HOOFDSTUK 18
Achter de sluier: het leven in de eeuwigheid
[De rechtvaardigen die zijn gestorven] zullen weer opstaan om in onsterfelijke heerlijkheid in een eeuwige gloed te verkeren, en zullen dan niet meer rouwen, lijden of sterven, maar zullen erfgenamen van God en mede–erfgenamen van Jezus Christus zijn.’
Uit het leven van Joseph Smith
Joseph Smiths werk aan de vertaling van de Bijbel leidde tot een hoogst opmerkelijk visioen over het leven in de eeuwigheid. Op 16 februari 1832 was de profeet aan het werk in het huis van John Johnson in Hiram (Ohio), waarbij Sidney Rigdon zijn schrijver was. Hij was het evangelie van Johannes aan het vertalen. ‘Uit verscheidene openbaringen die waren ontvangen’, zei de profeet later, ‘bleek dat veel belangrijke punten aangaande het heil der mensen uit de Bijbel waren gelicht of vóór de publicatie verloren waren gegaan. Uit de waarheden die waren overgebleven is wel duidelijk dat als God eenieder beloont volgens de daden in het vlees verricht, de term “hemel”, de eeuwige woonplaats voor de heiligen, uit meer dan één koninkrijk moet bestaan.’1
De profeet vertaalde Johannes 5.29, waarin wordt beschreven hoe allen zullen voortkomen in de opstanding — ‘wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven, tot de opstanding ten oordeel.’ Toen hij en Sidney over deze tekst nadachten, opende zich een groots visioen aan hen. De profeet heeft geschreven: ‘Door de macht van de Geest werden onze ogen geopend en werd ons verstand verlicht, zodat wij de dingen Gods konden zien en begrijpen — ja, die dingen die hebben bestaan vanaf het begin, eer de wereld was, die door de Vader waren verordonneerd door zijn eniggeboren Zoon, die vanaf het begin aan de boezem des Vaders was’ (LV 76:12–13).
In dat glorierijke visioen zagen de profeet en Sydney Rigdon de Zoon van God aan de rechterhand van de Vader en ‘ontvingen van zijn volheid’ (LV 76:20). Zij zagen de drie koninkrijken van heerlijkheid die God heeft bereid voor zijn kinderen en leerden wie deze koninkrijken zullen beërven. Ze zagen ook dat Satan uit de tegenwoordigheid van God werd geworpen, alsmede het lijden van hen die zich door Satan laten overwinnen.
Deze openbaring is nu afdeling 76 van de Leer en Verbonden. De profeet legde uit: ‘Niets kon de heiligen aangenamer zijn wat de orde in het koninkrijk van de Heer betreft dan het licht dat door het voorgaande visioen op de wereld losbarstte. Elke wet, elk gebod, elke belofte, elke waarheid en elk facet wat de bestemming van de mens betreft, van Genesis tot Openbaring, daar waar de Schrift gevrijwaard is gebleven van de dwaasheden van de mens (…) getuigt van het feit dat dit document een afschrift is van de verslagen in de eeuwige wereld. De verhevenheid van de ideeën; de zuiverheid van de taal; de draagwijdte van iemands daden; de voortgang tot voltooiing opdat de erfgenamen van eeuwig heil de Heer zullen herkennen en hun knie buigen; de beloningen voor getrouwheid en de straffen voor zonde stijgen zover boven de kortzichtigheid van de mens uit dat elke eerlijke man ertoe gebracht wordt uit te roepen: “Het is van God.”‘2
Leringen van Joseph Smith
God heeft drie graden van heerlijkheid voor zijn kinderen voorbereid.
‘Mijn toespraak gaat over de opstanding uit de dood, die u in het veertiende hoofdstuk van Johannes vindt — “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen.” [Johannes 14:2.] Dat moet zijn: “In het huis mijns Vaders zijn vele koninkrijken”, zodat u erfgenamen van God en mede-erfgenamen met mij zult zijn. (…) Er zijn woningen voor wie een celestiale wet gehoorzamen, en er zijn anderen woningen voor wie de wet niet hebben nageleefd, elk mens naar zijn eigen orde.’3
‘“Maar”, zegt iemand, “Ik geloof in één hemel en één hel, waar iedereen naartoe gaat, allemaal even ellendig of allemaal even gelukkig.”
‘Wat! Waar iedereen op een kluitje zit — de eerzamen, deugdzamen, en moordenaars en hoereerders, hoewel er geschreven staat dat ze naar hun daden in het vlees worden geoordeeld? Maar Paulus laat ons weten dat er drie heerlijkheden en drie hemels zijn. Hij kende iemand die was opgenomen tot in de derde hemel [zie 1 Korintiërs 15:40–41; 2 Korintiërs 12:2–4]. (…) Jezus zei tegen zijn discipelen: “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen — anders zou Ik het u gezegd hebben. Want Ik ga heen om u een plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.” [Zie Johannes 14:2–3.]’4
‘Ga en lees het visioen in [Leer en Verbonden 76]. In dat visioen wordt elke heerlijkheid aangegeven — de heerlijkheid van de zon, een andere heerlijkheid van de maan, en een heerlijkheid van de sterren; en zoals elke ster in heerlijkheid verschilt van andere, zo verschillen de werelden van telestiale orde in heerlijkheid, en iedere man die in celestiale heerlijkheid regeert is een God over zijn heerlijkheden. (…)
Paulus zegt: ‘De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans. Zo is het ook met de opstanding der doden.’ [1 Korintiërs 15:41–42.]’5
Wie het getuigenis van Jezus ontvangen, de evangelieverordeningen ontvangen en door geloof overwinnen, zullen het celestiale koninkrijk beërven.
De profeet Joseph Smith zag het volgende in een visioen, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 76:50–59, 62, 68–70: ‘En wederom getuigen wij — want wij zagen en hoorden, en dit is het getuigenis van het evangelie van Jezus Christus aangaande hen die tevoorschijn zullen komen in de opstanding der rechtvaardigen — het zijn zij die het getuigenis van Jezus hebben ontvangen, en in zijn naam hebben geloofd, en zich hebben laten dopen naar de wijze van zijn begrafenis, doordat zij in het water zijn begraven in zijn naam, en wel volgens het gebod dat Hij heeft gegeven — opdat zij, door de geboden te onderhouden, konden worden gewassen en gereinigd van al hun zonden, en de Heilige Geest konden ontvangen door de handoplegging van hem die tot die macht is geordend en verzegeld; en die overwinnen door geloof, en worden verzegeld door de Heilige Geest der belofte, die de Vader uitstort op allen die rechtvaardig en getrouw zijn.
‘Zij zijn het die de kerk van de Eerstgeborene vormen. Zij zijn het in wier handen de Vader alle dingen gegeven heeft — zij zijn het die priester en koning zijn, die van zijn volheid en van zijn heerlijkheid hebben ontvangen; en priesters zijn van de Allerhoogste, naar de orde van Melchizedek, die naar de orde van Henoch was, die naar de orde van de eniggeboren Zoon was.
‘Daarom, zoals er geschreven staat: zij zijn goden, ja de zonen van God — daarom, alle dingen zijn van hen, hetzij leven of dood, of tegenwoordige dingen, of toekomende dingen, ze zijn alle van hen, en zij zijn van Christus, en Christus is van God. (…)
‘Dezen zullen in de tegenwoordigheid van God en zijn Christus wonen voor eeuwig en altijd. (…) Dezen zijn het wier naam ingeschreven is in de hemelen, waar God en Christus rechter over allen zijn. Dezen zijn het die rechtvaardige mensen zijn, tot volmaking gekomen door Jezus, de Middelaar van het nieuwe verbond, die deze volmaakte verzoening tot stand heeft gebracht door het vergieten van zijn eigen bloed. Dezen zijn van wie het lichaam celestiaal is, van wie de heerlijkheid die van de zon is, ja, de heerlijkheid van God, de hoogste van allen, van wiens heerlijkheid geschreven staat dat de zon aan het uitspansel daarvoor typerend is.’6
De profeet Joseph Smith predikte het volgende in mei 1843, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 131:1–4: ‘In de celestiale heerlijkheid zijn drie hemelen of graden; en om de hoogste te verwerven, moet een mens tot deze orde van het priesterschap toetreden (namelijk het nieuw en eeuwigdurend huwelijksverbond); en als hij dat niet doet, kan hij die niet verwerven. Hij kan de andere ingaan, maar dat is dan het einde van zijn koninkrijk; hij kan geen vermeerdering hebben.’7
‘Dat is dan het eeuwige leven — de enige wijze en ware God te kennen; en u zult zelf moeten leren om een god te worden, en koningen en priesters van God te zijn, (…) door van de ene kleine graad tot de andere te gaan, en van een klein vermogen tot een groot; van genade tot genade, van verhoging tot verhoging, totdat u de opstanding uit de doden bereikt, en in staat bent in een eeuwige gloed te verkeren, en in heerlijkheid te zitten, evenals hen die in eeuwigdurende macht tronen. (…)
‘(…) [De rechtvaardigen die zijn gestorven] zullen weer opstaan om in onsterfelijke heerlijkheid in een eeuwige gloed te verkeren, en zullen dan niet meer rouwen, lijden of sterven, maar zullen erfgenamen van God en mede–erfgenamen van Jezus Christus zijn. Wat houdt dat in? Dezelfde macht te beërven, dezelfde heerlijkheid en dezelfde verhoging, tot u de positie van een god bereikt en de troon van eeuwige macht bestijgt, net als zij die u zijn voorgegaan.’8
‘Wie een glorierijke opstanding uit de dood krijgt, zullen ver verheven zijn boven prinsdommen, machten, tronen, heerschappijen en engelen, en van hen wordt gezegd dat ze erfgenamen zijn van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus en dat ze allen eeuwige macht hebben [zie Romeinen 8:17].’9
De ‘eerzamen van de aarde’, wie niet kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus, beërven het terrestriale koninkrijk.
De profeet Joseph Smith zag het volgende in een visioen, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 76:71–79: ‘En voorts zagen wij de terrestriale wereld, en zie, ja, zie, dezen zijn het die van het terrestriale zijn, van wie de heerlijkheid verschilt van die van de kerk van de Eerstgeborene, waarvan de leden de volheid van de Vader hebben ontvangen, ja, zoals de maan verschilt van de zon aan het uitspansel.
‘Zie, dezen zijn het die zijn gestorven zonder wet; en ook zij die de geesten van de mensen zijn die in de gevangenis zijn gehouden, die de Zoon heeft bezocht en tot wie Hij het evangelie heeft gepredikt, opdat zij kunnen worden geoordeeld als mensen in het vlees; die het getuigenis van Jezus niet in het vlees hebben ontvangen, maar het later hebben ontvangen.
‘Dezen zijn het die de eerzamen van de aarde zijn, die door de listigheid der mensen werden verblind. Dezen zijn het die van zijn heerlijkheid ontvangen, maar niet van zijn volheid. Dezen zijn het die van de tegenwoordigheid van de Zoon ontvangen, maar niet van de volheid van de Vader.
‘Daarom, het zijn terrestriale lichamen, en geen celestiale lichamen, en zij verschillen in heerlijkheid zoals de maan verschilt van de zon. Dezen zijn het die niet kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus; daarom verwerven zij niet de kroon in het koninkrijk van onze God.’10
Wie slecht zijn en het evangelie of het getuigenis van Jezus niet ontvangen, beërven het telestiale koninkrijk.
De profeet Joseph Smith zag het volgende in een visioen, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 76:81–85, 100–106, 110–112: ‘En voorts zagen wij de heerlijkheid van het telestiale, welke heerlijkheid die van een lagere orde is, zoals de heerlijkheid van de sterren verschilt van de heerlijkheid van de maan aan het uitspansel.
‘Dezen zijn het die het evangelie van Christus niet hebben ontvangen, noch het getuigenis van Jezus. Dezen zijn het die de Heilige Geest niet verloochenen. Dezen zijn het die worden neergeworpen in de hel. Dezen zijn het die niet van de duivel zullen worden verlost tot de laatste opstanding, tot de Heer, ja, Christus, het Lam, zijn werk zal hebben voleindigd. (…)
‘Dezen zijn het die zeggen dat sommigen van hen van de een zijn en sommigen van de ander — sommigen van Christus en sommigen van Johannes en sommigen van Mozes en sommigen van Elias en sommigen van Esajas en sommigen van Jesaja en sommigen van Henoch; maar zij hebben het evangelie niet ontvangen, noch het getuigenis van Jezus, noch de profeten, noch het eeuwigdurend verbond.
‘En ten laatste: al dezen zijn het die niet met de heiligen zullen worden vergaderd, om tot de kerk van de Eerstgeborene te worden opgenomen, en in de wolk te worden ontvangen.
‘Dezen zijn het die leugenaars zijn, en tovenaars en overspeligen en hoereerders en allen die de leugen liefhebben en doen. Dezen zijn het die de verbolgenheid Gods op aarde ondergaan. Dezen zijn het die de straf van het eeuwige vuur ondergaan. Dezen zijn het die worden neergeworpen in de hel en de verbolgenheid van de almachtige God ondergaan tot de volheid der tijden, wanneer Christus alle vijanden onder zijn voeten zal hebben gelegd en zijn werk zal hebben vervolmaakt. (…)
‘En wij hoorden de stem des Heren, zeggende: Al deze zullen de knie buigen en iedere tong zal belijden aan Hem die voor eeuwig en altijd op de troon is gezeten; want zij zullen geoordeeld worden naar hun werken, en ieder mens zal, naar zijn eigen werken, zijn eigen heerschappij ontvangen, in de woningen die zijn bereid; en zij zullen dienstknechten van de Allerhoogste zijn; maar waar God en Christus wonen, kunnen zij niet komen, van eeuwigheid tot eeuwigheid.’11
De bron van kwelling voor de goddelozen is dat ze beseffen dat ze niet de heerlijkheid hebben gekregen die ze hadden kunnen hebben.
‘God heeft bepaald dat allen die zijn stem niet gehoorzamen niet ontkomen aan de verdoemenis der hel. Wat is de verdoemenis der hel? In dat gezelschap te verkeren dat zijn geboden niet heeft gehoorzaamd. (…) Ik weet dat alle mensen verdoemd zullen worden als ze niet het pad volgen dat Hij heeft gebaand, en dat is het pad dat wordt gemarkeerd door het woord des Heren.’12
‘De grote ellende van de geesten in de geestenwereld, waarheen zij na hun dood gaan is het besef dat zij de heerlijkheid niet zullen beërven, die anderen bezitten en dat die ook hun deel had kunnen zijn; zij zijn hun eigen aanklagers.’13
‘De pijn van onzekerheid is het afschuwelijkst. Dat is de straf van de goddelozen; hun twijfel, kwelling en onzekerheid veroorzaken geween, geweeklaag en tandengeknars.’14
‘De mens is zijn eigen kweller en spreekt zijn eigen oordeel uit. Derhalve staat er geschreven: hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel [zie Openbaring 21:8]. De kwelling van teleurstelling is voor een man zo bitter als een poel des vuurs, die van zwavel brandt. Ik zeg dat de kwelling van de mens daar op lijkt.
‘Sommigen zullen herrijzen tot de eeuwigdurende gloed, want God woont in een eeuwigdurende gloed, en sommigen zullen herrijzen tot verdoemenis van hun eigen vuilheid, die net zo’n kwelling is als ware het een poel van vuur en zwavel.’15
Ideeën voor studie en bespreking
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Joseph Smith en Sidney Rigdon dachten na over een schrifttekst toen zij de openbaring ontvingen die te boek is gesteld in Leer en Verbonden 76 (pp. 235–236; zie ook LV 76:15–19). Welke ervaringen hebt u gehad die u duidelijk hebben gemaakt dat meditatie tot meer begrip kan leiden? Neem terwijl u dit hoofdstuk, alsmede de andere hoofdstukken, bestudeert of bespreekt de tijd om na te denken over de waarheden die u leest.
-
Lees Johannes 14:2–3 en 1 Korintiërs 15:40–41. Hoe hebben de leringen in dit hoofdstuk u meer inzicht gegeven in deze teksten?
-
In de uitleg over wie er de celestiale, terrestriale en telestiale heerlijkheid zullen beërven, wordt de term ‘het getuigenis van Jezus’ vijf keer gebruikt (pp. 237–241). Welke kenmerken heeft iemand die ‘kloekmoedig is in het getuigenis van Jezus’? Welke beloften zijn er gegeven aan wie kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus?
-
Lees de laatste alinea die begint onderaan op p. 237 en schenk vooral aandacht aan de term ‘door geloof overwinnen’. Wat dienen wij zoal te overwinnen? Hoe helpt geloof in Jezus Christus ons om onze problemen te overwinnen?
-
Lees de eerste alinea op pagina 239. Waarom denkt u dat we ons ‘van de ene kleine graad tot de andere’ moeten verbeteren om eeuwige vooruitgang te kunnen maken? Welke ervaringen heeft u gehad die illustreren dat we op die manier leren en groeien?
-
Lees de tweede volledige alinea op p. 240, waarin mensen omschreven worden die het terrestriale koninkrijk beërven. Hoe kunnen we voorkomen dat we ‘verblind worden door de listigheid der mensen’? En hoe kunnen we daar andere mensen voor behoeden?
-
Zoek op p. 242 naar woorden en zinsneden die Joseph Smith gebruikte om de toestand van de goddelozen in het volgende leven te omschrijven? Wat maken die woorden en zinsneden u duidelijk? Hoe kan een mens ‘zijn eigen kweller [zijn] en zijn eigen oordeel uit[spreken]’?
Relevante teksten: Alma 41:2–8; LV 14:7; 76:20–49; 88:15–39