Leringen van kerkpresidenten
Het leven en de bediening van Joseph Smith


Het leven en de bediening van Joseph Smith

‘Joseph Smith, de profeet en ziener des Heren, heeft, Jezus alleen uitgezonderd, meer gedaan voor het heil van de mensen in deze wereld dan enig ander mens die hier ooit heeft geleefd’ (LV 135:3). Deze verbazende verklaring beschrijft een man die op veertienjarige leeftijd door God geroepen werd en slechts 38 jaar werd. Tussen de geboorte van Joseph Smith in december 1805 in Vermont en zijn tragische dood in juni 1844 in Illinois vonden er wonderbaarlijke gebeurtenissen plaats. God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus verschenen aan hem en leerden hem meer over de aard van God dan de mens in eeuwen had geweten. Apostelen en profeten uit vroeger tijden verleenden Joseph heilige priesterschapsmacht, waarmee ze van hem een nieuwe, gezagsdragende getuige van God in deze laatste bedeling maakten. Door openbaringen aan de profeet kwam er een stortvloed aan kennis en leerstellingen, onder andere in het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde. Door hem was de ware kerk van de Heer weer op aarde gesticht.

Tegenwoordig verbreidt het werk dat begon met Joseph Smith zich over de hele wereld. President Wilford Woodruff heeft van de profeet Joseph Smith getuigd: ‘Hij was een profeet van God en legde het fundament voor het grootste werk en de grootste bedeling die ooit op aarde gevestigd zijn.’1

Afkomst en jeugd

Joseph Smith was een Amerikaan van de zesde generatie. Zijn voorouders waren in de zeventiende eeuw van Engeland naar Amerika geëmigreerd. De voorouders van de profeet hadden voor de eerste generaties Amerikanen kenmerkende eigenschappen: ze geloofden dat God hen leidde en voor hen zorgde, ze hadden een sterke werkethiek en ze dienden hun gezin en hun land ijverig.

De ouders van Joseph Smith, Joseph Smith senior en Lucy Mack Smith, traden in 1796 in Tunbridge (Vermont) in het huwelijk. Het was een hardwerkend en godvrezend paar dat hun huwelijksleven onder gunstige financiële omstandigheden begon. Helaas raakte Joseph Smith sr. zijn boerderij kwijt en kreeg hij in daaropvolgende jaren nog meer financiële tegenslagen. De familie Smith was gedwongen om enkele malen te verhuizen terwijl hun vader probeerde de kost te verdienen door een boerenbedrijf uit te baten in de beboste heuvels van New England, als dagloner te gaan werken op andere boerderijen, een handelsonderneming op te zetten of les te geven op school.

Joseph Smith jr. werd op 23 december 1805 geboren in Sharon (Vermont) als vijfde van elf kinderen. Hij werd naar zijn vader vernoemd. De kinderen in de familie Smith waren, in leeftijdvolgorde: een zoon die kort na de geboorte stierf (en geen naam kreeg), Alvin, Hyrum, Sophronia, Joseph, Samuel, Ephraim (die minder dan twee weken leefde), William, Katherine, Don Carlos en Lucy.2

Al jong gaf de profeet blijk van zijn buitengewone karakter. De familie Smith woonde in West Lebanon (New Hampshire) toen veel mensen in de plaatselijke gemeenschap getroffen werden door een potentieel dodelijke tyfuskoortsepidemie, en de kinderen van de familie Smith waren daar geen uitzondering op. De andere kinderen herstelden zonder complicaties. Maar Joseph, die ongeveer zeven jaar was, kreeg een ernstige infectie in zijn linkerbeen. Dokter Nathan Smith van de Dartmouth Medical School in het nabije Hanover (New Hampshire) stemde erin toe om een nieuwe chirurgische procedure uit te voeren in een poging om het been van de jongen te redden. Toen dokter Smith en zijn collega’s zich klaarmaakten voor de operatie, vroeg Joseph zijn moeder om de kamer te verlaten zodat ze hem niet hoefde te zien lijden. Joseph wilde geen alcohol drinken om de pijn te verdoven, maar vertrouwde op zijn vaders geruststellende omhelzing. Hij doorstond moedig het wegboren en wegkappen van een deel van zijn beenbot door de chirurg. De operatie was een succes, maar Joseph liep enkele jaren op krukken en liep de rest van zijn leven een beetje mank.

In 1816, na herhaaldelijk mislukken van de oogsten, verhuisde Joseph Smith sr. met zijn gezin van Norwich (Vermont) naar Palmyra (New York) in de hoop daar voorspoediger te worden. ‘Omdat we ons in noodlijdende omstandigheden bevonden, moesten [we] hard werken om in het onderhoud van ons grote gezin te voorzien (…), en daar dat de inspanning vereiste van allen die ook maar iets konden bijdragen aan het onderhoud van het gezin, waren we niet in staat om naar school te gaan. Het volstaat om te zeggen dat ik alleen onderricht in lezen, schrijven en de grondregels van het rekenen heb ontvangen’3, zei de profeet later.

Het eerste visioen

Joseph Smith schreef over zijn opvoeding: ‘Ik ben geboren (…) uit goede ouders die geen moeite spaarden om mij te onderwijzen in het christelijk geloof.’4 Maar net als veel andere christenen zagen Josephs ouders in dat er in de leringen van de kerken in hun tijd enkele evangeliebeginselen ontbraken waarin Jezus en zijn apostelen wél hadden onderwezen. In 1820 probeerden in Palmyra en omgeving verscheidene christelijke godsdiensten bekeerlingen te winnen. Josephs moeder, twee van zijn broers en zijn oudere zus traden toe tot de plaatselijke presbyteriaanse kerk, maar Joseph, zijn vader en zijn broer, Alvin, deden dat niet. Hoewel hij nog jong was, maakte Joseph zich erg druk over zijn status bij God en over de verwarring onder de verschillende religieuze groeperingen.

Bij zijn schriftstudie raakte de veertienjarige Joseph onder de indruk van een passage in het boek Jakobus: ‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden’ (Jakobus 1:5). Geïnspireerd door deze belofte van de Heer ging Joseph op een voorjaarsdag in 1820 het bos bij zijn huis in om te bidden. Hij knielde en sprak God aan over de verlangens van zijn hart. Onmiddellijk werd hij bevangen door de krachten der duisternis, die hem volledig overweldigden en hem deden vrezen dat hij vernietigd zou worden. Maar toen werden op zijn vurige gebed de hemelen geopend en werd hij van zijn onzichtbare vijand verlost. In een lichtkolom die feller was dan het licht van de zon zag hij twee Personen boven hem in de lucht staan. Een van Hen sprak de jongen met zijn naam aan en zei: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17.)

In dit heerlijke visioen verschenen God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, in eigen persoon aan de jonge Joseph. Joseph sprak met de Heiland, die hem zei om zich bij geen van de kerken aan te sluiten, want ‘ze hadden alle ongelijk’ en ‘al hun geloofsbelijdenissen [waren] een gruwel in zijn ogen (…); zij verkondigen als leerstellingen geboden van mensen en hebben een schijn van godsvrucht, maar verloochenen de kracht ervan’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:19). Joseph kreeg ook de belofte ‘dat de volheid van het evangelie in de toekomst aan [hem] bekendgemaakt zou worden.’5 Na eeuwen van geestelijke duisternis waren het woord van de Heer en de realiteit van God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, door dit jeugdige en zuivere kanaal aan de wereld geopenbaard.

De bezoeken van Moroni

Er gingen drie jaar voorbij waarin er in de gemeenschap spottend en honend werd gereageerd op Joseph Smiths verklaring dat hij God had gezien. De jonge profeet was nu zeventien jaar en vroeg zich af wat er voor hem in het verschiet lag. Op de avond van 21 september 1823 bad hij ernstig om leiding, en om vergeving voor zijn jeugdige zwakheden en onvolmaaktheden (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:29). In antwoord op zijn gebed vulde zijn zolderkamertje zich met licht en er verscheen een hemelse boodschapper die Moroni heette. ‘[Hij] verklaarde dat hij een engel van God was,’ herinnerde Joseph zich, ‘gezonden om de vreugdevolle boodschap door te geven dat het verbond dat God met Israël vanouds had gesloten, binnenkort vervuld zou worden, dat de voorbereiding op de wederkomst van de Messias spoedig zou beginnen, en dat het tijd was dat het evangelie in haar volheid en met alle kracht aan alle volken verkondigd zou worden, zodat de mensen zich op het duizendjarig rijk konden voorbereiden. Ik kreeg te horen dat ik de persoon was die als werktuig in de handen van God zijn doeleinden in deze heerlijke bedeling tot stand zou brengen.’6

Moroni zei Joseph ook dat er een verzameling oude geschriften, door profeten vanouds gegraveerd op gouden platen, in een nabijgelegen heuvel begraven lag. Dit heilige verslag beschreef een volk dat God zeshonderd jaar vóór de geboorte van Jezus van Jeruzalem naar het westen had geleid. Moroni was de laatste profeet van dit volk en had het verslag begraven. God had beloofd om het in de laatste dagen tevoorschijn te laten komen. Joseph Smith moest het heilige verslag in het Engels vertalen.

De daaropvolgende vier jaar zou Joseph Moroni jaarlijks op 22 september bij de heuvel ontmoeten voor nadere instructie en kennisoverdracht. Hij had die jaren van voorbereiding en persoonlijke ontwikkeling nodig om het oude verslag te kunnen vertalen. Hij moest opgewassen zijn tegen de taak om een werk tevoorschijn te brengen dat tot doel had ‘de Joden en de andere volken [te overtuigen] dat Jezus de Christus is, de Eeuwige God, die Zich aan alle natiën openbaart’ (Titelblad van het Boek van Mormon).

De vestiging van Gods koninkrijk op aarde

De vertaling van het Boek van Mormon gaat van start

Terwijl hij op de gouden platen wachtte, hielp Joseph Smith zijn familie om in hun behoeften te voorzien. In 1825 ging hij naar Harmony (Pennsylvania) en trad bij Josiah Stowell in dienst. Daar woonde hij in bij het gezin van Isaac en Elizabeth Hale en maakte hij kennis met hun dochter Emma, een lange, donkerharige onderwijzeres. Op 18 januari 1827 traden Joseph en Emma in South Bainbridge (New York) in het huwelijk. Hoewel hun huwelijk beproefd zou worden met het overlijden van kinderen, financiële moeilijkheden en Josephs veelvuldige afwezigheid om zijn taken uit te voeren, hielden Joseph en Emma zielsveel van elkaar.

Op 22 september 1827, vier jaar nadat hij de platen voor het eerst had gezien, werden ze Joseph uiteindelijk toevertrouwd. Maar zodra hij de platen in bewaring had, deed een plaatselijke bende herhaalde serieuze pogingen om ze te stelen. Om aan die vervolging te ontkomen, keerden Joseph en Emma in december 1827 terug naar Harmony, de woonplaats van Emma’s ouders. Eenmaal daar begon Joseph aan de vertaling van de platen.

Begin 1828 kreeg Martin Harris, een welvarende boer uit Palmyra, een getuigenis van het werk van de Heer in de laatste dagen. Hij reisde naar Harmony om Joseph te helpen met de vertaling. In juni van dat jaar had Josephs vertaalwerk 116 manuscriptpagina’s vertaling opgeleverd. Martin vroeg de profeet herhaaldelijk toestemming om het manuscript mee naar Palmyra te nemen zodat hij het aan enkele familieleden kon laten zien. De profeet vroeg het aan de Heer en kreeg geen toestemming. Maar hij vroeg het de Heer nog twee keer en kreeg uiteindelijk toestemming om Martin het manuscript mee te laten nemen. Toen het manuscript in Palmyra was, raakte het kwijt en werd nooit meer teruggevonden. De Heer nam de platen, de Urim en Tummim en de gave van vertaling een tijd weg van de profeet, wat hem een ootmoedige en bekeerlijke houding gaf. In een openbaring van de Heer leerde Joseph dat hij God altijd meer moest vrezen dan de mens (zie LV 3). Hoewel hij nog maar 22 was, werd zijn leven daarna gekenmerkt door volledige toewijding aan het opvolgen van elk gebod van de Heer.

Op 5 april 1829 kwam Oliver Cowdery, een onderwijzer die een jaar jonger was dan Joseph, bij hem thuis in Harmony. In antwoord op zijn gebed kreeg hij een getuigenis van de waarheid van het werk van de profeet. Twee dagen later begon het vertaalwerk opnieuw. Joseph dicteerde en Oliver schreef.

De herstelling van Gods priesterschap

Toen Joseph en Oliver werkten aan de vertaling van het Boek van Mormon, lazen zij over het bezoek van de Heiland aan de Nephieten vanouds. Als gevolg daarvan besloten zij de Heer om aanwijzingen te vragen inzake de doop. Op 15 mei gingen ze naar de oever van de Susquehanna, vlak bij Josephs woning in Harmony, om te bidden. Tot hun verbazing kregen ze bezoek van een hemelse persoon die zei dat hij Johannes de Doper was. Hij bevestigde het Aäronisch priesterschap op hen en gaf hen opdracht om elkaar te dopen en elkaar te ordenen. Later verschenen — zoals beloofd door Johannes de Doper — de apostelen Petrus, Jakobus en Johannes aan Joseph en Oliver en verleenden het Melchizedeks priesterschap en ordenden hen tot apostel.

Voorafgaand aan deze twee bezoeken hadden Joseph en Oliver kennis en geloof. Maar na de verschijning van de hemelse boodschappers hadden ze nu ook gezag — de priesterschapsmacht en het –gezag van God die nodig waren om zijn kerk op te richten en heilsverordeningen te verrichten.

Publicatie van het Boek van Mormon en stichting van de kerk

In april en mei 1829 werd het vertaalwerk van de profeet in zijn woning te Harmony (in Pennsylvania) in toenemende mate onderbroken door vervolging. Daarom besloten Joseph en Oliver tijdelijk naar Fayette Township (New York) te verhuizen om de vertaling te voltooien ten huize van Peter Whitmer sr. De vertaling werd in juni voltooid, minder dan drie maanden nadat Oliver als de schrijver van de profeet was begonnen. In augustus kwam Joseph overeen met uitgever Egbert B. Grandin in Palmyra dat hij het boek zou drukken. Martin Harris nam een hypotheek op zijn boerderij, op naam van de heer Grandin, als borg voor de drukkosten. Hij verkocht later 61 hectaren grond van zijn boerderij om de hypotheek af te betalen. Met ingang van 26 maart 1830 was het Boek van Mormon te koop in de boekwinkel van Grandin.

Op 6 april 1830, elf dagen nadat het Boek van Mormon voor het eerst aan het publiek te koop was aangeboden, kwam op de boerderij van Peter Whitmer sr. in Fayette (New York) een groep van ongeveer zestig mensen bijeen. Daar richtte Joseph Smith officieel de kerk op, die later door openbaring De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen genoemd werd (zie LV 115:4). Het was een vreugdevolle gelegenheid waarbij de Geest overvloedig werd uitgestort. Het avondmaal werd bediend, gelovigen werden gedoopt, de gave van de Heilige Geest werd verleend, en er werden mannen tot het priesterschap geordend. In een openbaring die tijdens de bijeenkomst werd ontvangen, wees de Heer Joseph Smith als leider van de kerk aan: ‘ziener, vertaler, profeet, apostel van Jezus Christus en ouderling van de kerk door de wil van God de Vader en de genade van uw Here Jezus Christus’ (LV 21:1). De Kerk van Jezus Christus was weer op aarde gevestigd.

Kirtland (Ohio): groei van de kerk

Omdat de kerkleden enthousiast anderen vertelden over de gevonden waarheid, groeide de jonge kerk snel. Al gauw waren er kerkgemeentes gesticht in diverse plaatsen in de staat New York: Fayette, Manchester en Colesville. In september 1830, kort nadat Joseph en Emma Smith van Harmony naar Fayette waren verhuisd, openbaarde de Heer bij monde van Joseph Smith dat er zendelingen ‘naar de Lamanieten’ in het westen van Missouri moesten gaan (LV 28:8). De zendelingen deden op doorreis Kirtland (Ohio) aan, waar ze een godsdienstige groepering tegenkwamen die op zoek was naar de waarheid. Ze bekeerden ongeveer 130 van hun leden, onder wie Sidney Rigdon, die later lid van het Eerste Presidium zou worden. De groep heiligen in Kirtland groeide tot enkele honderden toen de leden mensen om hen heen over het evangelie vertelden.

Toen de kerk in de staat New York groeide, nam de weerstand tegen de kerk ook toe. In december 1830 kreeg de profeet een openbaring met de instructie aan de kerkleden om ‘naar Ohio’ te gaan, wat meer dan vierhonderd kilometer ver weg lag (LV 37:1). De daaropvolgende maanden verkocht de overgrote meerderheid van de heiligen in New York hun bezittingen, hoewel ze daar vaak heel veel op verloren, en getroostten zich de opofferingen die nodig waren om naar Kirtland te gaan. Joseph en Emma Smith bevonden zich onder de eersten die op weg gingen naar Ohio. Ze kwamen op 1 februari 1831 in Kirtland aan.

Twee vergaderplaatsen voor de heiligen

In juni 1831 maakte de kerk in Kirtland sterke groei door. De Heer gaf de profeet en andere kerkleiders opdracht om naar Missouri te reizen. Daar zou Hij hun ‘[hun] erfland’ bekendmaken (zie LV 52:3–5, 42–43). In juni en juli 1831 legden de profeet en enkele anderen de ruim vijftienhonderd kilometer van Kirtland naar Jackson County (Missouri) af, wat zich aan de rand van het gebied met Amerikaanse nederzettingen bevond. Kort na zijn aankomst kreeg de profeet een openbaring van de Heer waarin stond dat ‘het land Missouri (…) het land is dat Ik aangewezen en gewijd heb voor de vergadering van de heiligen. Daarom is dit het land van belofte, en de plaats voor de stad Zion. (…) Zie, de plaats die nu Independence heet, is het middelpunt; en een plek voor de tempel bevindt zich ten westen daarvan op een perceel niet ver van het gerechtsgebouw’ (LV 57:1–3).

Door de vervulling van profetieën door bijbelse profeten begon de 25-jarige Joseph Smith het fundament te leggen voor de stad Zion in Amerika. In augustus 1831 presideerde hij de wijding van het land als vergaderplaats en wijdde hij een bouwplaats voor de tempel. Korte tijd later keerde de profeet terug naar Ohio, waar hij enkele getrouwe leden aanmoedigde om in Missouri te vergaderen. Honderden heiligen doorstonden de ontberingen van de negentiende-eeuwse manieren van reizen langs de grens van de Amerikaanse beschaving en vonden hun weg naar hun nieuwe woonplaats in Missouri.

Van 1831 tot 1838 had de kerk leden in zowel Ohio als Missouri. De profeet, de leden van het Quorum der Twaalf en veel andere kerkleden woonden in Kirtland, terwijl andere kerkleden vergaderden in Missouri, waar zij op aanwijzing van de profeet geleid werden door plaatselijke priesterschapsleiders. De kerkleiders correspondeerden per brief en reisden regelmatig heen en weer tussen Kirtland en Missouri.

Voortdurende openbaring

Toen hij in de omgeving van Kirtland woonde, ontving de profeet veel openbaringen van de Heer aangaande de herstelling van het evangelie in de laatste dagen. In november 1831 besloten de kerkleiders om veel van de tot dan toe ontvangen openbaringen te publiceren onder de titel Book of Commandments [Boek der geboden]. Het boek zou in Independence (Missouri) gedrukt worden. Maar in juli 1833 vernietigden benden de pers en veel van de gedrukte vellen. Afgezien van enkele exemplaren die gered konden worden, kwam het Book of Commandments nooit beschikbaar voor de leden van de kerk. In 1835 werden in Kirtland de openbaringen uit het Book of Commandments, samen met andere openbaringen, uitgegeven met de titel Doctrine and Covenants [later in het Nederlands Leer en Verbonden].

Toen hij in de buurt van Kirtland woonde, zette de profeet ook het werk aan zijn geïnspireerde versie van de Engelse Bijbel voort, waaraan hij op gebod van de Heer in 1830 was begonnen. Veel duidelijke en waardevolle zaken waren in de loop der eeuwen uit de Bijbel verloren gegaan. De profeet kreeg van de Geest aanwijzingen voor correcties in teksten in de King Jamesvertaling van de Bijbel en voor het terugbrengen van informatie die verloren was gegaan. Dit werk leidde tot de herstelling van belangrijke evangeliewaarheden, waaronder veel openbaringen die nu deel uitmaken van de Leer en Verbonden. Hoewel Joseph van plan was zijn herziening van de Bijbel te publiceren, werd hij er door dringende aangelegenheden, waaronder vervolging, van weerhouden om hem in zijn geheel te publiceren terwijl hij nog in leven was.

Onderdeel van zijn geïnspireerde herziening van de Bijbel was de openbaring die Joseph Smith ontving die nu het boek Mozes heet, en een geïnspireerde versie van Matteüs 24, die nu Matteüs naar Joseph Smith heet. In 1835 begon de profeet aan de vertaling van het boek Abraham van Egyptische papyrusrollen uit de oudheid, die de kerk had aangekocht. Al die vertalingen werden later opgenomen in de Parel van grote waarde.

Enkele van de openbaringen die de profeet in Kirtland ontving, betroffen het algemene bestuur van de kerk. Op aanwijzing van de Heer stichtte Joseph Smith in 1832 het Eerste Presidium.7 In 1835 stichtte hij het Quorum der Twaalf Apostelen en een Quorum der Zeventig. In 1834 werd er in Kirtland een ring gesticht. En in die periode stichtte hij bovendien Aäronische- en Melchizedekse-priesterschapsquorums om in de behoeften van plaatselijke kerkleden te voorzien.

De eerste tempel in deze bedeling

Een van de belangrijkste onderdelen van de herstelling was de openbaring van de Heer aan Joseph Smith dat er heilige tempels nodig waren. In december 1832 gebood de Heer de heiligen een tempel te bouwen in Kirtland. Hoewel veel kerkleden geen goed onderkomen, geen geschikte baan of voldoende voedsel hadden, reageerden ze enthousiast op het gebod van de Heer. En hun profeet werkte zij aan zij met ze.

Op 27 maart 1836 wijdde Joseph Smith de tempel in onder een overvloedige uitstorting van de Geest. Een week later, op 3 april 1836, vonden enkele van de belangrijkste gebeurtenissen in de godsdienstige geschiedenis plaats. De Heer Jezus Christus verscheen in de tempel aan Joseph Smith en Oliver Cowdery en zei: ‘Ik heb dit huis aanvaard en hier zal mijn naam zijn; en in dit huis zal Ik Mij in genade aan mijn volk bekendmaken’ (LV 110:7). En er verschenen drie boodschappers uit oudtestamentische bedelingen — Mozes, Elias en Elia. Zij brachten priesterschapssleutels en -gezag die al lang niet meer op aarde waren. De profeet Joseph Smith had nu het gezag om Israël uit alle vier hoeken van de aarde te vergaderen en familieleden aan elkaar te verzegelen voor dit leven en de eeuwigheid (zie LV 110:11–16). Deze herstelling van priesterschapssleutels vond plaats volgens het patroon dat de Heer de profeet had gegeven, namelijk ‘regel op regel, gebod op gebod; hier een weinig, en daar een weinig’ (LV 128:21) totdat de volheid van het evangelie van Jezus Christus op aarde was hersteld.

Het eeuwige evangelie verkondigen

De Heer gaf de profeet gedurende zijn bediening geregeld de opdracht zendelingen uit te sturen om ‘het evangelie aan ieder schepsel’ te verkondigen (LV 68:8). De profeet zelf voelde de verantwoording van deze opdracht op zich drukken en verliet vaak huis en haard om het evangelie te verkondigen. In de begintijd van de kerk werden er zendelingen geroepen om het evangelie te verkondigen in verschillende delen van de Verenigde Staten en Canada.

In de zomer van 1837 werd de profeet geïnspireerd om ouderlingen naar Engeland te sturen. De profeet gaf Heber C. Kimball, lid van het Quorum der Twaalf, opdracht om een kleine groep zendelingen aan te voeren. Ouderling Kimball liet zijn gezin bijna berooid achter maar vertrok in het geloof dat de Heer hem zou leiden. Binnen een jaar waren er in Engeland bijna tweeduizend mensen toegetreden tot de kerk. Vervolgens stuurde Joseph Smith leden van de Twaalf naar Groot-Brittannië, voor een zending van 1839 tot en met 1841, die opmerkelijk veel opleverde. In 1841 hadden al meer dan zesduizend mensen het evangelie aanvaard. Velen van hen emigreerden naar Amerika, waar ze de kerk in een uiterst moeilijke periode versterkten en nieuw leven inbliezen.

Het vertrek uit Kirtland

De heiligen in Kirtland hadden vervolging te verduren, vrijwel vanaf het moment dat ze daar aankwamen, maar de vervolging verhevigde in 1837 en 1838. De profeet zei: ‘Wat betreft Gods koninkrijk bouwt de duivel zijn koninkrijk altijd op hetzelfde moment op als tegenpool van God.’8 De profeet kreeg zelf de meeste vijandigheid te verduren, zowel van vijanden buiten de kerk als van afvalligen die zich tegen hem keerden. Hij werd onterecht beschuldigd van allerlei misdaden, werd bestookt met tientallen ongerechtvaardigde straf- en civielrechtelijke processen, en was gedwongen om zich te verstoppen voor hen die hem het leven wilden benemen. Maar hij bleef getrouw en moedig te midden van die bijna voortdurende moeilijkheden en tegenstand.

Uiteindelijk werd de vervolging in Kirtland ondraaglijk. In januari 1838 was de profeet gedwongen om Kirtland met zijn gezin te verlaten en een toevluchtsoord te zoeken in Far West (Missouri). Tegen het eind van het jaar waren de meeste heiligen uit Kirtland hem gevolgd. Ze lieten hun woning en hun geliefde tempel achter.

De heiligen in Missouri

De verdrijving uit Jackson County en de mars van het Zionskamp

Terwijl de heiligen in Kirtland ernaar streefden om de plaatselijke kerk te sterken, hielden veel andere kerkleden in Jackson County (Missouri) zich met hetzelfde bezig. In de zomer van 1831 begonnen heiligen der laatste dagen zich in die county te vestigen. Twee jaar later waren het ongeveer twaalfhonderd heiligen, waarmee ze ruwweg een derde van de plaatselijke bevolking uitmaakten.

De mensen die er al woonden, maakten zich zorgen over de vele heiligen die er kwamen wonen. De inwoners van Missouri vreesden de politieke macht kwijt te raken aan de nieuwkomers, die voor het merendeel uit de noordelijke staten van de VS kwamen en tegen het zuidelijke gebruik van de slavernij waren. De inwoners van Missouri wantrouwden ook de leerstellingen die uitsluitend mormoons waren, zoals het geloof in het Boek van Mormon, nieuwe openbaringen en de vergadering van Zion. En ze hadden er een hekel aan dat de heiligen der laatste dagen voornamelijk onderling handelden. Benden en plaatselijke milities begonnen de heiligen lastig te vallen en in november 1833 verdreven ze hen uit Jackson County. De meeste heiligen vluchtten naar het noorden en staken de Missouri over naar Clay County, ook in de staat Missouri.

Joseph Smith maakte zich ernstig zorgen over het lot van de heiligen in Missouri. In augustus 1833 schreef hij in Kirtland een brief aan de kerkleiders in Missouri: ‘Broeders, als ik bij u was, zou ik actief deel hebben aan uw lijden, en hoewel de natuurlijke neiging is om terug te deinzen, zou mijn geest u niet tot de dood in de steek laten, als God mij hielp. O, weest goedsmoeds, want uw verlossing is nabij. O, God, verlos mijn broeders in Zion.’9

In februari 1834 ontving Joseph Smith een openbaring die ertoe leidde dat hij een expeditie op touw zette van Kirtland naar Missouri om de lijdende heiligen te helpen en ervoor te zorgen dat zij hun landerijen in Jackson County terugkregen (zie LV 103). Gehoorzaam aan het gebod van de Heer, richtte de profeet voor de mars naar Missouri een groep op die hij Zionskamp noemde. In mei en juni 1834 ging de groep, die uiteindelijk meer dan tweehonderd leden telde, naar het westen, via Ohio, Indiana en Illinois naar Missouri. Ze leden veel ontberingen en vielen onder meer ten prooi aan een cholera-epidemie. Op 22 juni 1834, toen de expeditie Jackson County naderde, ontving de profeet een openbaring waarin het kamp ontbonden werd. Hij verzekerde echter dat Zion op zijn tijd zou worden verlost (zie LV 105:9–14). De profeet stichtte in Clay County een ring met David Whitmer als president en keerde vervolgens terug naar Ohio.

Hoewel het Zionskamp de eigendommen van de heiligen niet terugkreeg, bood het toekomstige leiders van de kerk training die van onschatbare waarde bleek, want de deelnemers leerden door het voorbeeld en de leringen van de profeet wat de beginselen van rechtschapen leiding geven zijn. In een vergadering die de profeet op 14 februari 1835 hield met de leden van het Zionskamp en andere kerkleden, stichtte hij het Quorum der Twaalf Apostelen. Twee weken later stichtte hij een Quorum der Zeventig. Negen leden van het Quorum der Twaalf en alle leden van het Quorum der Zeventig hadden aan het Zionskamp deelgenomen.

Vestiging in het noorden van Missouri

Maar in 1836 zeiden de inwoners van die county dat ze zulke grote aantallen kerkleden niet meer konden herbergen. Daarom begonnen de heiligen naar het noorden van Missouri te trekken. De meesten van hen vestigden zich in Caldwell County, een nieuwe county die door de staat was gesticht om de van huis en haard verdreven heiligen der laatste dagen plaats te bieden. In 1838 voegde een grote groep uit Kirtland verdreven heiligen zich bij hen. De profeet en zijn gezin arriveerden in maart in Far West, de bloeiende mormoonse nederzetting in Caldwell County, en vestigde daar de hoofdzetel van de kerk. In april gaf de Heer Joseph Smith opdracht om in Far West een tempel te bouwen (zie LV 115:7–16).

Helaas was de vrede voor de heiligen in het noorden van Missouri slechts van korte duur. In de herfst van 1838 vielen benden en milities de heiligen der laatste dagen weer aan. Toen de kerkleden zich verdedigden, werden Joseph Smith en andere kerkleiders op aanklacht van verraad gearresteerd. In november werden ze eerst gevangen gezet in Independence en toen in Richmond (Missouri). Op 1 december werden ze naar de gevangenis in Liberty gebracht. Die winter kwijnden de profeet en zijn metgezellen weg onder onmenselijke omstandigheden. Ze waren opgesloten in de kerker van de gevangenis — een donkere, koude, onhygiënische ruimte — en kregen zulk slecht eten dat ze er pas van namen als ze door de honger echt niet anders konden. De profeet beschreef zijn toestand en die van de heiligen als ‘een beproeving van ons geloof als die van Abraham’.10

Tijdens de gevangenschap van de profeet werden duizenden heiligen der laatste dagen, onder wie het gezin van de profeet, verdreven uit hun woning in Missouri. Dit gebeurde in de winter en het voorjaar van 1838–1839. Op 7 maart 1839 schreef Emma vanuit Quincy (Illinois) aan Joseph: ‘Alleen God weet wat ik dacht en voelde toen ik ons huis en bijna al wat wij bezaten achterliet, behalve onze kleine kinderen, en ik de staat Missouri verliet, terwijl jij eenzaam in die gevangenis zat opgesloten.’11 Brigham Young en andere kerkleiders leidden de heiligen in oostelijke richting, naar Illinois.

De jaren in Nauvoo

Een geliefd leider van zijn volk

In april 1839 werden de profeet en zijn metgezellen overgebracht van de gevangenis in Liberty naar Gallatin (Missouri). Toen de gevangenen nogmaals werden overgebracht, dit keer van Gallatin naar Columbia, lieten de bewakers hen aan hun onterechte gevangenschap ontsnappen. Ze slaagden erin om Quincy (Illinois) te bereiken, waar het merendeel van de kerkleden zich na de vlucht uit Missouri bijeen had vergaderd. Al gauw begonnen de meeste heiligen zich onder leiding van de profeet ruim tachtig kilometer naar het noorden te vestigen, in Commerce (Illinois), een plaatsje aan een bocht van de Mississippi. Joseph doopte die plaats om tot Nauvoo en in de daaropvolgende jaren stroomden de leden en bekeerlingen naar Nauvoo toe, vanuit de Verenigde Staten, Canada en Groot-Brittannië, waardoor het een van de dichtstbevolkte delen van Illinois werd.

Joseph en Emma vestigden zich in een blokhut bij de rivier. In de begintijd van Nauvoo deed de blokhut tevens dienst als kantoor van de profeet. Hij voorzag eerst als boer in zijn levensonderhoud en opende later een winkel. Maar omdat zijn kerkelijke en burgertaken zo veel van zijn tijd in beslag namen, vond de profeet het vaak moeilijk om in de materiële behoeften van zijn gezin te voorzien. In oktober 1841 bestonden zijn persoonlijke bezittingen uit ‘oude Charley (een paard dat hij in Kirtland had gekregen), twee herten die het gezin als huisdieren hield, twee oude kalkoenen en vier jonge, de oude koe die een broeder in Missouri hem had gegeven, zijn oude Major (een hond) (…) en wat huisraad.’12

Eind augustus 1843 verhuisde de profeet met zijn gezin naar de overkant van de straat, naar een nieuwbouwhuis met een verdieping, dat het Mansion House genoemd werd. Joseph en Emma hadden inmiddels vier kinderen die nog in leven waren. Ze hadden in de loop der jaren zes dierbare kinderen begraven, en er zou er nog één geboren worden na Josephs dood. De elf kinderen in het gezin van Joseph en Emma Smith waren: Alvin, geboren in 1828, die kort na de geboorte overleed; de tweelingen Thadeus en Louisa, geboren in 1831, die kort na de geboorte overleden; geadopteerde tweelingen Joseph en Julia, in 1831 geboren uit Johannes en Julia Murdock en door Joseph en Emma in huis genomen toen zuster Murdock in het kraambed overleed (Joseph overleed in 1832, elf maanden oud)13; Joseph III, geboren in 1832; Frederick, geboren in 1836; Alexander, geboren in 1838; Don Carlos, geboren in 1840, die overleed toen hij veertien maanden oud was; een zoon, geboren in 1842, die op de dag van zijn geboorte overleed; en David, geboren in 1844, bijna vijf maanden na de martelaarsdood van zijn vader.

De profeet vond het altijd heerlijk om onder de heiligen te zijn. Hij zei over Nauvoo en zijn inwoners: ‘Dit is de prachtigste plaats en het beste volk onder de hemelen.’14 De heiligen op hun beurt hielden van hem en voelden aan dat hij hun vriend was. Ze noemden hem vaak ‘broeder Joseph’. Een bekeerling merkte op: ‘Hij oefende een grote aantrekkingskracht uit op alle mensen die met hem in aanraking kwamen.’15 ‘Hij pretendeert niet om zonder zwakheden en dwaasheden te zijn’, schreef een inwoner van Nauvoo. ‘Hij is iemand die je wel aardig moet vinden; (…) hij is ook niet opgeblazen, zoals velen menen, maar gaat op gewone voet om met elk fatsoenlijk mens.’16 William Clayton, een bekeerling uit Engeland, schreef vanuit Nauvoo het volgende naar huis over de profeet: ‘Ik zou willen dat ik zo was als hij.’17

De profeet hield in Nauvoo veel leerredes. De kerkleden vonden het heerlijk om naar hem te luisteren, want hij bracht de geopenbaarde evangeliewaarheden met kracht. Angus M. Cannon herinnerde zich: ‘Ik heb hem nooit horen spreken zonder dat het mijn hele wezen in vuur en vlam zette en mijn ziel ertoe aanzette de Heer te verheerlijken.’18 Brigham Young verklaarde: ‘Ik liet nooit een kans voorbijgaan om bij de profeet Joseph te zijn en naar hem te luisteren, in besloten gezelschap of in het openbaar, zodat ik begrip kon putten uit de bron waaruit hij sprak, en dat begrip zo nodig kon voortbrengen. (…) Dergelijke momenten waren mij dierbaarder dan alle rijkdom van de wereld.’19

Joseph Smiths leiderschap strekte zich ook buiten zijn godsdienstige taken uit. In Nauvoo was de profeet betrokken bij burgerzaken, wettelijke kwesties, zakelijke en onderwijskundige aangelegenheden en bekleedde hij een militaire functie. Hij wilde dat de stad Nauvoo de inwoners alle voordelen en kansen van de vooruitgang op cultureel en civiel gebied bood. In januari 1844 kondigde Joseph Smith, voornamelijk omdat geen van de andere kandidaten zich wilde inzetten voor de schadeloosstelling van de heiligen der laatste dagen wegens hun verliezen tijdens de vervolging in Missouri, aan dat hij zich kandidaat stelde voor het presidentschap van de Verenigde Staten. Hoewel de meeste waarnemers inzagen dat hij weinig kans maakte om gekozen te worden, vestigde zijn kandidaatstelling wel de aandacht van het publiek op de wijdverbreide schendingen van de grondwettelijke rechten van de heiligen. De profeet zei ooit dat alle mensen ‘gelijke rechten hebben om te nemen van de vruchten van de prachtige boom van onze nationale vrijheid.’20

‘De Here gewijd’: de bouw van een tempel voor God in Nauvoo

Toen de heiligen gedwongen waren om Kirtland te verlaten, lieten ze de tempel achter waar ze zo hard aan hadden gewerkt. Maar ze zouden weer een tempel krijgen, want de Heer gebood hen er een te bouwen in Nauvoo. Er werd in de herfst van 1840 met de bouw begonnen. De hoekstenen werden gelegd op 6 april 1841 tijdens een ceremonie die de profeet presideerde. De bouw van de Nauvootempel werd een van de belangrijkste bouwprojecten in het toenmalige westen van de VS. De heiligen moesten zich grote opofferingen getroosten voor de bouw van de tempel, want door de gestage toestroom van immigranten naar de groeiende stad waren de kerkleden over het algemeen arm.

De profeet begon al op 15 augustus te onderwijzen in de leer van de doop voor de doden. Daar de bouw van de tempel zich nog in het beginstadium bevond, deden de heiligen aanvankelijk dopen voor de doden in plaatselijke riviertjes en stroompjes. In januari 1841 openbaarde de Heer dat dit alleen maar door mocht gaan totdat de dopen in de tempel verricht konden worden (zie LV 124:29–31). Tijdens de zomer en herfst van 1841 bouwden de heiligen een tijdelijk houten vont in de pas uitgegraven kelder van de tempel. Op 21 november 1841 werden er voor het eerst dopen voor doden verricht in deze vont.

In 1841 werden de eerste echtparen verzegeld. En in 1843 dicteerde de profeet de openbaring waarin de eeuwige aard van het huwelijksverbond beschreven wordt (zie LV 132). De leerstellingen in die openbaring waren de profeet al sinds 1831 bekend.21 Op Gods gebod onderwees hij ook in de leer van het meervoudig huwelijk.

Omdat de tempel pas na enkele jaren voltooid zou worden, besloot Joseph Smith buiten de heilige muren van de tempel de begiftiging te verlenen. Op 4 mei 1842 bediende de profeet in een kamer boven zijn winkel in Nauvoo de eerste begiftigingen aan een kleine groep broeders, onder wie Brigham Young. De profeet heeft de voltooiing van de tempel in Nauvoo niet meer meegemaakt. Maar in 1845 en 1846 ontvingen duizenden heiligen de begiftiging van Brigham Young en anderen die deze zegeningen van de profeet hadden ontvangen.

Joseph Smiths bediening loopt ten einde

Hoewel de heiligen aanvankelijk aardig met rust gelaten werden in Nauvoo trokken zich toch steeds meer wolken van vervolging rond de profeet samen en besefte hij dat zijn aardse bediening ten einde aan het komen was. Tijdens een gedenkwaardige vergadering in maart 1844 gaf de profeet de Twaalf opdracht om de kerk na zijn dood te besturen, waarbij hij uitlegde dat zij nu alle daarvoor benodigde gezag en sleutels hadden. Wilford Woodruff, die destijds lid was van het Quorum der Twaalf, zei later: ‘Ik geef mijn getuigenis dat de profeet Joseph Smith vroeg in het voorjaar van 1844 in Nauvoo de apostelen bijeenriep en hen de verordeningen van de kerk en het koninkrijk van God gaf. En alle sleutels en machten die Gods op hem had bevestigd, verzegelde hij op ons hoofd. En hij zei dat we onze schouders onder dit koninkrijk moesten zetten, anders zouden we verdoemd worden. (…) Zijn gezicht was volkomen helder, en hij was bekleed met een macht als ik nog nooit in enig vleselijk mens had gezien.’22 Na de dood van de profeet zou de verantwoordelijkheid voor de kerk en het koninkrijk van God op aarde bij het Quorum der Twaalf Apostelen berusten.

In juni 1844 werd de profeet onterecht aangeklaagd wegens oproer stoken. Hoewel hij in Nauvoo werd vrijgesproken, stond de gouverneur van Illinois, Thomas Ford, erop dat Joseph zich zou onderwerpen aan een proces met dezelfde aanklacht in Carthage, de hoofdzetel van Hancock County in de staat Illinois. Toen de profeet en zijn broer Hyrum in Carthage arriveerden, werden ze op borgtocht vrijgelaten voor de oorspronkelijke aanklacht, maar werden ze aangeklaagd wegens verraad tegen de staat Illinois, en werden ze gevangen gezet in de plaatselijke gevangenis.

Op de hete, zwoele middag van 27 juni bestormde een bende met zwart gemaakte gezichten de gevangenis en vermoordde Joseph en Hyrum Smith. Ongeveer drie uur later stuurden Willard Richards en John Taylor, die bij de martelaren in de gevangenis waren geweest, een treurige boodschap naar Nauvoo: ‘Gevangenis te Carthage, vijf over acht ’s avonds op 27 juni 1844. Joseph en Hyrum zijn dood. (…) Het gebeurde in een oogwenk.’23 Op 38-jarige leeftijd had de profeet Joseph Smith zijn getuigenis met zijn bloed bezegeld. Toen zijn werk in het sterfelijk leven voltooid was en de kerk en het koninkrijk Gods voor de laatste keer op aarde gevestigd waren, viel Joseph Smith ten slachtoffer aan de kogels van moordenaars. De Heer zelf heeft van de profeet Joseph Smith getuigd: ‘Ik [heb] Mij [tot Joseph Smith] gewend door mijn engelen, mijn dienende knechten, en door mijn eigen stem uit de hemelen, om mijn werk voort te brengen; welk fundament hij inderdaad heeft gelegd, en hij is getrouw geweest; en Ik heb hem tot Mij genomen. Velen hebben zich over zijn dood verwonderd; maar het was nodig dat hij zijn getuigenis met zijn bloed bezegelde, opdat hij zou worden geëerd en de goddelozen zouden worden veroordeeld’ (LV 136:37–39).

De profeet Joseph Smith, de grote profeet, ziener en openbaarder in de laatste dagen, was een goede, gehoorzame dienstknecht van de Allerhoogste. President Brigham Young getuigde: ‘Ik denk niet dat er op aarde een mens leeft die hem beter kende dan ik; en ik zeg stoutmoedig dat er met uitzondering van Jezus Christus nooit een beter mens op deze aarde heeft geleefd of leeft. Ik ben zijn getuige.’24

Noten

  1. Wilford Woodruff, Deseret News: Semi-Weekly, 25 november 1873, p. 1.

  2. Daar slechts negen van de elf kinderen van Joseph Smith sr. en Lucy Mack Smith de babytijd overleefden, zeiden de gezinsleden vaak dat het gezin negen kinderen telde. Josephs zuster Katharine gebruikte gedurende haar leven verschillende spellingen van haar eigen naam, waaronder Catherine.

  3. Joseph Smith, History 1832, p. 1; Letter Book 1, 1829–1835, Joseph Smith, Collection, kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City, Utah, VS.

  4. Joseph Smith, History 1832, p. 1; Letter Book 1, 1829–1835, Joseph Smith, Collection, kerkelijke archieven.

  5. History of the Church, deel 4, p. 536; uit een brief die Joseph Smith schreef op verzoek van John Wentworth en George Barstow, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 1 maart 1842, p. 707.

  6. History of the Church, deel 4, pp. 536–537; uit een brief die Joseph Smith schreef op verzoek van John Wentworth en George Barstow, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 1 maart 1842, p. 707.

  7. Het oorspronkelijke Eerste Presidium bestond uit Joseph als president met Sidney Rigdon en Jesse Gause als raadgevers. Enkele maanden nadat Jesse Gause lid van het Eerste Presidium was geworden, verliet hij de kerk. Op 18 maart 1833 werd Frederick G. Williams aangesteld als raadgever in het Eerste Presidium.

  8. History of the Church, deel 6, p. 364; uit een leerrede van Joseph Smith op 12 mei 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Thomas Bullock.

  9. Naschrift van Joseph Smith bij een brief van Oliver Cowdery aan kerkleiders in Jackson County (Missouri), 10 augustus 1833, Kirtland (Ohio), kerkelijke archieven.

  10. History of the Church, deel 3, p. 294; uit een brief van Joseph Smith en anderen aan Edward Partridge en de kerk, 20 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri).

  11. Brief van Emma Smith aan Joseph Smith, 7 maart 1839, Quincy (Illinois); Letter Book 2, 1837–1843, p. 37, Joseph Smith, Collection, kerkelijke archieven.

  12. History of the Church, deel 4, pp. 437–438; uit een brief die Joseph Smith schreef aan de twaalf apostelen, waarvan de aanhef luidde: ‘Aan de autoriteiten die verspreid zijn over het vasteland van Amerika’, 12 oktober 1841, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 oktober 1841, p. 569.

  13. In mei 1831 adopteerden Joseph en Emma Smith kort na de dood van hun eigen pasgeboren tweelingen de pasgeboren tweelingen van kerkleden John en Julia Murdock. De tweelingen van de Murdocks werden Joseph en Julia genoemd. Zuster Murdock was in het kraambed overleden en broeder Murdock, die daardoor vijf moederloze kinderen had, vroeg het echtpaar Smith om voor de tweelingen te zorgen.

  14. History of the Church, deel 6, p. 554; uitspraak van Joseph Smith op 24 juni 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Dan Jones.

  15. Mary Isabella Horne, ‘Testimony of Sister M. Isabella Horne’, Woman’s Exponent, juni 1910, p. 6.

  16. Brief van George W. Taggart aan zijn broers in New Hampshire, 10 september 1843, Nauvoo (Illinois); Albert Taggart, Correspondence, 1842–1848 en 1860, kerkelijke archieven.

  17. Brief van William Clayton aan kerkleden in Manchester (Engeland), 10 december 1840, Nauvoo, kerkelijke archieven.

  18. Angus M. Cannon, ‘Joseph, the Prophet’, Salt Lake Herald Church and Farm Supplement, 12 januari 1895, p. 212.

  19. Brigham Young, Deseret News: Semi-Weekly, 15 september 1868, p. 2.

  20. History of the Church, deel 3, p. 304; uit een brief van Joseph Smith en anderen aan Edward Partridge en de kerk, 20 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri).

  21. Zie Leer en Verbonden 132, inleiding.

  22. Wilford Woodruff, uitspraak gedaan op 12 maart 1897 te Salt Lake City (Utah); Journal History of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 12 maart 1897, p. 2.

  23. History of the Church, deel 6, pp. 621–622; uit een instructie van Willard Richards en John Taylor, 27 juni 1844, Carthage (Illinois).

  24. Brigham Young, Deseret News, 27 augustus 1862, p. 65.

log home

Ten tijde van het eerste visioen woonde Joseph Smith met zijn ouderlijk gezin in een houten huis in Palmyra, in de staat New York.

map of Palmyra

Boerderij van Martin Harris

Graf van Alvin Smith

Drukkerij van E.B. Grandin

Boerderij van Joseph Smith sr.

Houtskeletwoning van Joseph Smith sr.

Het heilige bos

Houten huis van Joseph Smith sr.

Heuvel Cumorah

Dorp Palmyra

Macedon Township

Palmrya Township

Wayne County

Ontario County

Manchester Township

Farmington Township

Ontario County

Wayne County

Erie kanaal

Red kreek

Hathaway beek

Canandaigua Road

Stafford Road

N

Mijlen

0

1/2

1

Kilometers

0

1

2

De omgeving van Palmyra. Veel belangrijke gebeurtenissen in de begintijd van de kerk vonden hier plaats, zoals het eerste visioen en de bezoeken die de engel Moroni aan Joseph Smith aflegde.

Sacred Grove

Het heilige bos rond 1907. In het voorjaar van 1820 ging de jonge Joseph Smith naar dit bos bij zijn ouderlijk huis om de Heer om leiding te bidden.

Emma Smith

Emma Smith

Peter Whitmer Sr. home

Replica van de woning van Peter Whitmer sr. in Fayette (New York). Deze herbouwde woning staat op de plek waar de profeet op 6 april 1830 officieel de kerk stichtte.

Church history sites

Independence

Richmond

Liberty

Far West

Adam-ondi-Ahman

Nauvoo

Carthage

Quincy

Kirtland

Hiram

Washington, D.C.

Philadelphia

New York City

Colesville

Harmony

Manchester

Palmyra

Fayette

Sharon

Gebied zonder Nederzettingen

Missouri

Iowa

Wisconsin

Illinois

Michigan

Indiana

Kentucky

Tennessee

North Carolina

Virginia

Ohio

Pennsylvania

New York

Vermont

N.H.

Canada

Atlantische Oceaan

Mississippi

Belangrijke plekken in de vroege kerkgeschiedenis en het leven van de profeet Joseph Smith.

Kirtland Temple

De Kirtlandtempel rond 1900. Deze tempel werd gebouwd dankzij grote opofferingen door de heiligen, maar ze moesten hem achterlaten toen ze door vervolging uit Kirtland verdreven werden.

Liberty Jail

De gevangenis te Liberty, waar de profeet in de winter van 1838–1839 gevangen zat.

Mansion House

Het Mansion House in Nauvoo. De profeet Joseph Smith trok hier in augustus 1843 met zijn gezin in.

Nauvoo Temple

De Nauvootempel in het midden van de jaren 1840. In 1848, nadat de heiligen gedwongen waren om Nauvoo te verlaten, brandde de tempel af. Later werden enkele muren vernietigd door een tornado, waardoor de resterende muren zo verzwakt raakten dat ze gesloopt moesten worden.

Carthage Jail

De gevangenis te Carthage, waar de profeet Joseph Smith en zijn broer Hyrum op 27 juni 1844 vermoord werden.