Hoofdstuk 24
Leiden op de wijze van de Heer
‘Ik leer hun de juiste beginselen en zij besturen zichzelf.’
Uit het leven van Joseph Smith
Terwijl de heiligen in Kirtland aan de bouw van een tempel begonnen, kregen de heiligen in Jackson County (Missouri) met zware vervolging te maken. De oorspronkelijke kolonisten in Missouri keken met argusogen naar de toestroom van heiligen der laatste dagen. De Missourianen vreesden de politieke controle te verliezen, hadden niets op met de godsdienstige opvattingen van een onbekende kerk en vonden het maar niets dat de kerkleden handel met elkaar dreven. Daardoor kregen de heiligen in toenemende mate met geweld te maken, zozeer zelfs dat zij in november 1833 door bendes uit hun huizen werden gejaagd. Met achterlating van hun levende have en huisraad, zochten en vonden zij, althans tijdelijk, een goed heenkomen in het noorden van Missouri, hoofdzakelijk in Clay County.
Het leed van de heiligen in Missouri ging de profeet Joseph Smith, die in Kirtland woonde, zeer aan het hart en hij wilde ze helpen. In februari 1834 openbaarde de Heer aan hem dat hij een groep heiligen bijeen moest brengen, waarmee hij naar Jackson County in Missouri moest optrekken. Deze groep, Zionskamp genaamd, moest het land en de bezittingen die de heiligen op onrechtmatige wijze afhandig waren gemaakt, terugvorderen. (Zie LV 103:21–40.) Het kamp werd op 6 mei 1834 officieel geïnstalleerd en bestond uiteindelijk uit ruim tweehonderd personen. De manschappen, bewapend en ingedeeld naar militair voorbeeld, sloegen halverwege juni hun tenten op aan de rand van Jackson County, na 1450 kilometer te hebben afgelegd.
De mannen liepen elke dag, vaak in drukkende hitte, lange afstanden, de maaltijden waren karig, het drinkwater brak. Na weken met elkaar te zijn opgetrokken, geprikkeld door vermoeidheid en honger, begonnen sommige mannen met elkaar te ruziën en de profeet te kritiseren.
Ondanks alle problemen van deze gevaarlijke en moeilijke tocht leerde Joseph Smith de manschappen van dag tot dag belangrijke leidersbeginselen. Wilford Woodruff, een van de mannen in het Zionskamp die later de vierde president van de kerk zou worden, verklaarde: ‘We hebben een ervaring opgedaan die we in geen enkele andere situatie opgedaan zouden kunnen hebben. We hadden het voorrecht de profeet te aanschouwen, we hadden het voorrecht om 1500 kilometer met hem af te leggen, te zien hoe de Geest Gods op hem inwerkte, de openbaringen van Jezus Christus die hij ontving, en de vervulling van die openbaringen.’1
Toen de groep in Missouri aankwam, begon men te onderhandelen met functionarissen van de staat, maar er was geen zicht op een vreedzame oplossing. Toen het op een gewapend conflict leek uit te gaan draaien, bad de profeet om inspiratie, waarna hij op 22 juni 1834 een openbaring ontving om het kamp te ontbinden, omdat Zion op dat tijdstip niet kon worden verlost (zie LV 105). Aangaande de deelnemers aan het kamp zei de Heer: ‘Ik heb hun gebeden gehoord en zal hun offer aannemen; en het is raadzaam in mijn bestel dat zij tot zover worden gebracht ter beproeving van hun geloof ’ (LV 105:19).
Het Zionskamp verwezenlijkte niet haar politieke doelstelling, maar het had verstrekkende geestelijke gevolgen. Toen de profeet in februari 1835 het Quorum der Twaalf Apostelen en het Quorum der Zeventig samenstelde, kwamen negen van de twaalf apostelen en alle zeventigers uit de mannen die aan het Zionskamp hadden deelgenomen. Volgens Joseph Young, een van de oorspronkelijke leden van de Zeventig, heeft de profeet later aan een aantal broeders uit de groep het volgende uitgelegd: ‘God wilde niet dat u ging vechten. Hij kon zijn koninkrijk niet organiseren met twaalf mannen die de deur van het evangelie openden voor de volken van de aarde, en met zeventig mannen onder hun leiding die in hun voetspoor volgden, tenzij Hij die koos uit een groep mannen die hun leven hadden willen geven en net zo’n groot offer hadden gebracht als Abraham.’2
Het was in het Zionskamp dat Brigham Young, Heber C. Kimball, Wilford Woodruff en anderen de praktische ervaring opdeden die hen in 1839 in staat stelden de heiligen van Missouri naar Illinois te leiden, en later naar de Salt Lake Valley. Door deze ervaring met de profeet leerden deze broeders op de wijze van de Heer te leiden.
Leringen van Joseph Smith
Leidinggevenden onderwijzen in juiste beginselen en leren anderen zichzelf te besturen.
John Taylor, de derde president van de kerk, heeft gezegd: ‘Een paar jaar geleden vroeg iemand in mijn gezelschap, een lid van het wetgevend lichaam, aan Joseph Smith hoe het hem lukte om zoveel mensen te besturen en een volmaakte orde te bewaren, waarbij hij opmerkte dat het voor hen onmogelijk was om dat elders voor elkaar te krijgen. Meneer Smith antwoordde dat het eigenlijk heel makkelijk was. “Hoe dan?”, reageerde de man, “voor ons is het heel moeilijk.” Meneer Smith antwoordde: “Ik leer hun de juiste beginselen en zij besturen zichzelf.”‘3
Brigham Young, de tweede president van de kerk, heeft verklaard: ‘De volgende vraag werd Joseph Smith zeer dikwijls gesteld door heren die hem en zijn volk kwamen bezoeken: “Hoe komt het dat u uw volk met zoveel gemak kunt leiden? Het lijkt wel of ze niets anders doen dan wat u zegt; hoe komt het dat u hen zo gemakkelijk kunt besturen?” Dan zei hij: “Ik bestuur ze helemaal niet. De Heer heeft vanuit de hemel bepaalde beginselen geopenbaard waar wij in deze laatste dagen naar dienen te leven. De tijd komt naderbij waarin de Heer zijn volk vanuit de goddelozen zal vergaderen, en Hij zal zijn werk in gerechtigheid bekorten, en de beginselen die Hij heeft geopenbaard heb ik de mensen geleerd, en ze proberen in overeenstemming ermee te leven, en ze besturen zichzelf.”‘4
In antwoord op de beschuldiging dat hij op macht uit was, heeft Joseph Smith gezegd: ‘Met betrekking tot de macht die ik over mensen zou uitoefenen, zeg ik dat die voortvloeit uit de waarheidskracht van de leerstellingen die ik hun als een instrument in de handen van God verkondig, en niet omdat ik hen daartoe dwing. (…) Ik vraag u: is er ooit een mens geweest die ik mijn wil heb opgelegd? Heb ik hem niet vrij gelaten om, zo hij dat verkoos, niet te geloven in de leer die ik predik? Waarom vallen mijn vijanden de leer niet aan? Dat kunnen ze niet, omdat het waarheid is. Ik geef het ze te doen om die omver te werpen.’5
‘Een broeder die voor de St. Louis Gazette werkt (…) wilde weten door welk beginsel ik zoveel macht had gekregen. (…) Ik zei hem dat ik mijn macht ontleende aan de beginselen van waarheid en deugd, die stand zouden houden, lang nadat ik dood en begraven was.’6
Leidinggevenden ontvangen de noodzakelijke wijsheid van de Geest en erkennen dat de Heer hen zegent.
‘Een man moet zijn begiftigd met wijsheid, kennis en begrip om het volk Gods te kunnen onderwijzen en leiden.’7
Joseph Smith heeft het volgende aan de leden van het Quorum der Twaalf en andere priesterschapsleiders die in Groot-Brittannië op zending waren geschreven: ‘Ik kan zeggen dat het voor mij, voor zover ik bekend ben met uw daden, vaststaat dat u die in wijsheid hebt gedaan; en ik twijfel er niet aan dat de Geest van de Heer u daarin geleid heeft; en dat is voor mij het bewijs dat u nederig bent, en dat u niets anders voor ogen heeft dan het heil der mensen en dat u niet uit bent op zelfverheerlijking en eigenbelang. Zo lang de heiligen een dergelijke houding aan de dag leggen, zullen hun plannen worden bekrachtigd en hun inspanningen bekroond worden met succes.
‘Er zijn veel belangrijke kwesties waarover u raad vraagt, waarvan ik vind dat u die heel goed zelf kunt oplossen, daar u meer vertrouwd bent met de omstandigheden dan ik; en ik heb veel vertrouwen in uw gezamenlijke wijsheid. (…)
‘Geliefde broeders, ik vind dat u enigszins inzicht moet hebben in mijn gevoelens, nu ik mijn gedachten laat gaan over dit grootse werk dat zich nu ontvouwt en welke rol ik daarin speel, nu het zijn weg vindt naar verre landen en duizenden het omarmen. Ik ben mij in zekere mate bewust van de taak die op mijn schouders rust en mijn behoefte aan hulp uit de hemel en wijsheid van omhoog, opdat ik dit volk, dat nu een groot volk is geworden, zal kunnen onderwijzen in de beginselen van rechtschapenheid en zal kunnen leiden overeenkomstig de wil des hemels, zodat het vervolmaakt kan worden en worden voorbereid op de komst van de Heer Jezus Christus, wanneer Hij in grote heerlijkheid zal verschijnen. Kan ik vertrouwen op uw gebeden aan onze hemelse Vader ten behoeve van mij, en op alle gebeden van al mijn broeders en zusters in Engeland (die ik nooit gezien heb, maar wel liefheb), opdat ik kan ontsnappen aan elke krijgslist van Satan, elk probleem te boven kan komen, en ik dit volk tot die zegeningen kan voeren die voorbehouden zijn aan de rechtvaardigen? Dat vraag ik u in de naam van de Heer Jezus Christus.’8
In 1833 schreven de profeet en andere kerkleiders aan de leden in Thompson (Ohio) dat broeder Salmon Gee tot hun president was benoemd: ‘Onze geliefde broeder Salmon (…) is door ons geordend (…) om u te leiden en te onderwijzen in godsvrucht, in wie wij groot vertrouwen hebben, zoals u, naar wij aannemen, ook hebt. Daarom zeggen wij tot u — en niet alleen wij, maar de Heer ook — dat u hem als zodanig aanvaardt, in het besef dat de Heer hem ten gunste van u tot dit ambt heeft benoemd, dat u hem voortdurend gedenkt in uw gebeden, opdat hij begiftigd mag worden met wijsheid en begrip in de kennis des Heren, dat u door hem gevrijwaard blijft van boze geesten, en van alle conflicten en onenigheden, zodat u mag groeien in de genade en kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus.
‘(…) Ten slotte, broeders, bid voor ons, opdat we het werk kunnen volbrengen waartoe wij zijn geroepen, zodat u de verborgenheden Gods ten volle kunt genieten.’9
De profeet heeft aan een groep priesterschapsleiders de volgende leidraad gegeven voor hun discussies: ‘Ieder behoort zijn plaats te kennen en op zijn beurt te spreken, opdat er volmaakte orde in alle dingen zal zijn; en (…) elke man (…) moet er zeker van zijn dat hij licht op het onderwerp kan werpen in plaats van duisternis te verspreiden, (…) en dat kan als zij zich nauwgezet toeleggen op een studie van de zin en wil des Heren, wiens Geest de waarheid altijd kenbaar maakt en bewijst aan allen die in het bezit zijn van de Geest.’10
‘Wanneer de Twaalf of enig andere getuige voor de scharen van de aarde staan en onder invloed van de macht van de Geest Gods prediken, en de mensen zich verwonderen en versteld staan over de leer en zeggen: “Die man heeft een krachtige verhandeling gehouden, een geweldige redevoering”, laat die man of die mannen er dan voor waken die macht aan zichzelf toe te schrijven, want het is door de macht van het heilige priesterschap en de Heilige Geest dat zij zo krachtig kunnen prediken. U, o mens, bent niet meer dan stof. En is het niet van God dat u die macht en zegeningen krijgt?’11
Leidinggevenden in het koninkrijk van de Heer tonen liefde voor de mensen die ze dienen.
‘Nu ik ouder word, voel ik in mijn hart steeds meer genegenheid voor u. Ik ben te allen tijde bereid alles op te geven wat verkeerd is, want ik wil dat dit volk een deugdzaam leider heeft. Ik heb u vrijheid geboden door u dingen van Christus Jezus te verkondigen. (…) Ik heb alleen maar goede gevoelens in mijn hart.’12
‘Er zijn sektarische priesters die zich tegen mij uitspreken en vragen: “Hoe komt het toch dat deze kletsmajoor zoveel volgelingen krijgt, en ze nog vasthoudt ook?” Dan antwoord ik: Dat komt omdat ik het beginsel van liefde bezit. Al wat ik de wereld kan bieden, is een goed hart en een paar goede handen.’13
Een paar dagen voordat hij naar de gevangenis in Carthage ging, uitte de profeet zijn liefde voor de heiligen: ‘God heeft u op de proef gesteld. U bent een goed volk; daarom heb ik u met heel mijn hart lief. Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden [zie Johannes 15:13]. U hebt mij bijgestaan in mijn uur van tegenspoed, en ik ben bereid om mijn leven voor uw behoud op te offeren.’14
Leidinggevenden in het koninkrijk van de Heer onderwijzen door hulpbetoon en voorbeeld.
Toen de deelnemers aan het Zionskamp van Kirtland (Ohio) naar Missouri optrokken, leerden zij veel leidersbeginselen van hun omgang met Joseph Smith. George A. Smith, deelnemer aan het Zionskamp, herinnerde zich: ‘De profeet Joseph onderging alle vermoeienissen van de hele tocht. Hij trof niet alleen de nodige voorzieningen voor het kamp en had niet alleen de leiding, maar hij liep ook het grootste deel en kreeg ook blaren op zijn bebloede, pijnlijke voeten, wat een logisch gevolg was van een afstand van 50 tot 80 kilometer per dag te voet in een hete periode van het jaar. Maar de hele tocht kwam er geen klacht over zijn lippen, terwijl de meeste mannen bij hem klaagden over pijnlijke tenen, blaren, lange afstanden, karig proviand, de slechte kwaliteit van het brood, onsmakelijke maïskoek, ranzige boter, scherpe honing, bedorven spek en kaas enz.; er kon geen hond naar hen blaffen of ze beklaagden zich daarover bij Joseph. Als ze hun kamp moesten opslaan bij brak water, brak er bijna een opstand uit. En toch waren wij het Zionskamp, en velen van ons baden niet, waren onnadenkend, onverschillig, onvoorzichtig, dwaas of boosaardig, al wisten we het niet. Joseph moest geduld met ons hebben en ons als kleine kinderen leren. Er waren er echter velen in het kamp die nooit morden en die altijd bereid en gewillig waren om te doen wat hun leider verlangde.’15
De volgende fragmenten uit mei 1834 komen uit de geschiedenis van de profeet: ‘Elke avond voordat we gingen slapen, bogen we ons, als er op de trompet werd geblazen, voor het aangezicht des Heren in onze tenten om Hem dank te zeggen; en als er ’s ochtends reveille werd geblazen om ongeveer vier uur was iedere man weer op zijn knieën om de Heer een zegen over de dag af te smeken.’16
27 mei 1834: ‘Ofschoon onze vijanden ons voortdurend allerlei bedreigingen toeschreeuwden, waren we niet bang, noch weerhield dat ons ervan om onze reis voort te zetten, want God was met ons en zijn engelen gingen ons voor, en het geloof van onze kleine groep was onwrikbaar. We weten dat we door engelen begeleid werden, want we hebben ze gezien.’17
29 mei 1834: ‘Ik kwam erachter dat een deel van de groep zuur brood te eten had gekregen, terwijl ik goed, zoet brood had gekregen van dezelfde kok. Ik gispte broeder Zebedee Coltrin voor zijn voortrekkerij, want ik wil dat het mijn broeders net zo goed gaat als mij.’18
John M. Chidester, deelnemer aan het Zionskamp, herinnerde zich: ‘Het Zionskamp moest in de staat Indiana door een zeer moerassig gebied trekken; dientengevolge moesten we touwen aan de wagens vastmaken om ze erdoorheen te kunnen loodsen, en de profeet was de eerste die op blote voeten een touw ter hand nam. Dat was kenmerkend voor hem in alle moeilijke tijden.
‘We vervolgden onze reis tot we, na veertig kilometer zonder rust of eten te hebben afgelegd, de [Wakenda] River bereikten. We moesten die wel per veerboot oversteken, waarna we aan de overkant een prachtige kampeerplek vonden, die veel van de vermoeide en hongerige mannen bijzonder aansprak. Toen de profeet op de plek aankwam, kondigde hij aan dat hij het gevoel had dat ze verder moesten trekken. Hij ging voorop en riep de broeders op hem te volgen.
‘Dat veroorzaakte onenigheid in het kamp. Lyman Wight en anderen weigerden aanvankelijk de profeet te volgen, maar voegden zich later toch bij ons. Latere gebeurtenissen toonden aan dat de beslissing van de profeet om ongeveer tien kilometer verder te trekken geïnspireerd was. Later kregen we te horen dat er op ongeveer 13 kilometer van de plek waar we waren overgestoken een bende lag te wachten om ons ’s nachts te overvallen.’19
Tijdens de tocht van het Zionskamp morden en klaagden sommige mannen. De profeet kastijdde de betrokkenen en waarschuwde hen dat er zich een ramp zou voltrekken als ze zich niet bekeerden. Sommigen namen zijn raad ter harte, anderen niet. Kort daarna brak er cholera uit, waaraan sommige mannen stierven. Orson Hyde, die later lid van het Quorum der Twaalf werd, herinnerde zich: ‘Bekommerde de profeet zich daarna niet meer om het welzijn van het kamp? Wendde hij zich af van zijn vrienden in hun uur van kastijding en rampspoed? Werd hij hun vijand omdat hij zulke harde dingen tegen hen had gezegd? Nee! Zijn hart smolt van deernis — zijn boezem gloeide van liefde, medeleven en tederheid; en met een ijver en loyaliteit die alleen een toegewijde vriend in het uur van gevaar ten toon kan spreiden, bediende hij hoogstpersoonlijk de zieken en stervenden, en hielp de doden begraven. Elke daad van hem gedurende die zware beproeving was voor de deelnemers aan het kamp een bewijs dat hij hen, ondanks hun fouten, nog steeds liefhad.20
Ideeën voor studie en bespreking
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Lees de tweede alinea op p. 306. Welke sterke punten ziet u in de wijze waarop de profeet Joseph Smith leiderschap benaderde? Hoe zouden de meeste mensen volgens u op dit type leiderschap reageren?
-
Neem de leringen van de profeet door over hoe noodzakelijk het is dat leidinggevenden wijsheid van de Geest ontvangen (pp. 306–309). Hoe kunnen leidinggevenden de wijsheid krijgen die ze nodig hebben?
-
Lees de derde volledige alinea op p. 307. Waarom zijn ootmoed en onbaatzuchtigheid essentiële eigenschappen van leidinggevenden? Over welke andere eigenschappen moeten leidinggevenden volgens u beschikken?
-
Joseph Smith sprak openlijk over zijn liefde en goede gevoelens voor de heiligen (p. 309). Hoe weet u wanneer een leidinggevende echt van u houdt? Wanneer bent u gezegend door de liefde van een leidinggevende?
-
Bestudeer de fragmenten over het Zionskamp op pagina’s 303–306 en 310–312. Van welke leiderscapaciteiten gaf de profeet blijk?
-
Denk na over uw verplichtingen als leider in uw gezin, de kerk, uw werk, op school, in de gemeenschap of ergens anders. Wat kunt u doen om het voorbeeld van Joseph Smith te volgen?
Relevante teksten: Exodus 18:13–26; Spreuken 29:2; Matteüs 20:25–28; Alma 1:26; LV 107:99–100