma 34:18–27]; vraag God om een zegen over al uw werk en al wat u doet.’7
‘Verslap niet in het uitvoeren van de taken in uw gezin, maar roep God aan voor zijn zegeningen aan u en uw gezin — uw vee en kudden, en al wat u bezit — opdat u vrede en voorspoed moogt hebben — en als u dat doet, “bid [Zion] vrede toe”, want zij die haar liefhebben, zullen voorspoedig zijn [zie Psalmen 122:6].’8
Uit een gebed dat de profeet in augustus 1842 optekende, blijkt zijn verlangen naar wijsheid van God: ‘O Gij die het hart van alle mensen ziet en kent (…), zie nu neer op uw dienstknecht Joseph en laat meer geloof in de naam van uw Zoon, Jezus Christus, op hem bevestigd worden dan uw dienstknecht ooit heeft gehad, ja het geloof van Elia; en laat de lamp van het eeuwige leven in zijn hart aangestoken worden om nooit meer weggenomen te worden; en laat de woorden van het eeuwige leven uitgestort worden op uw dienstknecht opdat hij uw wil, uw instellingen, uw geboden en uw oordelen mag weten en ze uitvoeren. Mogen uw goddelijke genade, heerlijkheid en eer, in uw overvloedige barmhartigheid, macht en goedheid, zich zoals de dauw op de berg Hermon afzetten op het hoofd van uw dienstknecht.’9
Als wij bidden in geloof en eenvoud, krijgen we de zegeningen die onze hemelse Vader voor ons heeft
‘Smeek bij de genadetroon dat de Geest van de Heer altijd op u mag rusten. Bedenk dat wij niets kunnen ontvangen als wij niet vragen; vraag daarom in geloof en u zult de zegeningen ontvangen die God voor u heeft. Bid niet met een begeerlijk hart opdat u uw lusten kunt bevredigen, maar bid ernstig om de beste gaven [zie LV 46:8–9].’10
‘Deugd is een van de voornaamste beginselen die ons in staat stellen vertrouwen te hebben in het benaderen van onze Vader die in de hemel is om Hem wijsheid te vragen. Daarom, als u dit beginsel in uw hart wilt koesteren, kunt u het Hem met alle vertrouwen vragen en het zal op uw hoofd worden uitgestort [zie LV 121:45–46].’11
‘Laat de gebeden van de heiligen ten hemel stijgen opdat zij de oren van de Here Sabaoth mogen bereiken, want de effectieve gebeden van de rechtschapenen vermogen veel [zie Jakobus 5:16].’12
Henry W. Bigler vertelde ooit: ‘Ik hoorde Joseph Smith eens spreken over bidden tot onze Vader in de hemel. Hij zei: “Houd het eenvoudig en simpel en vraag wat u wilt, net zoals u naar een buurman zou gaan en zou zeggen: Ik wil uw paard lenen om naar [de] molen te gaan.”’13
Door de Heilige Geest kunnen we individuele openbaring ontvangen
‘Kinderen van God hebben het voorrecht om God te benaderen en openbaring te ontvangen. (…) God is geen aanziener des persoons; wij hebben allen hetzelfde voorrecht.’14
‘Wij geloven dat wij recht hebben op openbaringen, visioenen en dromen van God, onze hemelse Vader; en op licht en intelligentie, door de gave van de Heilige Geest, in de naam van Jezus Christus, over alle onderwerpen met betrekking tot ons geestelijk welzijn; althans, als we zijn geboden onderhouden zodat we het waardig zijn in zijn ogen.’15
‘Het kan nuttig zijn de eerste aanwijzing van de geest van openbaring op te merken; bijvoorbeeld wanneer u voelt dat u zuivere intelligentie toevloeit, kunt u plotselinge invallen krijgen. Als u dat opmerkt, kan het zijn dat u het diezelfde dag of spoedig daarna ziet gebeuren; (d.w.z.) de zaken die u door de Geest van God werden ingegeven, zullen gebeuren; en door de Geest van God te onderkennen en te begrijpen, groeit u in het beginsel openbaring, totdat u volmaakt wordt in Christus Jezus.’16
‘Ik heb een oud exemplaar van het Nieuwe Testament in het Latijns, Hebreeuws, Duits en Grieks. (…) Ik dank God dat ik dat oude boek heb; maar ik dank Hem nog meer voor de gave van de Heilige Geest. Ik heb het oudste boek in de wereld; maar ik heb het oudste boek in mijn hart, namelijk de gave van de Heilige Geest. (…) De Heilige Geest is in mij en begrijpt meer dan de hele wereld; en ik zal er omgang mee hebben.’17
‘Niemand kan de Heilige Geest ontvangen zonder openbaringen te ontvangen. De Heilige Geest is een openbaarder.’18
John Taylor, die destijds president van het Quorum der Twaalf was, zei ooit: ‘Ik herinner me een opmerking die Joseph Smith wel veertig jaar geleden eens tegen mij maakte nog goed. Hij zei: “Ouderling Taylor, u hebt zich laten dopen, u hebt door handoplegging de Heilige Geest ontvangen en u bent tot het heilig priesterschap geordend. Als u de ingevingen van die Geest blijft volgen, zal die u altijd ten goede leiden. Soms kan dat indruisen tegen uw eigen mening; trek u daar niets van aan, volg zijn ingevingen; en als u zich houdt aan zijn influisteringen, zal dat zich uiteindelijk in u ontwikkelen tot een beginsel van openbaring, zodat u alles zult weten.” ’19
Ideeën voor studie en onderwijs
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Let op hoe belangrijk het gebed was in de ervaringen van Joseph Smith en de drie getuigen van het Boek van Mormon (zie pp. 135–137). Welke invloed heeft het gebed gehad op uw eigen ervaringen met het Boek van Mormon? Welke andere aspecten van uw leven worden door het gebed beïnvloed?
-
Welke gedachten en gevoelens hebt u bij het lezen van de onderste alinea die begint op pagina 137? Denk na over die uitspraak en bedenk wat u kunt doen om de manier te verbeteren waarop u uw ‘Maker aanspreekt’.
-
Waarom kunnen we ons niet uitsluitend op openbaringen uit het verleden verlaten? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 138–140.) Waarom hebben we voortdurend individuele openbaring nodig?
-
Lees het onderdeel dat begint op pagina 140. Kijk wat de profeet ons leert over de vragen wanneer we moeten bidden en waarover. Wat kunt u daarvan leren om uw eigen gebeden te verbeteren? Hoe zou een gezin er het gezinsgebed mee kunnen verbeteren?
-
Bestudeer de leringen van de profeet op de pagina’s 141–142 over de vraag hoe we moeten bidden. Waarom is het goed om ‘eenvoudige en simpele’ bewoordingen te gebruiken bij het bidden? Hoe komt het dat we door een rechtschapen levenswijze vertrouwen krijgen in het in gebed benaderen van onze hemelse Vader? Waardoor hebt u een getuigenis gekregen dat God gebeden hoort en verhoort?
-
Lees de onderste volledige alinea op pagina 142. Wanneer hebt u iets gehad aan het merken van ‘de eerste aanwijzing’ van de Geest aan u? Hoe kunnen we leren om de influisteringen van de Geest onmiddellijk te herkennen?
Relevante teksten: 1 Koningen 19:11–12; Jakobus 1:5–6; Helaman 5:30; 3 Nephi 18:18–21; LV 6:22–23; 8:2–3; 88:63–65