Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 1: Het eerste visioen: de Vader en de Zoon verschijnen aan Joseph Smith


Hoofdstuk 1

Het eerste visioen: de Vader en de Zoon verschijnen aan Joseph Smith

‘[Ik zag] twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan. Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’

Uit het leven van Joseph Smith

Na de dood en opstanding van Jezus Christus kwam er geleidelijk een wijdverbreide afval van het geloof. De apostelen van de Heiland werden verworpen en gedood, zijn leringen werden veranderd, en het priesterschap van God werd van de aarde weggenomen. In de oudheid had de profeet Amos al een tijd van afvalligheid en geestelijke duisternis voorzegd: ‘Zie, de dagen komen, luidt het woord van de Here Here, dat Ik een honger in het land zal zenden — geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar om de woorden des Heren te horen. Dan zullen zij zwerven van zee tot zee, en van het noorden naar het oosten zullen zij dolen, om te zoeken het woord des Heren; maar vinden zullen zij het niet’ (Amos 8:11–12).

Een van de mensen die het woord van de Heer zochten dat op aarde verloren was gegaan, was Joseph Smith — een jongeman die in 1820 in de plattelandsgemeenschap Palmyra woonde, in de staat New York. Joseph was een sterke, actieve jongeman met een lichte huidskleur, lichtbruin haar en blauwe ogen. Hij was het vijfde van elf kinderen in het gezin van Joseph Smith sr. en Lucy Mack Smith. Hij werkte lange dagen om zijn vader en zijn oudere broers te helpen met het vellen van bomen en zaaien van gewassen op de dichtbeboste veertig hectaren grond van hun boerderij. Volgens zijn moeder was hij een ‘opmerkelijk stil, welwillend kind’1 dat ‘zich meer overgaf aan overpeinzing en grondig onderzoek’ dan zijn broers en zussen.2 Omdat hij moest werken om mede in het onderhoud van zijn ouderlijk gezin te voorzien, kreeg hij alleen maar voldoende formeel onderricht om wat elementair lezen, schrijven en rekenen te leren.

In deze periode was het westen van de staat New York, waar het gezin Smith woonde, het toneel van veel geloofsijver. Net als vele anderen gingen de leden van de familie Smith naar de veldpredikingen en bijeenkomsten van de christelijke groeperingen in de omgeving. Sommige familieleden traden tot een van de kerken toe, maar Joseph deed dat niet. Later schreef hij over deze periode:

‘Ik begon me ernstig zorgen te maken over het welzijn van mijn eeuwige ziel, waardoor ik de Schriften ging bestuderen, want ik geloofde wat ik had geleerd, namelijk dat zij het woord van God bevatten. Toen ik me aldus tot de Schriften wendde en nauw omging met mensen van verschillende geloofsrichtingen, begon ik me bijzonder te verbazen, want ik merkte dat zij niet in overeenstemming leefden met de heilige levenswandel en het rechtschapen gedrag dat ik in die heilige schatkamer aantrof. Dat was een trieste ervaring voor mijn ziel. (…)

‘Ik dacht diep na over de omstandigheden van de wereld van de mensheid — de conflicten en verdeeldheid, de goddeloosheid en gruweldaden, en de duisternis die de geest van de mens vervulde. Mijn geest raakte steeds meer van streek, want ik begon mij bewust te worden van mijn zonden. En terwijl ik de Schriften bestudeerde, kwam ik tot de conclusie dat de mensheid zich niet tot de Heer richtte, maar van het ware en levende geloof was afgevallen en dat geen enkele vereniging of godsdienstige groepering gebaseerd was op het evangelie van Jezus Christus in het Nieuwe Testament, en ik had het gevoel dat ik mijn eigen zonden en die van de wereld te betreuren had.’3

De zoektocht naar de waarheid door de jonge Joseph Smith bracht hem naar het bos, waar hij God vroeg om de wijsheid die hij nodig had. In antwoord op zijn gebed verschenen zijn hemelse Vader en Jezus Christus aan hem. Zij maakten de herstelling van het evangelie in deze laatste tijd mogelijk. Deze fantastische gebeurtenis wordt door Joseph Smith welsprekend maar in eenvoudige bewoordingen beschreven.

Leringen van Joseph Smith

Uit Joseph Smiths zoeken naar de waarheid leren wij dat schriftstudie en oprecht gebed kunnen leiden tot openbaring

Geschiedenis van Joseph Smith 1:5, 7–13: ‘In de plaats waar wij woonden [ontstond] een ongebruikelijke opwinding over godsdienst. Het begon onder de methodisten, maar verspreidde zich al snel onder alle sekten in die landstreek. Het hele gebied leek er wel door aangetast en grote menigten sloten zich aan bij de verschillende godsdienstige groeperingen, wat onder de mensen de nodige opschudding en verdeeldheid veroorzaakte, want sommigen riepen: ‘Zie hier!’ en anderen: ‘Zie daar!’ Sommigen streden voor het methodistische, anderen voor het presbyteriaanse, en weer anderen voor het baptistische geloof. (…)

‘Ik was destijds in mijn vijftiende levensjaar. Het gezin van mijn vader werd tot het presbyteriaanse geloof bekeerd en vier gezinsleden sloten zich bij die kerk aan, namelijk mijn moeder Lucy, mijn broers Hyrum en Samuel Harrison, en mijn zuster Sophronia.

‘In deze tijd van grote opwinding werd mijn geest tot ernstig nadenken en grote onrust aangespoord; maar ofschoon mijn gevoelens diep waren en dikwijls pijnlijk getroffen werden, hield ik mij toch afzijdig van al deze groepen, hoewel ik hun onderscheiden bijeenkomsten bijwoonde zo dikwijls de gelegenheid zich voordeed. ‘Na verloop van tijd begon ik iets te voelen voor de methodistische sekte en kreeg ik een zeker verlangen mij daarbij aan te sluiten; maar zo groot waren de verwarring en de twist tussen de verschillende gezindten dat het onmogelijk was voor iemand van mijn jeugdige leeftijd, en zo weinig bekend met mensen en zaken, om met enige zekerheid uit te maken wie er gelijk had en wie ongelijk.

‘Mijn gemoed was soms zeer opgewonden, zo hevig en onophoudelijk waren het geschreeuw en de opschudding. De presbyterianen waren zeer uitgesproken tegen de baptisten en methodisten, en bedienden zich van alle mogelijke logica en spitsvondigheid om hun dwalingen te bewijzen, of althans het volk te laten geloven dat ze dwaalden. Aan de andere kant waren de baptisten en methodisten op hun beurt even ijverig in hun pogingen om hun eigen dogma’s te onderbouwen en alle andere te weerleggen.

‘Te midden van deze woordenstrijd en botsende meningen vroeg ik me vaak af: Wat staat mij te doen? Welke van al deze groeperingen heeft gelijk, of hebben ze allemaal ongelijk? Als er één gelijk heeft, welke is dat dan en hoe kom ik dat te weten?

‘In de tijd dat de buitengewone moeilijkheden die veroorzaakt werden door de twisten tussen deze groeperingen godsdienstijveraars, op mij drukten, las ik op zekere dag de zendbrief van Jakobus, hoofdstuk 1 vers 5, dat luidt: ‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden.’

‘Nooit heeft enige passage uit de Schrift een mensenhart sterker getroffen dan deze op dat moment het mijne. Zij leek met grote kracht in iedere vezel van mijn hart door te dringen. Ik dacht er keer op keer over na, in het besef dat als iemand wijsheid van God nodig had, ik dat was; ik wist immers niet wat ik moest doen, en tenzij ik méér wijsheid kon krijgen dan ik toen bezat, zou ik het nooit weten, want de godsdienstleraars van de verschillende sekten vatten dezelfde passages uit de Schrift zo verschillend op, dat alle vertrouwen om het probleem te kunnen oplossen aan de hand van de Bijbel de bodem werd ingeslagen.

‘Uiteindelijk kwam ik tot de slotsom dat ik óf in het duister en in verwarring moest blijven, óf de aanwijzing van Jakobus moest opvolgen, dat wil zeggen, God erom bidden. Ik kwam ten slotte tot het besluit om inderdaad ‘God erom te bidden’, redenerend dat als Hij wijsheid gaf aan hen die in wijsheid tekortschoten en mildelijk zou geven en niet zou verwijten, ik het kon proberen.

Joseph Smith werd uit de macht van de vijand van alle rechtschapenheid bevrijd

Geschiedenis van Joseph Smith 1:14–16: ‘Aldus, in overeenstemming hiermee, namelijk mijn besluit om het aan God te vragen, trok ik mij terug in het bos om de poging te wagen. Het was op de morgen van een mooie, heldere dag, vroeg in het voorjaar van achttienhonderdtwintig. Het was de eerste maal van mijn leven dat ik een dergelijke poging deed, want ondanks mijn bezorgdheid had ik nog nooit eerder een poging gedaan om hardop te bidden.

‘Toen ik mij had begeven naar de plek die ik eerder had gekozen en om mij heen had gekeken en had vastgesteld dat ik alleen was, knielde ik neer en begon de verlangens van mijn hart tot God op te zenden. Nauwelijks had ik dat gedaan, of ik werd aangegrepen door een of andere kracht die mij geheel overmande en zo’n verbazingwekkende invloed op mij had, dat mijn tong gebonden werd, zodat ik niet kon spreken. Dikke duisternis omhulde mij en enige tijd had ik het gevoel dat ik tot plotselinge verdelging was gedoemd.

‘Maar, al mijn krachten aanwendend om God aan te roepen om mij te bevrijden uit de macht van deze vijand die mij had aangegrepen, en op het moment dat ik op het punt stond in wanhoop te verzinken en mij aan verdelging over te geven — niet aan een denkbeeldige ondergang, maar aan de macht van een bestaand wezen uit de onzichtbare wereld dat zo’n verbazingwekkende kracht bezat als ik nog nooit in enig wezen had gevoeld — precies op dat moment van grote ontsteltenis zag ik recht boven mijn hoofd een lichtkolom, de helderheid van de zon overtreffend, die geleidelijk neerdaalde tot zij op mij viel.’5

Onze hemelse Vader en Jezus Christus verschijnen aan Joseph Smith in antwoord op zijn nederig gebed

Geschiedenis van Joseph Smith 1:17–20: ‘Zodra die verscheen, voelde ik mij bevrijd van de vijand die mij gebonden hield. Toen het licht op mij rustte, zag ik twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan. Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!

‘Mijn bedoeling toen ik navraag ging doen bij de Heer, was om te weten te komen welke van alle sekten gelijk had, zodat ik zou weten bij welke ik mij moest aansluiten. Zodra ik dus mijzelf weer in de hand had, zodat ik kon spreken, vroeg ik de Personen die boven mij in het licht stonden, welke van alle sekten gelijk had (want op dat moment was het nog nooit bij mij opgekomen dat ze alle ongelijk hadden) — en bij welke ik mij moest aansluiten.

‘Ik kreeg het antwoord dat ik mij bij geen daarvan moest aansluiten, want ze hadden alle ongelijk; en de Persoon die mij aansprak, zei dat al hun geloofsbelijdenissen een gruwel in zijn ogen waren; dat die belijders allen verdorven waren: “Zij naderen Mij met hun lippen, maar hun hart is verre van Mij; zij verkondigen als leerstellingen geboden van mensen en hebben een schijn van godsvrucht, maar verloochenen de kracht daarvan.”

‘Hij verbood mij andermaal mij bij welke dan ook aan te sluiten; en vele andere dingen zei Hij mij, die ik nu niet kan opschrijven. Toen ik weer tot mijzelf kwam, bemerkte ik dat ik op mijn rug lag en naar de hemel keek. Toen het licht was heengegaan, had ik geen kracht meer; maar aangezien ik spoedig enigermate herstelde, ging ik naar huis. Toen ik tegen de schoorsteenmantel aangeleund stond, vroeg moeder wat eraan scheelde. Ik antwoordde: “Maak u maar niet ongerust – alles is met mij in orde.” Vervolgens zei ik tegen mijn moeder: “Ik ben nu zelf te weten gekomen dat het presbyteriaanse geloof niet waar is.” Het was alsof de tegenstander al in een zeer vroeg stadium van mijn leven besefte dat ik voor zijn rijk een verstoorder en een bron van ergernis zou blijken te zijn; waarom zouden de machten van duisternis anders tegen mij samenspannen? Waarom de tegenkanting en vervolging die tegen mij ontstonden, toen ik nagenoeg in mijn kinderjaren was?’6

Als ons getuigenis sterk is, kunnen wij er door vervolging niet toe gebracht worden om datgene te verloochenen waarvan wij weten dat het waar is

Geschiedenis van Joseph Smith 1:21–26: ‘Enkele dagen nadat ik dit visioen had ontvangen, bevond ik mij toevallig in het gezelschap van een der methodistische predikanten, die zeer actief was bij de eerder genoemde godsdienstige opwinding; al sprekend met hem over het onderwerp godsdienst, nam ik de gelegenheid te baat om hem te vertellen van het visioen dat ik had ontvangen. Ik was zeer verbaasd over zijn optreden; hij nam hetgeen ik vertelde niet alleen lichtvaardig op, maar zelfs met grote minachting, zeggende dat het allemaal van de duivel kwam, dat zaken als visioenen of openbaringen tegenwoordig niet bestonden; dat al dergelijke dingen met de apostelen waren opgehouden en dat die er nooit meer zouden zijn.

‘Ik bemerkte echter spoedig dat het vertellen van mijn verhaal onder geloofsbelijders veel vooroordeel tegen mij had opgewekt en de oorzaak was van hevige vervolging, die steeds toenam; en hoewel ik een onbekende jongen was, nog maar veertien à vijftien jaar oud, en mijn levensomstandigheden van dien aard waren dat ze mij tot een onbetekenende jongeman in deze wereld maakten, sloegen vooraanstaande mannen toch voldoende acht op mij om de openbare mening tegen mij te doen keren en een bittere vervolging te ontketenen; en dat was het geval onder alle sekten — alle verenigden zich om mij te vervolgen.

‘Het heeft mij in die tijd, en sindsdien nog vaak, tot ernstig nadenken gestemd — hoe uitermate vreemd het was dat een onbekende jongen van amper veertien jaar, en bovendien een die noodgedwongen in een karig bestaan moest voorzien door zijn dagelijkse arbeid, als figuur belangrijk genoeg werd geacht om de aandacht te trekken van de voormannen van de belangrijkste sekten van die tijd, en wel op zo’n manier dat dit bij hen een geest van de bitterste vervolging en beschimping deed ontstaan. Maar, vreemd of niet, het was zo, en het bezorgde mij dikwijls groot verdriet.

‘Hoe dan ook, het was toch een feit dat ik een visioen had gezien. Ik heb sindsdien gedacht dat ik mij ongeveer zoals Paulus voelde toen hij zich voor koning Agrippa verdedigde en zijn verhaal deed van het visioen dat hij had gehad, toen hij een licht zag en een stem hoorde; maar toch waren er slechts weinigen die hem geloofden; sommigen zeiden dat hij een leugenaar was, anderen zeiden dat hij waanzinnig was; en hij werd bespot en beschimpt. Maar dat alles deed aan de werkelijkheid van zijn visioen niets af. Hij had een visioen gezien, en hij wist het, en alle vervolging onder de hemel kon dat niet veranderen; en al vervolgden zij hem ten dode toe, toch wist hij, en zou dat weten tot zijn laatste ademtocht, dat hij zowel een licht had gezien als een stem tot zich had horen spreken, en de gehele wereld kon hem niet anders doen denken of geloven.

‘Zo was het ook met mij. Ik had werkelijk een licht gezien, en te midden van dat licht had ik twee Personen gezien, en Zij hadden werkelijk tot mij gesproken; en al werd ik gehaat en vervolgd omdat ik zei dat ik een visioen had gezien, het was toch waar; en terwijl zij mij vervolgden, smaadden en liegende allerlei kwaad van mij spraken omdat ik dat zei, werd ik ertoe gebracht mij […] af te vragen: Waarom mij vervolgen voor het spreken van de waarheid? Ik heb echt een visioen gezien, en wie ben ik, dat ik God kan weerstaan, of waarom denkt de wereld mij te kunnen doen loochenen wat ik werkelijk heb gezien? Want ik had een visioen gezien; ik wist het, en ik wist dat God het wist, en ik kon het niet loochenen, noch durfde ik dat; in ieder geval wist ik dat ik God daarmee aanstoot zou geven en onder veroordeling zou komen.

‘Ik was nu tevredengesteld met betrekking tot de sektarische wereld — dat het niet mijn plicht was mij bij welke dan ook aan te sluiten, maar om op dezelfde manier door te gaan totdat ik verdere aanwijzingen kreeg. Ik had bevonden dat het getuigenis van Jakobus waar was — dat wie in wijsheid tekortschoot, God mocht bidden en die zou verkrijgen, zonder dat het hem werd verweten.’7

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Lees pagina’s 29–33. Bedenk in welke opzichten Joseph Smith een voorbeeld voor ons is in ons zoeken naar antwoorden op onze vragen. Wat leert u uit het verhaal van het eerste visioen over het lezen van de Schriften? Over overpeinzing? Over gebed?

  • Lees pagina’s 33–34. Bedenk welke waarheden Joseph Smith tijdens het eerste visioen te weten kwam over God de Vader en Jezus Christus. Waarom is het belangrijk dat wij allemaal een getuigenis van het eerste visioen hebben?

  • Toen Joseph andere mensen over zijn visioen vertelde, kregen veel mensen een vooroordeel tegen hem en vervolgden ze hem (p. 35). Waarom zouden de mensen op die manier gereageerd hebben? Denk na over Josephs reactie op de vervolging (pp. 36–37). Hoe kunnen wij zijn voorbeeld volgen tijdens vervolging of in andere beproevingen?

  • Wat was uw reactie toen u voor het eerst over het eerste visioen hoorde? Welke uitwerking heeft het sindsdien op u gehad? In welke opzichten bent u gesterkt door het verhaal nogmaals te bestuderen in dit hoofdstuk?

Relevante teksten: Jesaja 29:13–14; Joel 2:28–29; Amos 3:7; Mormon 9:7–9.

Noten

  1. Lucy Mack Smith, ‘The History of Lucy Smith, Mother of the Prophet’, manuscript uit 1845, p. 72, kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City, Utah, VS. Lucy Mack Smith, de moeder van de profeet, dicteerde in 1844 en 1845 haar geschiedenis, waarin de profeet veelvuldig voorkomt, aan Martha Jane Knowlton Coray. Martha Coray noemde dit eerste manuscript een ‘onvoltooid historisch manuscript’. Later in 1845 reviseerden Lucy Mack Smith, Martha Coray en Martha’s echtgenoot, Howard Coray, het oorspronkelijke manuscript en breidden het uit. Het manuscript uit 1845 heet ‘The History of Lucy Smith, Mother of the Prophet’. In dit boek wordt het manuscript van 1844–1845 aangehaald, behalve in gevallen waarin het manuscript uit 1845 materiaal bevat dat niet in het manuscript van 1844–1845 staat.

  2. Lucy Mack Smith, ‘The History of Lucy Smith, Mother of the Prophet’, manuscript uit 1844–1845, boek 4, p. 1, kerkelijke archieven.

  3. Joseph Smith, History 1832, pp. 1–2; Letter Book 1, 1829–1835, Joseph Smith, Collection, kerkelijke archieven.

  4. Geschiedenis van Joseph Smith 1:5, 7–13. Joseph Smith heeft verscheidene malen een gedetailleerd verslag geschreven of gedicteerd van het eerste visioen. Aanhalingen in dit hoofdstuk komen uit het verslag van het eerste visioen zoals dat aanvankelijk in 1842 is gepubliceerd in ‘History of Joseph Smith’, Times and Seasons, 15 maart 1842, pp. 726–728; 1 april 1842, pp. 748–749; later opgenomen in de Parel van grote waarde en gepubliceerd in History of the Church, deel 1, pp. 1–8. Dit is het officiële schriftuurlijke verslag. De profeet Joseph Smith heeft dit in 1838 en 1839 met de hulp van zijn schrijvers opgesteld.

  5. Geschiedenis van Joseph Smith 1:14–16.

  6. Geschiedenis van Joseph Smith 1:17–20.

  7. Geschiedenis van Joseph Smith 1:21–26.

Joseph in Sacred Grove

‘Ik zag recht boven mijn hoofd een lichtkolom, de helderheid van de zon overtreffend, die geleidelijk neerdaalde tot zij op mij viel.’

Joseph reading

‘Nooit heeft enige passage uit de Schrift een mensenhart sterker getroffen dan deze op dat moment het mijne.’