Hoofdstuk 6
De zending van Johannes de Doper
‘Johannes [de Doper] droeg het Aäronisch priesterschap en was een rechtmatig bestuurder en was de voorloper van Christus, en hij kwam om de weg voor Hem te bereiden.’
Uit het leven van Joseph Smith
Joseph Smith bleef in de winter van 1828–1829 in Harmony (Pennsylvania) verder werken aan de vertaling van het Boek van Mormon, maar het werk ging slechts langzaam vooruit. Joseph moest niet alleen op de boerderij werken om in het onderhoud van zijn gezin te voorzien, maar hij had bovendien niet permanent de beschikking over een schrijver om hem te assisteren. In die tijd van grote nood riep hij ‘de Heer aan en vroeg Hem mij te verschaffen wat ik nodig had om het werk te doen wat Hij mij had geboden.’1. De Heer beloofde dat Hij Joseph Smith zou verschaffen wat hij nodig had om het vertaalwerk voort te zetten (zie LV 5:34). Op 5 april 1829 vergezelde Oliver Cowdery, een jonge onderwijzer, Samuel, broer van de profeet, naar Harmony om Joseph te ontmoeten. Oliver had tijdens een verblijf bij de ouders van de profeet gehoord van de platen en had na daarover gebeden te hebben een persoonlijke openbaring ontvangen dat hij als schrijver voor de profeet diende te fungeren. Op 7 april begonnen de twee mannen aan het vertaalwerk, met Oliver als schrijver.
Toen Joseph en Oliver bezig waren met de vertaling van het verslag op de platen, lazen ze de instructies die de Heiland de Nephieten gaf met betrekking tot de doop voor de vergeving van zonden.2 Op 15 mei gingen ze naar het bos in de buurt van de woning van de profeet om de Heer te vragen om meer begrip van deze belangrijke verordening. ‘Onze ziel was gewijd aan vurig gebed,’ herinnerde Oliver Cowdery zich later, ‘om te weten te komen hoe wij de zegeningen van de doop en van de Heilige Geest konden bemachtigen volgens de orde van God. En wij streefden er ijverig naar het recht van de vaderen en het gezag van het priesterschap te ontvangen, alsmede de macht om daarin te bedienen.’3
Joseph Smith schreef op wat er in antwoord op zijn gebed gebeurde: ‘Terwijl wij aldus doende waren om te bidden en de Heer aan te roepen, daalde er een hemelse boodschapper neer in een wolk van licht. Toen hij ons zijn handen had opgelegd, ordende hij ons met deze woorden: Aan u, mijn mededienstknechten, verleen ik in de naam van de Messias het priesterschap van Aäron, dat de sleutels omvat van de bediening van engelen en van het evangelie van bekering en van de doop door onderdompeling tot vergeving van zonden; en dit zal nooit meer van de aarde worden weggenomen, totdat de zonen van Levi de Heer wederom een offer offeren in gerechtigheid.
‘Hij zei dat dit Aäronisch priesterschap niet het gezag omvatte van de oplegging der handen voor de gave van de Heilige Geest, maar dat dit later op ons zou worden bevestigd. (…)
‘De boodschapper die ons bij deze gelegenheid bezocht en dit priesterschap aan ons verleende, zei dat zijn naam Johannes was, dezelfde die in het Nieuwe Testament Johannes de Doper wordt genoemd, en dat hij handelde in opdracht van Petrus, Jakobus en Johannes, die de sleutels droegen van het priesterschap van Melchizedek, welk priesterschap, zei hij, te zijner tijd aan ons zou worden verleend.’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:68–70, 72)
De komst van Johannes de Doper was een belangrijke gebeurtenis in het leven van de profeet Joseph Smith en in de vooruitgang van Gods koninkrijk op aarde. Hoewel Joseph Smith God de Vader en Jezus Christus had gezien, door hemelse boodschappers was bezocht en de gouden platen had ontvangen, alsmede het vermogen om die te vertalen, had hij nog geen priesterschapsgezag en -macht ontvangen. Nu was het gezag van het Aäronisch priesterschap op aarde teruggebracht en die van het Melchizedeks priesterschap zou spoedig teruggebracht worden. Joseph Smith was een rechtmatig bestuurder geworden in Gods koninkrijk.
Leringen van Joseph Smith
Johannes de Doper vervulde de belangrijke zendingen om de weg voor de Heiland te bereiden en Hem te dopen
‘Ik woonde [op 29 januari 1843 een] vergadering in de tempel bij. (…) Ik zei dat er twee vragen waren die mij aangaande de laatste sabbat gesteld waren waarvan ik had beloofd om die in het openbaar te beantwoorden, en dat ik daarvoor deze gelegenheid te baat zou nemen.
‘De vraag kwam door de uitspraak van Jezus: “Onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter dan Johannes, maar de kleinste in het Koninkrijk Gods is groter dan hij.” [Lucas 7:28.] Hoe kan het dat Johannes als een van de grootste profeten beschouwd werd? Die grootsheid kon onmogelijk het gevolg zijn van zijn wonderen. [zie Johannes 10:41].
‘Ten eerste. Hem was een goddelijke zending toevertrouwd om de weg voor de Heer te bereiden. In wie was er eerder of sindsdien soortgelijk vertrouwen gesteld? Niemand.
‘Ten tweede. Hem werd deze belangrijke zending toevertrouwd en er werd van hem gevraagd om de Zoon des Mensen te dopen. Wie had ooit de eer om dat te doen? Wie had ooit zo’n voorrecht en eer? Wie leidde ooit de Zoon van God de wateren van de doop in en had het voorrecht om te zien hoe de Heilige Geest in de gedaante van een duif neerdaalde, of liever gezegd met het symbool van de duif, om van die verordening te getuigen? Het symbool van de duif is al vóór de schepping van de wereld ingesteld als getuige van de Heilige Geest, en de duivel kan niet als een symbool van een duif verschijnen. De Heilige Geest is een persoon en heeft de vorm van een persoon. Hij verschijnt niet in de vorm van een duif, maar wel als het symbool van een duif. De Heilige Geest kan zich niet transformeren tot een duif, maar het symbool van een duif werd aan Johannes gegeven om de waarheid van de daad aan te geven, daar de duif voor waarheid en onschuld staat.
‘Ten derde. Johannes was destijds de enige bestuurder van de zaken van het koninkrijk dat toen op aarde was, en hij bezat de sleutels van het gezag. Volgens hun eigen wet moesten de joden zich aan zijn instructies houden of verdoemd worden. En Christus zelf vervulde alle gerechtigheid door de wet te gehoorzamen die Hij op de berg aan Mozes had gegeven, waarmee Hij die groot en eerzaam maakte in plaats van ze te vernietigen. De zoon van Zacharia ontnam de joden de sleutels, het koninkrijk, de macht en de heerlijkheid door de heilige zalving en verordening van de hemel, en om die drie redenen was hij de grootste profeet die ooit uit een vrouw geboren werd.
‘De tweede vraag: hoe kan het dat de kleinste in het koninkrijk der hemelen groter was dan hij? [Zie Lucas 7:28.]
‘In reactie daarop vroeg ik: ten aanzien van wie werd Jezus ook wel eens de minste genoemd? Jezus werd beschouwd als degene met de minste aanspraak in Gods koninkrijk en had [naar het schijnt] het minste recht op de titel van profeet, waardoor het erop lijkt dat Hij eigenlijk zei: “Hij die onder u als de minste wordt beschouwd is groter dan Johannes — en dat ben Ik.”’4
Er moeten rechtmatige bestuurders zijn in Gods koninkrijk
‘Sommigen zeggen dat het koninkrijk van God niet vóór de dag van het pinksterfeest op aarde was, en dat Johannes [de Doper] niet de doop van bekering voor de vergeving van zonden predikte. Maar ik zeg in naam van de Heer dat het koninkrijk Gods in de tijd van Adam bestond op aarde, tot aan deze tijd. Wanneer er een rechtschapen mens op aarde was aan wie God zijn woord openbaarde en wie Hij macht en gezag gaf om in zijn naam te bedienen, en wanneer er een priester van God is — een geestelijke die macht en gezag van God heeft om te bedienen in de verordeningen van het evangelie en te officiëren in Gods priesterschap, dan is het koninkrijk Gods er. En doordat het evangelie van Jezus Christus en de profeten die God had gezonden, zijn verworpen, zijn de oordelen Gods in verschillende tijden op volken, steden en naties uitgestort, wat het geval was met de steden Sodom en Gomorra, die werden vernietigd omdat ze de profeten verwierpen. (…)
‘Met betrekking tot het evangelie en de doop die Johannes verkondigde, zou ik zeggen dat Johannes het evangelie voor de vergeving van zonden kwam verkondigen. Hij had gezag van God en de orakelen Gods waren met hem, en het koninkrijk Gods leek een tijdlang alleen op Johannes te rusten. De Heer beloofde Zacharias dat hij een zoon zou krijgen die een afstammeling van Aäron was, daar de Heer had beloofd dat het priesterschap van Aäron en zijn zaad door de generaties heen doorgegeven zou worden. Niemand matigt zich die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron [zie Hebreeën 5:4]; en Aäron ontving zijn roeping door openbaring. (…)
‘Maar, zegt men, het koninkrijk Gods kon in de dagen van Johannes niet bestaan, want Johannes zei dat het koninkrijk nabij was. Maar ik zou willen vragen of het naderbij kan zijn dan in handen van Johannes. De mensen hoeven niet te wachten tot de pinksterdag om Gods koninkrijk te vinden, want Johannes had het bij zich, en toen hij uit de wildernis kwam en uitriep: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” [Matteüs 3:2], had hij net zo goed kunnen zeggen: “Ik heb hier het koninkrijk van God en ik kom achter u aan; ik heb het koninkrijk van God en u kunt het ontvangen; en als u het niet ontvangt, wordt u verdoemd”, en de Schriften geven weer dat heel Jeruzalem naar de dopen door Johannes ging [zie Matteüs 3:5–6]. Er was een rechtmatig bestuurder en zij die zich lieten dopen, waren onderdanen voor een koning; en de wetten en orakelen Gods waren er ook; daarom was het koninkrijk Gods er; want niemand kon meer gezag hebben om het te bedienen dan Johannes; en onze Heiland onderwierp zichzelf ook aan dat gezag door zich door Johannes te laten dopen; daarom was het koninkrijk Gods op aarde, zelfs in de tijd van Johannes. (…)
‘(…) Christus kwam overeenkomstig de woorden van Johannes [zie Marcus 1:7] en Hij was groter dan Johannes omdat Hij de sleutels van het Melchizedeks priesterschap en het koninkrijk Gods droeg, en voorheen het priesterschap van Mozes had geopenbaard, maar toch werd Christus door Johannes gedoopt om alle gerechtigheid te vervullen [zie Matteüs 3:15]. (…)
‘[Jezus] zegt: “Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan”; en “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” [Zie Johannes 3:5; Matteüs 24:35.] Als iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het koninkrijk Gods binnengaan. Het is duidelijk dat het koninkrijk Gods op aarde was, en Johannes bereidde onderdanen voor op het koninkrijk door het evangelie aan ze te verkondigen en ze te dopen, en hij bereidde de weg voor de Heiland, of kwam als zijn voorloper, en bereidde onderdanen voor op de prediking van Christus, en Christus predikte door heel Jeruzalem op dezelfde grond waar Johannes had gepredikt. (…) Johannes predikte hetzelfde evangelie en de doop die Jezus en de apostelen na hem predikten. (…)
‘Wanneer de mens achter de wil van God kan komen en een bestuurder kan vinden die rechtmatig gezag draagt van God, dan is het koninkrijk van God er; maar als die er niet zijn, is het koninkrijk van God er niet. Alle verordeningen, systemen en bedieningen op aarde zijn de mensenkinderen niet tot nut, tenzij ze door God verordineerd en goedgekeurd zijn; want alleen een rechtmatig bestuurder kan de mens redden; want niemand anders wordt erkend door God of zijn engelen.’5
‘Johannes [de Doper] droeg het Aäronisch priesterschap en was een wettig bestuurder en de voorloper van Christus, en hij kwam om de weg voor Hem te bereiden. (…) Johannes was priester naar de orde van Aäron vóór Christus. (…)
‘De sleutels van het Aäronisch priesterschap werden hem toevertrouwd en hij was de stem van een die roept in de woestijn: “Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden.” [Matteüs 3:3]. (…)
‘De Heiland zei tegen Johannes: Ik heb nodig door u gedoopt te worden. Waarom? Om gehoor te geven aan mijn bevelen [zie Matteüs 3:15]. (…) Jezus had maar één rechtmatige bestuurder, [namelijk] Johannes.
‘Er schuilt in de hele Bijbel geen heil zonder een rechtmatig bestuurder.’6
Iemand met de geest van Elias heeft een voorbereidend werk te doen voor de Heer
‘Ik wil het eerst hebben over de geest van Elias; en om op dat onderwerp te komen, haal ik een getuigenis uit de Schriften aan en geef ik mijn eigen getuigenis.
‘Allereerst, laat ik volstaan met te zeggen dat ik het bos in ging om in gebed de Heer te vragen wat zijn wil voor mij was, en ik zag een engel [Johannes de Doper] die zijn handen op mijn hoofd legde en mij tot priester naar de orde van Aäron ordende, om de sleutels van dit priesterschap te dragen, en dit ambt was er om bekering en de doop voor vergeving van zonden te prediken en om te dopen. Maar mij werd gezegd dat dit ambt niet het gezag omvatte om de handen op te leggen voor het verlenen van de Heilige Geest; dat dát ambt een groter werk was en dat het later gegeven zou worden; maar dat mijn ordening een voorbereidend werk was, een voorafgaand werk, die de geest van Elias was; want de geest van Elias ging vooraf om de weg te bereiden voor de grotere, zoals bij Johannes de Doper. Hij riep in de wildernis: ‘Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden’ [Matteüs 3:3]. En men kreeg te horen, als men het kon ontvangen, dat het de geest van Elias was [zie Matteüs 11:14]; en Johannes zorgde er wel voor dat hij de mensen vertelde dat hij niet dat Licht was, maar dat hij gestuurd was om van dat Licht te getuigen [zie Johannes 1:8].
‘Hij zei tegen het volk dat het zijn zending was om bekering te prediken en te dopen met water; maar het was Hij die na hem zou komen die met vuur en met de Heilige Geest zou dopen [zie Matteüs 3:11].
‘Was hij een bedrieger geweest, dan was hij misschien te ver gegaan en had hij het mogelijk op zich genomen om verordeningen te verrichten die niet bij zijn ambt en roeping pasten, niet in de geest van Elias.
‘De geest van Elias is er om de weg te bereiden voor een grotere openbaring van God, en het [de geest van Elias] is het priesterschap van Elias, oftewel het priesterschap waartoe Aäron geordend was. En als God een man de wereld instuurt om een groter werk voor te bereiden, iemand die de sleutels van Elia’s macht draagt, dan werd dat al vanaf het begin van de wereld de leer van Elias genoemd.
‘De zending van Johannes was beperkt tot prediken en dopen; maar wat hij deed, was rechtmatig; en toen Jezus Christus discipelen van Johannes tegenkwam, doopte Hij ze met vuur en met de Heilige Geest. (…) Johannes ging niet te ver, maar deed getrouw het deel dat bij zijn ambt hoorde; en elk deel van de grote opbouw moet goed voorbereid worden en de juiste plaats krijgen; en het is nodig om te weten wie de sleutels van het gezag draagt, en wie niet, anders kunnen wij misleid worden.
‘De persoon die de sleutels van Elias draagt, heeft een voorbereidend werk te doen. (…) De geest van Elias werd aan mij geopenbaard en ik weet dat het waar is; daarom spreek ik stoutmoedig, want ik weet echt dat mijn leer waar is.’7
Ideeën voor studie en onderwijs
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Lees het relaas over Johannes de Doper die het Aäronisch priesterschap bevestigde op Joseph Smith en Oliver Cowdery (pp. 85–86, 91–92). Wat was de uitwerking van deze gebeurtenis op Joseph en Oliver? Welke invloed heeft deze gebeurtenis op úw leven gehad?
-
Lees de eerste volledige alinea op pagina 86 en let erop dat Johannes de Doper Joseph en Oliver zijn ‘mededienstknechten’ noemde. Wat kunnen priesterschapsdragers aan die uitspraak hebben? In welke opzichten zou die uitspraak onze omgang met jonge Aäronisch-priesterschapsdragers kunnen beïnvloeden?
-
Lees het deel van dit hoofdstuk dat op pagina 87 begint. Wat vindt u van Johannes de Doper en zijn zending in dit leven?
-
De profeet Joseph noemde Johannes de Doper een ‘rechtmatig bestuurder’ (pp. 87–91). Wat zou de term ‘rechtmatig bestuurder’ betekenen in verband met het priesterschap? Waarom is er ‘geen heil (…) zonder een rechtmatig bestuurder’? (Zie p. 91.)
-
Lees het laatste onderdeel van dit hoofdstuk (pp. 91–92). Wat is de geest van Elias? Hoe bereidde Johannes de Doper de weg voor de komst van de Heiland?
-
Joseph Smith heeft gezegd dat het bevestigen van het Aäronisch priesterschap ‘een voorbereidend werk’ is omdat het de weg bereidt voor iets groters (zie p. 91). Wat kunnen Aäronisch-priesterschapsdragers doen om zich voor te bereiden op het Melchizedeks priesterschap? Wat kunnen ouders, grootouders, leerkrachten en leidinggevenden doen om hen te helpen met hun voorbereiding?
Relevante teksten: Matteüs 3:1–17; 1 Nephi 10:7–10; Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 3:43–46