Hoofdstuk 22
Kennis van eeuwige waarheden verwerven
‘Iemand kan niet vlugger zalig worden dan hij kennis verwerft.’
Uit het leven van Joseph Smith
De profeet Joseph Smith ‘was leergierig’, schreef George Q. Cannon. ‘Hij nam graag kennis tot zich omdat het hem macht in rechtvaardigheid gaf. De beproevingen die zijn deel waren vanaf de dag dat hij zijn omgang met de hemelen aan een sceptische wereld bekendmaakte, zorgden ervoor dat zijn intelligentie almaar toenam. De Heer had hem geboden te studeren, en dat nam hij serieus ter hand. (…) Zijn verstand, verlicht door de Heilige Geest, nam gretig alle ware beginselen op. Hij kreeg ze een voor een onder de knie en onderwees anderen erin.’1
In 1833 kregen de profeet en een groep heiligen uit Kirtland een unieke gelegenheid om het evangelie te bestuderen. In januari van dat jaar richtte de profeet, in overeenstemming met het gebod van de Heer (zie LV 88:127–141) de school der profeten op om de priesterschapsleiders te trainen in hun bediening en ze voor te bereiden op de prediking van het evangelie. De school werd gehouden in een kamer op de eerste verdieping van de winkel van Newel K. Whitney, waar de profeet woonde. Ongeveer 25 broeders deden mee, van wie sommigen honderden kilometers reisden om het evangelie te bestuderen in een kamer die niet groter was dan 3,50 bij 4,50 meter. Veel van die mannen zouden later apostel of zeventiger worden, of andere leidinggevende functies vervullen. Hoewel de profeet en de andere broeders af en toe talen bestudeerden, richtten ze zich voornamelijk op de leringen van het evangelie, waarin ze zich van de vroege morgen tot laat in de middag ijverig verdiepten. Deze school functioneerde vier maanden, en soortgelijke scholen werden later gesticht in Kirtland en ook in Missouri, waar honderden mensen de lessen volgden.
Tijdens de bijeenkomst die op 27 februari 1833 in de school werd gehouden, ontving de profeet een belangrijke openbaring. In de beginperiode van de kerk was het gebruik van alcohol, tabak, koffie en thee normaal in de samenleving en onder de kerkleden. Toen de profeet zag dat de broeders in de school tabak gebruikten, verontrustte hem dat. Brigham Young herinnerde zich: ‘Als zij na het ontbijt in de kamer bijeenkwamen, staken ze als eerste hun pijp op om onder het roken over de grootse dingen van het koninkrijk te praten. (…) Vaak als de profeet de kamer binnenkwam om les te geven, stond die al blauw van de rook. Daardoor, en door de klachten van zijn vrouw over het schoonmaken van de vloer [die vies was door de uitgekauwde tabak], werd de profeet aan het denken gezet. Hij vroeg aan de Heer wat er gedaan moest worden aan het gedrag van de ouderlingen op het gebied van tabaksgebruik. De openbaring die bekendstaat als het woord van wijsheid was het antwoord op zijn vraag.’2
Miljoenen mensen hebben de raad in deze openbaring opgevolgd en daardoor stoffelijke en geestelijke zegeningen ontvangen, inclusief ‘wijsheid (…) en grote schatten aan kennis’, beloofd aan wie gehoorzaam zijn aan Gods geboden (LV 89:19).
De schatten aan geestelijke kennis werden op de broeders die de school der profeten bezochten uitgestort en zij maakten grote vooruitgang in hun begrip van het evangelie. In de klas die op 18 maart 1833 in de school werd gehouden, werden Sidney Rigdon en Frederick G. Williams aangesteld als de raadgevers van de profeet in het Eerste Presidium. Nadien spoorde de profeet ‘de broeders aan om de geboden van God trouw en ijverig te onderhouden, en instrueerde de heiligen in allerlei zaken, met de belofte dat de reinen van hart een hemels visioen zouden zien; en na een korte tijd in stil gebed te hebben doorgebracht, ging de belofte in vervulling; want bij velen opende de Geest Gods de ogen van hun begrip, zodat ze vele zaken aanschouwden. (…) Veel broeders zagen een hemels visioen van de Heiland en heerscharen engelen, en vele andere zaken.’3
De profeet legde uit dat er ‘voortdurend grote vreugde en voldoening in de school der profeten en onder de heiligen heerste, vanwege de ontvangen openbaringen en de vooruitgang in de kennis van God.’4
Leringen van Joseph Smith
Het evangelie van Jezus Christus omvat alle waarheid; de getrouwen aanvaarden de waarheden die God heeft geopenbaard en ontdoen zich van verkeerde overleveringen.
‘Het mormonisme is waar; en iedereen die het omarmt voelt zich vrij om elke waarheid aan te nemen: derhalve vallen alle ketenen van bijgeloof, onverdraagzaamheid, onwetendheid en priesterlist onmiddellijk af, zijn ogen gaan open voor de waarheid, en de waarheid zal priesterlist overwinnen. (…)
‘(…) Het mormonisme is waar, met andere woorden: de leer van de heiligen der laatste dagen is waar. (…) Het eerste en fundamentele beginsel van onze heilige godsdienst is dat wij geloven dat we het recht hebben om elke en alle waarheid aan te nemen, zonder beperkt of begrensd of gehinderd te worden door de geloofsovertuigingen of bijgelovige ideeën van mensen, of door de overheersing van anderen, wanneer die waarheid zich duidelijk aan ons manifesteert en we in hoge mate overtuigd zijn van die waarheid.’5
In januari 1843 had Joseph Smith een gesprek met een groepje mensen die geen lid van de kerk waren: ‘Ik zei hun dat het belangrijkste verschil tussen de heiligen der laatste dagen en de verschillende gezindten was dat de laatsten beperkt werden door een bepaalde geloofsbelijdenis, die hen ervan weerhield ook maar iets te geloven dat er niet onder viel, terwijl de heiligen der laatste dagen (…) bereid zijn alle bestaande ware beginselen te geloven, zoals die van tijd tot tijd worden gemanifesteerd.’6
‘Ik kan de geloofsbelijdenissen van de verschillende gezindten niet geloven, omdat ze alle zaken in zich dragen die ik niet kan aanvaarden, hoewel ze alle enige waarheid bezitten. Ik wil graag in de tegenwoordigheid van God komen en van alles leren; maar de geloofsbelijdenissen stellen beperkingen en zeggen, ‘Tot hiertoe en niet verder zult gij komen’ [Job 38:11]; daar kan ik mij gewoon niet in vinden.’7
‘Ik zeg tot iedereen die geneigd is de Almachtige beperkingen op te leggen, dat de heerlijkheid Gods aan u zal voorbijgaan. Om mede-erfgenaam te worden van de Zoon moet iemand al zijn verkeerde overleveringen afleggen.’8
‘Het belangrijkste om te weten is wat God vóór de grondlegging van de wereld heeft ingesteld. Wie weet het? Het mensdom is van nature geneigd om de werken en wegen van de Almachtige te beperken en er grenzen aan te stellen. (…) Datgene wat vanaf de grondlegging der wereld verborgen is, is in de laatste dagen geopenbaard aan kleine kinderen en zuigelingen [zie LV 128:18].’9
‘Als mensen zich uitspreken tegen [de waarheid] schaden ze mij daar niet mee, alleen zichzelf. (…) Wanneer zwakkelingen niet eens aandacht willen schenken aan zaken van het grootste belang, dan denk ik: geef mij de waarheid in al haar vormen en ik zal ze aan mijn borst drukken. Ik geloof alles wat God ooit heeft geopenbaard, en er is nog nooit een mens verdoemd omdat hij te veel geloofde; maar men wordt wel verdoemd voor ongeloof.’10
‘Wanneer God een mens een zegen of kennis aanbiedt en hij weigert die te ontvangen, zal hij verdoemd worden. De Israëlieten baden dat God tot Mozes zou spreken en niet tot hen; derhalve vervloekte Hij hen met een vleselijke wet.’11
‘Ik heb altijd de voldoening gesmaakt dat waarheid het wint van dwaling, en dat de duisternis moet wijken voor het licht.’12
Kennis krijgen van eeuwige waarheden is van wezenlijk belang voor eeuwig heil.
‘Kennis is noodzakelijk voor leven en godsvrucht. Wee alle priesters en geestelijken die prediken dat je voor het eeuwige leven en het heil geen kennis nodig hebt. Neem de apostelen enzovoort weg, neem alle kennis weg en dan blijkt al gauw dat u zich op de weg naar de hel bevindt. Kennis is openbaring. Luister goed, broeders, naar deze belangrijke verklaring: kennis is de kracht Gods tot eeuwig heil.’13
‘Kennis verdrijft duisternis, onzekerheid en twijfel, want waar kennis is kunnen die niet bestaan. (…) In kennis ligt macht. God bezit meer macht dan alle andere schepsels, omdat Hij meer kennis bezit; daarom weet Hij alle andere schepsels aan Zich te onderwerpen. Hij bezit macht over allen.’14
‘Als wij ons van God verwijderen, dalen we naar het gebied van de duivel af en vermindert onze kennis. En zonder kennis kunnen wij niet verlost worden. En als ons hart van het kwade vervuld is en wij het kwade najagen, is er in ons hart geen plaats voor het goede of om het goede te bestuderen. Is God niet goed? Dan bent u goed; als Hij getrouw is, dan bent u getrouw. Voeg aan uw geloof deugd toe, aan deugd kennis, en zoek naar alles wat goed is [zie 2 Petrus 1:5].
‘(…) Iemand kan niet vlugger zalig worden dan hij kennis verwerft, want als iemand geen kennis verwerft, wordt hij door de een of andere macht in de andere wereld in gevangenschap gebracht, daar boze geesten meer kennis hebben en derhalve meer macht hebben dan menig mens op aarde. Daarom zijn wij afhankelijk van openbaring, die ons kennis geeft van hetgeen Gods is.’15
Joseph Smith predikte het volgende in april 1843, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 130:18–19: ‘Welk niveau van intelligentie wij in dit leven ook bereiken, in de opstanding zal het met ons verrijzen. En als iemand in dit leven, door zijn ijver en gehoorzaamheid, meer kennis en intelligentie verkrijgt dan een ander, zal hij daar in die mate voordeel bij hebben in de toekomende wereld.’16
Joseph Smith predikte het volgende in mei 1843, later te boek gesteld in Leer en Verbonden 131:6: ‘Het is voor een mens onmogelijk om in onwetendheid gered te worden.’17
We krijgen kennis van eeuwige waarheden door ijverige studie en gebed.
George A. Smith, raadgever in het Eerste Presidium, heeft verklaard: ‘Joseph Smith heeft verkondigd dat elke man en vrouw de Heer dient te benaderen om wijsheid en zo kennis te krijgen van Hem die de bron van alle kennis is; en de beloften van het evangelie, zoals dat geopenbaard is, waren dusdanig dat we mogen geloven dat we door deze weg te bewandelen de kennis krijgen die we verlangen.’18
De profeet Joseph Smith schreef het volgende aan iemand die kort daarvoor lid van de kerk was geworden: ‘U herinnert zich beslist het getuigenis dat ik in de naam van de Heer Jezus heb gegeven over het grote werk dat Hij in de laatste dagen is begonnen. U kent mijn manier van communiceren, hoe ik in zwakte en eenvoud aan u verklaard heb wat de Heer in deze generatie tot stand heeft gebracht door heilige engelen naar mij te sturen. Ik bid dat de Heer u in staat mag stellen om die zaken in uw gedachten te koesteren, want ik weet dat zijn Geest tot allen zal getuigen die er ijverig naar streven kennis van Hem te ontvangen.’19
De profeet Joseph Smith schreef het volgende aan iemand die meer over de kerk wilde weten: ‘Verdiep u in de Bijbel en in zoveel boeken als u kunt krijgen; bid tot de Vader in de naam van Jezus Christus en heb geloof in de beloften gedaan aan de vaderen, en dan zal u tot de waarheid worden geleid.’20
‘De zaken Gods zijn van het grootste belang; en alleen door tijd, ervaring en weloverwogen, plechtige gedachten kan hieromtrent onze kennis toenemen. O mens, uw gedachten moeten zich, om een ziel tot heil te leiden, tot aan de hoogste hemelen verheffen en de diepste onpeilbare afgrond doorgronden, alsmede het wijde uitspansel der eeuwigheid — gij moet gemeenschap met God hebben. Hoeveel verhevener en edeler zijn de overwegingen Gods dan de ijdele inbeeldingen van het mensenhart! (…)
‘(…) Laat eerlijkheid, ernst, oprechtheid en plechtigheid, deugd, reinheid, ootmoed en eenvoud ons overal tot sieraad zijn; ja, laat ons als kleine kinderen worden zonder boosaardigheid, bedrog of huichelarij. En nu, broeders, indien u na uw beproevingen deze dingen doet en voor Gods aangezicht steeds vurig bidt en geloof oefent, zal Hij u kennis geven door zijn Heilige Geest, ja, door de onuitsprekelijke gave van de Heilige Geest [zie LV 121:26].’21
We krijgen stukje bij beetje meer kennis van eeuwige waarheden; we kunnen alles leren zodra wij het aankunnen.
‘Ik acht het niet wijs om alle kennis in één keer voorgeschoteld te krijgen; maar we krijgen haar stukje bij beetje, zodat we ze in ons kunnen opnemen.’22
‘Als u een ladder opklimt, moet u aan de onderkant beginnen en stap voor stap naar boven gaan totdat u de top bereikt; en dat geldt ook voor de beginselen van het evangelie — u moet met de eerste beginnen en doorgaan tot u alle beginselen van de verhoging hebt geleerd. Maar het zal nog lang duren nadat u door de sluier bent gegaan, voordat u ze hebt geleerd. Het kan niet allemaal in deze wereld worden begrepen; het zal een groot werk zijn om met ons heil en onze verhoging zelfs aan de andere zijde van het graf verder te gaan.’23
Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium gaven de volgende instructie aan de heiligen die zich in Nauvoo wilden vestigen: “Tot hen die (…) kunnen assisteren bij dit grote werk, zeggen we, laat ze hier naartoe komen; door dat te doen zullen ze niet alleen assisteren bij de uitbreiding van het koninkrijk, maar komen ze ook in een situatie dat ze hun voordeel kunnen doen met de instructie van het Presidium en de andere autoriteiten van de kerk, en zo hoger en hoger stijgen op de intelligentieschaal totdat zij “in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat.” [Efeziërs 3:18–19.]’24
‘God heeft niets aan Joseph geopenbaard wat Hij niet aan de Twaalf bekend zal maken; ja, de minste der heiligen mag alle dingen weten zodra hij die kan verwerken. Want de dag zal komen dat niemand tegen zijn naaste hoeft te zeggen: leer de Heer kennen; want alle mensen zullen Hem kennen (…), van de laagste tot de hoogste [zie Jeremia 31:34].’25
Ideeën voor studie en bespreking
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Lees de eerste alinea op p. 285. Denk aan gewoonten of ideeën in ons leven die ‘de werken en wegen van de Almachtige (…) grenzen stellen.’ Wat denkt u dat we moeten doen om alle waarheid te kunnen aannemen die de Heer ons zal geven?
-
Lees de eerste alinea op p. 286. Wanneer heeft kennis duisternis en twijfel uit uw leven verdreven? Waarom denkt u dat het voor uw eeuwig heil van belang is dat u kennis krijgt van de waarheid? (Zie voor enkele voorbeelden p. 285.)
-
Uit de leringen van de profeet Joseph zien we dat Satan wil dat we inboeten aan kennis (p. 286) en dat de Heer ons kennis wil geven (pp. 286–287). Wat kunnen we van deze tegenstelling leren?
-
Wat kunnen wij doen om in de kennis van de waarheid toe te nemen? (Zie pp. 281–283, 286–289 voor enkele voorbeelden.) Denk na over de alinea die onderaan pagina 287 staat. Kies een paar kenmerken uit die in deze alinea genoemd worden. Hoe helpen die kenmerken ons om kennis te krijgen?
-
Lees de tweede volledige alinea op p. 288. Hierin wordt het zich eigen maken van de evangeliebeginselen vergeleken met het beklimmen van een ladder. Wat kunnen we daaruit leren? Wat doet u om te blijven toenemen in uw kennis van het evangelie?
-
Welke gedachten en gevoelens hebt u bij de laatste alinea in dit hoofdstuk?
Relevante teksten: Spreuken 1:7; 1 Timoteüs 2:3–4; 2 Nephi 28:29–31; Alma 5:45–47; LV 88:118