Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 28: Zendingswerk: een heilige roeping, een heerlijk werk


Hoofdstuk 28

Zendingswerk: een heilige roeping, een heerlijk werk

‘Uiteindelijk komt het erop neer dat het onze grootste en belangrijkste taak is om het evangelie te prediken.’

Uit het leven van Joseph Smith

In de laatste jaren dat de heiligen in Kirtland woonden, vielen veel leden en zelfs enkele leiders van de kerk af. De kerk leek een crisis door te maken. ‘In deze situatie’, schreef de profeet, ‘openbaarde de Heer aan mij dat er iets nieuws gedaan moest worden voor de verlossing van zijn kerk.’1 Dat ‘nieuws’ was een openbaring om zendelingen naar Engeland te sturen voor de verkondiging van het evangelie.

Heber C. Kimball, lid van het Quorum der Twaalf, herinnerde zich later: ‘Op ongeveer de eerste dag van juni 1837 kwam de profeet Joseph in (…) de Kirtlandtempel bij mij en fluisterde mij toe: “Broeder Heber, de Geest van de Heer heeft mij ingefluisterd: ‘Laat mijn dienstknecht Heber naar Engeland gaan en mijn evangelie verkondigen en de deur naar het heil voor die natie opendoen.”’2 Ouderling Kimball voelde zich overweldigd door de gedachte aan zo’n onderneming: ‘Ik voelde me een van de zwakste dienstknechten van God. Ik vroeg Joseph wat ik moest zeggen als ik daar aankwam; hij zei dat ik het de Heer moest vragen en dat Hij mij zou leiden en dat dezelfde geest door mij zou spreken die hem [leidde].’3

De profeet verstrekte ook zendingsoproepen aan Orson Hyde, Willard Richards en Joseph Fielding in Kirtland, en aan Isaac Russell, John Snyder en John Goodson in Toronto (Canada). Die broeders zouden zich bij ouderling Kimball voegen op zijn zending naar Engeland. Ze kwamen bij elkaar in New York City en vertrokken op 1 juli 1837 met het schip de Garrick naar Groot-Brittannië. Deze eerste zending buiten Noord-Amerika leverde de kerk alleen al in het eerste jaar dat de zendelingen in Engeland doorbrachten zo’n tweeduizend bekeerlingen op. Ouderling Kimball schreef verheugd aan de profeet: ‘Ere zij God, Joseph — de Heer is met ons onder de naties!’4

Een tweede apostolische zending naar Groot-Brittannië met de meeste leden van de Twaalf, onder leiding van Brigham Young, vond plaats op aanwijzing van de profeet, vanuit Nauvoo. De Twaalf vertrokken in de herfst van 1839 en arriveerden in 1840 in Engeland. Daar begonnen zij een werk waarmee zij tegen 1841 meer dan zesduizend bekeerlingen tot de kerk zouden brengen, waarmee zij de belofte van de Heer vervulden dat Hij ‘iets nieuws’ voor het heil van zijn kerk zou doen.

Vanuit Nauvoo bleef Joseph Smith zendelingen de hele wereld in sturen. Ouderling Orson Hyde ging in 1841 in Engeland aan wal en vervolgde later zijn opdracht om naar Jeruzalem te gaan. Hij droeg een aanbevelingsbrief van Joseph Smith bij zich waarin hij werd aangemerkt als ‘de drager van deze documenten, een getrouw en waardig gezant van Jezus Christus, om onze vertegenwoordiger in vreemde landen te zijn en te (…) spreken met de priesters, heersers en oudsten der Joden.’5 Op 24 oktober 1841 knielde ouderling Hyde neer op de Olijfberg buiten Jeruzalem en vroeg zijn hemelse Vader om het land ‘toe te wijden aan de vergadering van Juda’s verstrooide restanten, overeenkomstig de voorspellingen van de heilige profeten.’6 Ouderling Hyde ging vervolgens naar Duitsland, waar hij de eerste was om het fundament te leggen voor de groei van de kerk daar.

Op 11 mei 1843 riep de profeet de ouderlingen Addison Pratt, Noah Rogers, Benjamin F. Grouard en Knowlton F. Hanks om een zending te vervullen in het zuidelijk deel van Oceanië. Dit was de allereerste zending van de kerk in dat uitgestrekte gebied. Ouderling Hanks overleed op zee, maar ouderling Pratt reisde naar de Australeilanden, waar hij op het eiland Tubuai het evangelie predikte. De ouderlingen Rogers en Grouard bleven op Tahiti, waar honderden mensen als gevolg van hun inspanningen werden gedoopt.

Onder leiding van Joseph Smith waren de heiligen bezig om dit gebod van de Heer uit te voeren: ‘[…] gaat heen in de gehele wereld; en naar die plaatsen waar gij niet heen kunt gaan, zult gij uitzenden, zodat het getuigenis van u zal uitgaan in de gehele wereld, tot ieder schepsel’ (LV 84:62).

Leringen van Joseph Smith

Zendingswerk is een heilig werk; geloof, deugdzaamheid, ijver en liefde stellen ons in staat om het te doen.

‘Uiteindelijk komt het erop neer dat het onze grootste en belangrijkste taak is om het evangelie te prediken.’7

In december 1840 schreef Joseph Smith het volgende aan de leden van het Quorum der Twaalf en andere priesterschapsleiders die in Groot-Brittannië op zending waren: ‘Ik verzeker u, geliefde broeders, dat ik niet zonder belangstelling gadesla wat er over de hele aarde plaatsvindt. En onder de algemene bewegingen die er momenteel plaatsvinden, is er geen enkele belangrijker dan het heerlijke werk waarmee u momenteel bezig bent. Daarom ben ik enigszins bezorgd om u, hopend dat u zich door uw deugdzaamheid, geloof, ijver en naastenliefde moogt aanbevelen bij elkaar, de Kerk van Christus en uw Vader in de hemel. Want door zijn genade hebt u deze heilige roeping ontvangen en bent u in staat om de grote en verantwoordelijke taken uit te voeren die op uw schouders rusten. En ik kan u verzekeren dat ik er door de informatie die ik heb ontvangen van overtuigd ben dat u uw plicht niet hebt verzuimd, maar dat u zich zo ijverig en getrouw hebt ingezet dat dit beslist een glimlach teweeg moet hebben gebracht bij God, wiens dienstknechten u bent, en tevens de goodwill van de heiligen over de hele wereld.

‘De verbreiding van het evangelie in Engeland is beslist bevredigend; de gedachte hieraan kan alleen maar buitengewone gevoelens doen opwellen in de boezem van hen die in het heetst van de strijd gestaan hebben, omringd door de ongunstigste omstandigheden, en aan alle kanten bedreigd met vernietiging — zoals het statige schip dat de storm zonder averij doorstaan heeft, haar zeilen voor de wind ontvouwt en waardig de golven doorklieft, zich meer dan ooit bewust van haar bestendigheid en de ervaring en capaciteiten van haar kapitein, stuurman en bemanning. (…)

‘Liefde is een van de voornaamste eigenschappen van de Godheid en moet tentoongespreid worden door hen die ernaar streven de zoons van God te worden. Een man die vervuld is van Gods liefde, is niet tevreden als hij alleen zijn eigen gezin tot zegen is, maar in zijn verlangen om het hele mensdom tot zegen te zijn, draagt hij dat uit aan de hele wereld. Dit hebt u ook zo gevoeld en het heeft u ertoe gebracht uzelf de genoegens van uw thuis te ontzeggen opdat u anderen tot zegen mocht zijn, anderen die kandidaten zijn voor de onsterfelijkheid, maar die de waarheid vreemd is; en ik bid dat hierdoor de meest uitverkoren zegeningen van de hemel de uwe mogen zijn.’8

We onderrichten ootmoedig in het evangelie en onthouden ons van twisten met anderen over hun geloof.

‘O, gij ouderlingen Israëls, luister naar mijn stem; en als u de wereld in wordt gezonden om te prediken, vertel dan waartoe u gezonden bent; predik en roep met luide stem: “Bekeert u, want het koninkrijk des hemels is nabij; bekeert u en gelooft in het evangelie.” Verkondig de eerste beginselen en laat verborgenheden met rust, anders lijdt u een nederlaag. (…) Verkondig wat de Heer u heeft gezegd om te prediken: bekering en de doop ter vergeving van zonden.’9

‘Ik legde uit hoe zinloos het is om over grote oordelen tot de wereld te prediken in plaats van hen het eenvoudige evangelie te verkondigen.’10

‘De ouderlingen [dienen] uit te gaan (…) en in alle zachtmoedigheid en ernst Jezus Christus, de gekruisigde te prediken; niet om met anderen te twisten over hun geloof, organisatie of godsdienst, maar om op de juiste koers te blijven. Dit heb ik als gebod gezegd; en allen die zich er niet aan houden, zullen vervolging op zich laden, terwijl zij die zich er wél aan houden altijd vervuld zullen zijn met de Heilige Geest; dat heb ik als profetie uitgesproken.’11

‘Als er deuren opengaan voor de ouderlingen om de eerste beginselen van het evangelie te verkondigen, laat hen dan niet zwijgen. Vaar niet uit tegen de sekten en bestrijd hun geloofspunten niet. Maar verkondig Christus de gekruisigde, liefde voor God en liefde voor de mens; (…) op die manier kunnen wij zo mogelijk het vooroordeel van de mensen verminderen. Wees zachtmoedig en nederig van hart en de Here God uwer vaderen zal voor altijd met u zijn.’12

‘Sla acht op deze sleutel en wees om Christus’ wil en om uw eigen wil wijs. U bent niet uitgezonden om onderwezen te worden, maar om te onderwijzen. Laat ieder woord met vriendelijkheid verzacht worden. Wees waakzaam, wees verstandig. Dit is een dag van waarschuwing en niet een dag van veel woorden. Treed in eerlijkheid voor God en de mens op. (…) Wees eerlijk, openhartig en oprecht in al uw [omgang] met de mensheid [zie LV 43:15; 63:58].’13

Voordat George A. Smith in 1835 op zending ging, legde hij een bezoek af aan de profeet Joseph Smith, die zijn neef was. George A. Smith schreef daar later over: ‘Ik ging bij neef Joseph langs. Hij gaf me een boek-van-mormon, schudde mij de hand en zei: “Houd korte toespraken, spreek korte gebeden uit en houd uw toespraken met een gebed in het hart.”’14

Onder leiding van de Geest in het evangelie onderwijzen.

‘Ieder dient het evangelie te prediken door de kracht en invloed van de Heilige Geest; en niemand kan zonder de Heilige Geest het evangelie verkondigen.’15

‘Zoals Paulus heeft gezegd, moest hij alles voor allen worden opdat hij in elk geval enigen kon redden [zie 1 Korintiërs 9:22], en dat moeten de ouderlingen in de laatste dagen ook doen; en daar zij uitgestuurd worden om het evangelie te verkondigen en de wereld te waarschuwen voor de oordelen die komen, zijn wij er zeker van dat als zij volgens de aanwijzingen van de Geest onderwijzen, en in overeenstemming met de openbaringen van Jezus Christus, zij de waarheid zullen verkondigen en zonder enig bezwaar succes zullen hebben. Wij hebben dus geen nieuw gebod om te geven, maar sporen de ouderlingen en leden aan om te leven naar ieder woord dat uit de mond Gods uitgaat [zie Matteüs 4:4] opdat zij de heerlijkheid niet zullen missen die voor de getrouwen is bestemd.’16

De profeet sprak in oktober 1839 tijdens een conferentie: ‘President [Joseph Smith] gaf instructies aan de ouderlingen over de prediking van het evangelie en beklemtoonde hoe noodzakelijk het was dat zij de Geest bij zich hadden, zodat zij mochten prediken met de Heilige Geest die uit de hemel was gezonden; en dat zij ervoor moesten waken te spreken over onderwerpen die niet duidelijk uit Gods woord blijken, wat tot speculeren en twisten leidt.’17

Op 14 mei 1840 schreef Joseph Smith vanuit Nauvoo het volgende aan de ouderlingen Orson Hyde en John E. Page, die op weg waren om een zending te vervullen in het Heilige Land: ‘Raak niet ontmoedigd wegens de grootsheid van het werk; wees alleen ootmoedig en getrouw, en dan kunt u zeggen: “Wie zijt gij, grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel wordt gij een vlakte” [zie Zacharia 4:7]. Hij die Israël heeft verstrooid, heeft beloofd om hen weer te vergaderen; dus voor zover gij behulpzaam moet zijn bij dit grote werk, zal Hij u begiftigen met kracht, wijsheid, macht en intelligentie en al het andere wat u nodig hebt; als uw begrip zich steeds verder uitbreidt tot u de aarde en de hemelen kunt omschrijven, strek uw hand dan uit tot in de eeuwigheid en overweeg de machtige daden van Jehova in al hun verscheidenheid en heerlijkheid.’18

Wij zoeken naar gelegenheden om in het evangelie te onderwijzen en te getuigen dat het waar is.

In de herfst van 1832 reisde Joseph Smith met bisschop Newel K. Whitney van Kirtland (Ohio) naar het oosten van de Verenigde Staten. Op 13 oktober schreef de profeet vanuit New York City aan Emma Smith: ‘Als ik aan deze grote stad denk als aan Nineve, omdat men er zijn rechterhand niet van zijn linker onderscheidt, ja, met meer dan tweehonderdduizend zielen, wordt mijn ziel vervuld met mededogen voor hen en ben ik vastbesloten om mijn stem in deze stad te verheffen en de uitkomst over te laten aan God, die alles in de hand heeft en niet toestaat dat zelfs een haar van ons hoofd ongemerkt op de grond valt. (…)

‘Ik heb enkele gesprekken gehad met sommige mensen, wat bevredigend was, en met een uiterst knappe jongeman uit Jersey, die een uiterst ernstig voorkomen had. Hij kwam naast mij zitten en begon met mij over de cholera te spreken, waarop ik vernam dat hij het had gekregen en op het randje van de dood was geweest. Hij zei dat de Heer hem om een of ander wijs doel had gespaard. Ik maakte hier gebruik van en hield een lange leerrede voor hem. Hij leek mijn leringen erg aangenaam te vinden en raakte erg aan mij gehecht. We spraken tot laat op de avond en besloten toen om het vervolg van ons gesprek uit te stellen tot de volgende dag. Maar hij had enige zaken te regelen en was verhinderd tot de boot op het punt stond af te varen, waarop hij moest vertrekken. Hij kwam bij mij om afscheid te nemen en wij gingen met tegenzin uit elkaar.’19

Elizabeth Ann, vrouw van Newel K. Whitney, herinnerde zich wat er gebeurde op de reis die haar man in 1832 met Joseph Smith naar het oosten van de Verenigde Staten ondernam: ‘Mijn man reisde met de profeet Joseph en kwam door veel steden in het oosten, waar zij hun getuigenis gaven en geldelijke bijdragen inzamelden voor de bouw van een tempel in Kirtland, en tevens om grond te kopen in Missouri. (…) Hij zei tegen mijn man: “Als zij ons verwerpen, hebben zij toch ons getuigenis, want wij zullen het opschrijven en het op hun stoep en hun raamkozijn achterlaten.”’20

In 1834 predikte Joseph Smith in een schoolgebouw in Pontiac (Michigan). Edward Stevenson was erbij en herinnerde zich: ‘Op het terrein van die school introduceerden twee mormoonse ouderlingen in het jaar 1833 het herstelde evangelie. En in 1834 predikte de profeet Joseph Smith er met zo veel kracht als ik in deze negentiende eeuw nog nooit heb meegemaakt. (…) Ik kan me veel woorden van de jonge profeet goed herinneren omdat ze eenvoudig waren, maar gepaard gingen met een kracht die onweerstaanbaar was voor alle aanwezigen. (…)

‘Met opgeheven hand zei hij: “Ik ben getuige dat er een god bestaat, want ik heb Hem overdag gezien toen ik bad op een afgelegen plek in een bos in het voorjaar van 1820.” Hij getuigde verder dat God, de eeuwige Vader, wijzend op een afzonderlijke Persoon die naar zijn beeltenis was, zei: “Dit is mijn geliefde Zoon, hoor Hem.” O, hoe die woorden mijn hele wezen doordrongen en mij met onuitsprekelijke vreugde vulden, omdat ik iemand aanschouwde die stoutmoedig kon getuigen dat hij zich in de tegenwoordigheid van Jezus Christus had bevonden! (…)

‘(…) Er werden verscheidene bijeenkomsten gehouden waarbij, en dit is ook interessant, de drie getuigen van het Boek van Mormon de profeet vergezelden. Tijdens zijn bezoek aan deze gemeente getuigde de profeet dat hij de opdracht kreeg om een kerk te stichten naar het voorbeeld van de kerk die Jezus gesticht had, met twaalf apostelen, zeventigers, ouderlingen, gaven en zegeningen, en gevolgd door tekens, zoals te lezen is in hoofdstuk zestien van Marcus. (…) “Als dienstknecht van God”, zei Joseph, “beloof ik u dat als u zich bekeert en zich laat dopen voor de vergeving van zonden, u de Heilige Geest zult ontvangen.”’21

Toen hij in november 1838 van Far West (Missouri) werd overgebracht om te worden gevangen gezet in Richmond (Missouri), onderwees de profeet weer in het evangelie: ‘Wij werden bezocht door enkele dames en heren. Een van de vrouwen kwam heel openhartig informeren bij de bewakers welk van de gevangenen de Heer was die de “mormonen” aanbaden. Een van de wachten wees met een veelzeggende glimlach naar mij en zei: “Hij is het”. Daarop wendde de vrouw zich tot mij en informeerde of ik beweerde de Heer en Heiland te zijn. Ik antwoordde dat ik niemand meer beweerde te zijn dan een mens, een predikant van heil, die door Jezus Christus was gezonden om het evangelie te prediken.

‘Dit antwoord verbaasde de vrouw zo dat ze naar onze leer begon te informeren en ik hield een leerrede voor haar en haar metgezellen, en voor de verbaasde soldaten die bijna ademloos toeluisterden toen ik de leer van geloof in Jezus Christus, bekering en doop voor de vergeving van zonden uiteenzette, alsmede de belofte van de Heilige Geest, zoals opgetekend in hoofdstuk twee van de Handelingen der apostelen [zie Handelingen 2:38–39].

‘De vrouw was tevredengesteld en loofde God in het gehoor van de soldaten, en vertrok, biddend dat God ons zou beschermen en verlossen.’22

Dan Jones herinnerde zich dat op de avond voorafgaand aan de martelaarsdood van de profeet het volgende voorviel in de gevangenis te Carthage: ‘Joseph gaf de bewakers een krachtig getuigenis van de goddelijke authenticiteit van het Boek van Mormon, de herstelling van het evangelie, de bediening van engelen, en dat het koninkrijk van God weer op aarde was opgericht, om welke reden hij in die gevangenis was gezet, en niet omdat hij enige wet van God of de mens had overtreden.’23

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Neem de pagina’s 353–355 door en kijk welke zendingsactiviteiten er onder leiding van de profeet Joseph Smith ondernomen werden. Bent u op de een of andere manier geraakt door het werk van die zendelingen uit de begintijd van de kerk? Zo ja, hoe?

  • Lees de eerste alinea bovenaan pagina 357 en bedenk waarom liefde ons zo beïnvloedt als de profeet beschrijft. Welke eigenschappen hebben we nog meer nodig om doeltreffend zendingswerk te kunnen doen? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 357–358.)

  • Lees wat de profeet Joseph heeft gezegd over waarin zendelingen moeten onderwijzen en hoe ze dat behoren te doen (pp. 357–359). Waarom behoren we de ‘eerste beginselen’ van het evangelie te verkondigen? Wat kunnen de gevolgen zijn van twistgesprekken met andere mensen over godsdienstige onderwerpen? Wat zou het inhouden om ‘ieder woord door genade te verzachten’ bij de verkondiging van het evangelie?

  • Lees de eerste volledige alinea op pagina 359. Op welke manieren heeft de Heilige Geest u geleid in de verkondiging van het evangelie? Waarom kunnen we het evangelie niet verkondigen zonder de Heilige Geest?

  • Neem de belevenissen van Joseph Smith op de pagina’s 360–364 door. Wat kunnen we uit deze belevenissen leren over de verkondiging van het evangelie?

  • Hoe kunnen we actief naar kansen zoeken om anderen over het evangelie te vertellen? Hoe kunnen wij onszelf voorbereiden op dergelijke kansen? Hoe kunnen we onze gezinsleden betrekken bij zendingswerk?

Relevante teksten: Matteüs 28:19–20; 2 Nephi 2:8; Alma 26:26–37; LV 4:1–7; 31:3–5

Noten

  1. History of the Church, deel 2, p. 489; uit ‘History of the Church’ (manuscript), boek B-1, p. 761, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah).

  2. Heber C. Kimball, ‘Synopsis of the History of Heber Chase Kimball’, Deseret News, 14 april 1858, p. 33.

  3. Heber C. Kimball, Deseret News, 21 mei 1862, p. 370.

  4. Orson F. Whitney, Conference Report, oktober 1920, p. 33.

  5. Aanbevelingsbrief ondertekend door Joseph Smith en anderen voor Orson Hyde, 6 april 1840, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, april 1840, p. 86.

  6. Orson Hyde, A Voice from Jerusalem, or a Sketch of the Travels and Ministry of Elder Orson Hyde (1842), p. 29.

  7. History of the Church, deel 2, p. 478; uit een leerrede van Joseph Smith op 6 april 1837 in Kirtland (Ohio); gepubliceerd in Messenger and Advocate, april 1837, p. 487.

  8. History of the Church, deel 4, pp. 226–227; uit een brief van Joseph Smith aan de Twaalf, 15 december 1840, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 1 januari 1841, p. 258; deze brief is foutief gedateerd op 19 oktober 1840 in History of the Church.

  9. History of the Church, deel 5, p. 344; uit een leerrede van Joseph Smith op 8 april 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards en William Clayton.

  10. History of the Church, deel 4, p. 11; uit instructies gegeven door Joseph Smith op 29 september 1839 in Commerce (Illinois); uit een verslag van James Mulholland.

  11. History of the Church, deel 2, p. 431; uit instructies van Joseph Smith, gegeven op 30 maart 1836 in Kirtland (Ohio).

  12. Brief van Joseph Smith en anderen aan Hezekiah Peck, 31 augustus 1835, Kirtland (Ohio); uit ‘The Book of John Whitmer’, p. 80, archieven van de Community of Christ, Independence (Missouri); exemplaar van ‘The Book of John Whitmer’ in de kerkarchieven.

  13. History of the Church, deel 3, p. 384; uit een leerrede van Joseph Smith op 2 juli 1839 in Montrose (Iowa); uit een verslag van Wilford Woodruff en Willard Richards.

  14. George A. Smith, ‘History of George Albert Smith by Himself ’, p. 36, George Albert Smith, papieren, 1834–1875, kerkarchieven.

  15. History of the Church, deel 2, p. 477; uit een leerrede van Joseph Smith op 6 april 1837 in Kirtland (Ohio); gepubliceerd in Messenger and Advocate, april 1837, p. 487.

  16. History of the Church, deel 5, p. 404; uit een brief van Joseph Smith aan de redacteur van Times and Seasons, 22 mei 1843, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 mei 1843, p. 199; dit nummer van Times and Seasons werd verlaat uitgegeven.

  17. History of the Church, deel 4, p. 13; uit een leerrede van Joseph Smith, 6 oktober 1839 in Commerce (Illinois); gepubliceerd in Times and Seasons, december 1839, p. 31.

  18. History of the Church, deel 4, pp. 128–129; uit een brief van Joseph Smith aan Orson Hyde en John E. Page, 14 mei 1840, Nauvoo (Illinois). Ouderling Hyde voltooide zijn zending naar het Heilige Land, maar ouderling Page bleef in de Verenigde Staten.

  19. Brief van Joseph Smith aan Emma Smith, 13 oktober 1832, New York City (New York); archieven van Community of Christ, Independence (Missouri).

  20. Elizabeth Ann Whitney, ‘A Leaf from an Autobiography’, Woman’s Exponent, 1 oktober 1878, p. 71.

  21. Edward Stevenson, ‘The Home of My Boyhood’, Juvenile Instructor, 15 juli 1894, pp. 443–445; alinea-indeling gewijzigd.

  22. History of the Church, deel 3, pp. 200–201; verslag van een leerrede van Joseph Smith, 4 november 1838, gehouden in de nabijheid van de Missouri, tijdens gevangenentransport van Far West naar Independence (Missouri); opgetekend door Parley P. Pratt.

  23. History of the Church, deel 6, p. 600; uit instructies die Joseph Smith op 26 juni 1844 heeft gegeven in de gevangenis te Carthage (Illinois); opgetekend door Dan Jones.

men shaking hands

Heber C. Kimball en Joseph Fielding worden in Engeland begroet door mensen die al eerder tot de kerk waren toegetreden als gevolg van hun zendingswerk. ‘Ere zij God, Joseph’, schreef ouderling Kimball de profeet, ‘de Heer is met ons onder de naties!’

missionaries

‘Predik Christus de gekruisigde, liefde voor God en voor de mens. (…) Wees zachtmoedig en nederig van hart en de Here God uwer vaderen zal voor altijd met u zijn.’

sister missionaries teaching

Ieder lid van de kerk heeft de plicht om anderen over het evangelie te vertellen. ‘Ieder moet het evangelie verkondigen door de kracht en invloed van de Heilige Geest’, heeft de profeet Joseph Smith gezegd.