Hoofdstuk 16
Openbaring en de levende profeet
‘De gulden regel in de hemel [is] dat er op aarde niets mag worden gedaan zonder die verborgenheid eerst te openbaren aan zijn dienstknechten, de profeten.’
Uit het leven van Joseph Smith
In Kirtland (Ohio) ontving de profeet Joseph Smith een reeks openbaringen, waardoor die periode van groot belang is voor de ontvouwing van de leer en het bestuur van de kerk. Toen de profeet deze openbaringen ontving, was hij vaak in het bijzijn van andere kerkleiders, van wie een de woorden opschreef die hij van de Heer ontving. De openbaringen kwamen vaak in antwoord op gebed. Parley P. Pratt, die later lid van de Twaalf zou worden, was aanwezig toen de profeet de openbaring ontving die nu te boek staat als Leer en Verbonden 50. Ouderling Pratt herinnerde zich:
‘Toen we gezamenlijk hadden gebeden in zijn vertaalruimte, dicteerde hij in ons bijzijn de volgende openbaring. Elke zin werd langzaam en duidelijk uitgesproken, gevolgd door een pauze, die lang genoeg was om iemand de zin in gewoon handschrift te laten opschrijven. (…) Er was nooit enige weifeling, herziening of teruglezing om de draad weer te kunnen oppakken.’1
Hoewel sommige openbaringen handmatig werden overgeschreven voor persoonlijk gebruik, waren ze doorgaans niet in het bezit van de leden van de kerk. Joseph Smith wist dat de openbaringen van God zo belangrijk waren, dat ze zorgvuldig moesten worden bewaard en openbaar gemaakt. In november 1831, in een bijzondere conferentie in Hiram (Ohio), besloten de profeet en andere kerkleiders een selectie van de openbaringen die de profeet tot op dat moment had ontvangen, te publiceren. Toen dit besluit was genomen, ontving de profeet een openbaring die de Heer ‘Mijn voorwoord op het boek van mijn geboden’ (LV 1:6) noemde. Met deze openbaring, nu Leer en Verbonden 1, gaf de Heer zijn goedkeuring aan de publicatie van de openbaringen en legde Hij uit waarom Hij ze had gegeven. ‘Onderzoekt deze geboden,’ verklaarde de Heer, ‘want ze zijn waar en betrouwbaar, en de profetieën en beloften die erin staan, zullen alle worden vervuld’ (LV 1:37). Nadat de openbaring op de tweede dag van de conferentie aan hem was teruggelezen, stond de profeet op en ‘verwoordde zijn gevoelens en dankbaarheid’ voor deze manifestatie van ’s Heren goedkeuring.2
Na deze conferentie, zo herinnerde de profeet zich later, ‘had ik twee weken lang eigenlijk alleen maar tijd om de openbaringen door te lezen en conferenties voor te zitten, want van de eerste tot de twaalfde november hielden we vier bijzondere conferenties. In de laatste (…) conferentie werd besloten dat de openbaringen (…) meer waard zijn dan de rijkdommen van de hele aarde.’ De conferentie verklaarde ook dat de openbaringen ‘de fundering van de kerk in deze laatste dagen zijn, een aanwinst voor de wereld, waaruit blijkt dat de sleutels van de verborgenheden van het koninkrijk van onze Heiland opnieuw aan de mens zijn toevertrouwd; en dat de rijkdommen van de eeuwigheid binnen het bereik [liggen] van wie bereid zijn om naar ieder woord te leven dat de mond Gods uitgaat.’3
De handgeschreven afschriften van de openbaringen gingen naar William W. Phelps in Missouri om als het Boek der Geboden te worden gepubliceerd. Broeder Phelps, die van de Heer het gebod had gekregen om naar Missouri te gaan en daar de drukker van de kerk te worden (zie LV 57:11), begon spoedig daarna aan het zetten van het boek. Op 20 juli 1833 werd de pers en de meeste gedrukte bladen door een bende onverlaten vernietigd. Enkele losse bladen werden door leden van de kerk gered en apart gebonden, maar het boek is nooit officieel gepubliceerd. In 1835 werden de openbaringen die bedoeld waren voor het Boek der Geboden en vele latere openbaringen in Kirtland als de Leer en Verbonden gepubliceerd. Met de latere openbaringen die sinds 1835 zijn toegevoegd, is dit boek een getuigenis dat God heden ten dage bij monde van zijn levende profeet, de president van de kerk, spreekt ten gunste en tot leiding van zijn kerk.
Leringen van Joseph Smith
God heeft zijn volk en zijn kerk altijd door openbaring geleid.
Geloofsartikelen 1:9: ‘Wij geloven alles wat God heeft geopenbaard, alles wat Hij nu openbaart, en wij geloven dat Hij nog vele grote en belangrijke dingen aangaande het koninkrijk Gods zal openbaren.’4
‘We zullen hetgeen Gods en des hemels is nooit begrijpen, tenzij we openbaring ontvangen. We kunnen de hele eeuwigheid in geestelijke zin verklaren; en onze mening daarover geven. Maar dat geeft iemand nog geen bevoegdheid.’5
‘De leer van openbaring gaat de leer van geen openbaring ver te boven; want één waarheid die uit de hemel wordt geopenbaard is meer waard dan alle bestaande sektarische ideeën bij elkaar.’6
‘Het eeuwig heil kan niet zonder openbaring worden verkregen; het is vruchteloos om zonder openbaring te dienen. (…) Niemand kan een dienaar van Jezus Christus zijn tenzij hij het getuigenis van Jezus heeft; en dat is de geest van profetie [zie Openbaring 19:10]. Altijd als er heil is bediend, is dat gebeurd door getuigenis. De mensen uit onze tijd getuigen van hemel en hel, maar hebben geen van beide ooit gezien; en ik zeg u dat niemand zoiets kan weten zonder openbaring.’7
‘Jezus zegt in zijn leringen: “Op deze petra [rots] zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.” [Matteüs 16:18.] Welke rots? Openbaring.’8
‘De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen is gefundeerd op rechtstreekse openbaring, zoals de ware Kerk van God volgens de Schrift altijd geweest is (Amos 3:7, en Handelingen 1:2); en door de wil en zegeningen van God ben ik tot dusver een instrument in zijn handen om de zaak van Zion voorwaarts te laten gaan.’9
De profeet sprak aldus in april 1834 in een conferentie van de kerk: ‘President Joseph Smith jr. las het tweede hoofdstuk van Joëls profetie voor, ging in gebed voor en sprak de conferentie als volgt toe: (…) “Wij verkeren in een andere situatie dan welk volk dan ook dat ooit op aarde heeft geleefd. Dientengevolge kunnen openbaringen vanouds niet op onze situatie betrekking hebben, omdat zij gegeven waren aan andere volken die vóór ons hebben geleefd. Maar in deze laatste dagen zou God een overblijfsel roepen dat zowel in Jeruzalem als in Zion een bevrijding teweeg zou brengen [zie Joël 2:32]. Hoe zouden we Zion en dit overblijfsel kunnen vinden als God geen openbaring meer geeft? (…).”
‘De president verhaalde toen hoe hij het Boek van Mormon had gekregen en vertaald, hoe het priesterschap van Aäron was geopenbaard, hoe de kerk in 1830 was gesticht, hoe het hoge priesterschap was geopenbaard, en hoe de gave van de Heilige Geest op de kerk werd uitgestort, en zei: “Haal het Boek van Mormon en de openbaringen weg, en wat blijft er van onze godsdienst over? Niets.”’10
De president van de kerk is aangewezen om openbaring van God voor de kerk te ontvangen; iedereen kan openbaring voor zijn taken ontvangen.
‘Jezus (…) heeft de kerk eerst apostelen gegeven, en ten tweede profeten, voor het werk van de bediening, om de heiligen toe te rusten enz.; (…) De gulden regel in de hemel [is] dat er op aarde niets mag worden gedaan zonder die verborgenheid eerst te openbaren aan zijn dienstknechten de profeten, zoals in Amos 3:7 staat opgetekend.’11
In september 1830 verhuisden Joseph en Emma Smith van Harmony (Pennsylvania) naar Fayette (New York). Toen ze daar aankwamen bleek dat sommige heiligen zich hadden laten misleiden door valse openbaringen: ‘Tot onze grote schrik (…) had Satan op de loer gelegen om te misleiden en te kijken of hij iemand kon verschalken. Broeder Hiram Page was in het bezit van een zekere steen waarmee hij bepaalde “openbaringen” had ontvangen aangaande de opbouw van Zion, de gang van zaken in de kerk enz., wat volkomen in tegenspraak was met de gang van zaken in Gods huis, zoals beschreven in het Nieuwe Testament en in de hedendaagse openbaringen. Daar er voor de 26e september een conferentiebijeenkomst was uitgeschreven leek het me wijs niet veel anders te doen dan dit onderwerp met de algemene autoriteiten te bespreken tot de conferentie aanving. Toen ik echter merkte dat velen, vooral de familie Whitmer en Oliver Cowdery, veel waarde hechtten aan de zaken die met deze steen waren uiteengezet, leek het ons het beste om over zo’n belangrijk onderwerp de raad van de Heer te vragen. Nog voordat de conferentie bijeenkwam, ontvingen wij het volgende:
‘Openbaring (…) aan Oliver Cowdery in september 1830 te Fayette (New York).
‘“(…) Zie, voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Niemand zal worden aangewezen om in deze kerk geboden en openbaringen te ontvangen behalve mijn dienstknecht Joseph Smith jr., want hij ontvangt ze gelijk Mozes. En gij zult gehoorzaam zijn aan de dingen die Ik hem zal geven. (…)
‘“En gij zult hem die boven u en aan het hoofd der kerk staat, niet gebieden; want Ik heb hem de sleutels van de verborgenheden gegeven, en van de openbaringen die verzegeld zijn, totdat Ik voor hen een ander in zijn plaats zal aanwijzen. (…)
‘“En voorts, gij zult uw broeder, Hiram Page, apart nemen, en hem zeggen dat de dingen die hij geschreven heeft door middel van die steen niet van Mij zijn en dat Satan hem misleidt; Want, zie, die dingen zijn hem niet toegewezen, noch zal iemand van deze kerk iets worden toegewezen in strijd met de verbonden van de kerk.
‘“Want alle dingen moeten ordelijk worden gedaan, en door algemene instemming in de kerk, door het gelovige gebed.” [LV 28:2–3, 6–7, 11–13.] (…)
‘(…) Uiteindelijk kwam onze conferentie bijeen. De al eerder genoemde steen werd besproken, en na een diepgaand onderzoek verwierpen zowel broeder Page als alle aanwezige kerkleden de steen en alles wat daarmee verband hield; dit alles tot onze grote voldoening.’12
‘De presidenten of het [Eerste] Presidium leiden de kerk, en openbaringen over de zin en wil van God aan de kerk dienen door het Presidium te worden ontvangen. Dat is de orde van de hemel, en het gezag en het voorrecht van [het Melchizedeks] priesterschap. Ook is het het voorrecht van elke functionaris in deze kerk om openbaring te ontvangen, voor zover dat verband houdt met zijn roeping en plicht in de kerk.’13
‘Wij achten ons niet gehouden aan welke openbaring van welke man of vrouw ook als zij niet op wettige wijze tot dat gezag zijn geordend, en dat afdoende kunnen bewijzen.
‘(…) Het is in tegenstrijd met Gods bestuur dat een lid van de kerk of iemand anders aanwijzingen ontvangt voor hen die in gezag boven hem staan. Daarom kunt u wel inzien dat het niet juist is aan dergelijke openbaringen aandacht te besteden. Maar als iemand een visioen ontvangt of door een hemelse boodschapper bezocht wordt, dan is dat voor zijn eigen welzijn en onderricht, want de grondbeginselen, het bestuur en de leerstellingen van de kerk zijn in de sleutels van het koninkrijk gevestigd.’14
De president van de kerk deelt ons in deze tijd en dit geslacht het woord van God mede.
Heber C. Kimball, toentertijd raadgever van president Brigham Young, heeft verklaard: ‘Broeder Joseph Smith heeft vaak tegen broeder Brigham en mij, en ook tegen anderen, gezegd dat hij Gods afgezant was en ons als zodanig moest onderwijzen en leiden, en de overtreders moest bestraffen.’15
Wilford Woodruff, vierde president van de kerk, heeft verklaard: ‘Ik refereer aan een bepaalde bijeenkomst die ik in de begintijd bijwoonde in de stad Kirtland. In die bijeenkomst werden er uitspraken gedaan (…) over de levende orakelen en het geschreven woord Gods. (…) Een leider in de kerk stond op, sprak over dit onderwerp, en zei: “U heeft het woord Gods voor u, hier in de Bijbel, het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden; u hebt het geschreven woord Gods, en u die openbaringen geven, dienen zich daarbij te houden aan wat er in die boeken staat, want wat er in de boeken staat geschreven is het woord van God. We behoren ons tot die boeken te beperken.”
‘Toen hij klaar was, wendde broeder Joseph zich tot broeder Brigham Young en zei: “Broeder Brigham, ik wil dat u naar het spreekgestoelte gaat en ons uw mening geeft over de levende orakelen en het geschreven woord van God.” Broeder Brigham liep naar het spreekgestoelte, hij pakte de Bijbel op en legde die weer neer, hij pakte het Boek van Mormon op en legde het neer; en hij pakte de Leer en Verbonden op en legde die voor hem neer, waarna hij zei: “Hier ligt het geschreven woord van God voor ons aangaande het werk van God bijna vanaf het begin van de wereld tot onze tijd. Maar,” zo zei hij, “vergeleken met de [levende] orakelen betekenen die boeken niets voor mij. In die boeken staan niet de woorden die God rechtstreeks aan ons richt, zoals de woorden van een profeet, of een man die in deze tijd het heilig priesterschap draagt. Ik heb liever de hedendaagse profeten dan alles wat er in de boeken staat geschreven.” Op die manier sprak hij. Toen hij klaar was, zei broeder Joseph tegen de aanwezigen: “Broeder Brigham heeft u het woord van de Heer verteld, en de waarheid.”‘16
Brigham Young, de tweede president van de kerk, herinnerde zich: ‘Vele jaren geleden heeft de profeet Joseph opgemerkt dat als de mensen de openbaringen hadden aanvaard die hij in zijn bezit had en daar verstandig naar gehandeld hadden, naar het woord van de Heer, zij veel meer macht hadden gehad en veel meer hadden bereikt dan wat ze toen bereikt hadden.’17
We steunen de president van de kerk en de andere kerkleiders door voor hen te bidden en hun raad op te volgen.
Joseph Smith heeft opgetekend dat het volgende plaatsvond bij de inwijding van de Kirtlandtempel op 27 maart 1836: Ik hield een korte toespraak en riep de verschillende quorums en alle heiligen op om de leden van het [Eerste] Presidium als profeet en ziener te erkennen en hen door middel van gebed steun te verlenen. Dat beloofden zij allemaal door op te staan.
‘Vervolgens riep ik de quorums en alle heiligen op om de twaalf apostelen, die aanwezig waren, te erkennen als profeet, ziener en openbaarder, en als bijzondere getuige tot alle landen op aarde, bezitter van de sleutels van het koninkrijk, om die landen te ontsluiten of daartoe opdracht te geven en hen door middel van gebed steun te verlenen. En ook dat beloofden zij door op te staan.
‘Vervolgens verzocht ik de quorums en de verzamelde heiligen om de presidenten van de Zeventig te erkennen (…) en hen door middel van gebed te steunen. En ook dat beloofden ze door op te staan.
‘De steunverlening was in alle gevallen unaniem bevestigend en ik profeteerde tot de aanwezigen dat in zoverre zij deze mannen in hun ambt zouden steunen, (…) de Heer hen zou zegenen; ja, in de naam van Christus, zouden de zegeningen des hemels hun toekomen.’18
‘Zoals de handen van Mozes omhoog werden gehouden [zie Exodus 17:8–13], laat ons zo de handen omhoog houden van wie zijn aangewezen om leiding te geven aan de zaken van het koninkrijk, zodat ze gesterkt mogen worden, en zo hun grote plannen mogen uitwerken om zo het grote werk van de laatste dagen uit te voeren.’19
‘Kijk, als iemand iets doet, louter omdat hem dat gevraagd is, maar voortdurend klaagt terwijl hij het aan het doen is, zet dat totaal geen zoden aan de dijk; dan kan hij dat beter niet doen. Er zijn mensen die voorgeven heilige te zijn, die veel te vlug morren en kritiek hebben wanneer er raad wordt gegeven waar ze het niet mee eens zijn, zelfs wanneer zij zelf om die raad hebben verzocht; en des te meer wanneer ongevraagde raad niet strookt met hun ideeën; maar, broeders, wij hopen van de meesten op veel betere dingen en vertrouwen erop dat u van tijd tot tijd raad zult willen ontvangen en dat u zich er blijmoedig naar zult voegen, wanneer u die uit de juiste bron ontvangt.’20
Eliza R. Snow heeft geschreven: ‘[Joseph Smith] vond dat aangezien God hem had geroepen en hem had uitgekozen om de kerk te leiden, waarom hem dat dan ook niet laten doen? Waarom zou iemand in de weg gaan lopen van iemand die daartoe geroepen is? Wie kent de zin des Heren? Openbaart Hij bepaalde zaken niet anders dan we verwacht hadden? [De profeet] merkte op dat hij voortdurend vooruitging, hoewel veel hem neerdrukte, tegenhield en tegenwerkte; en niettegenstaande al deze tegenwerking, ontwikkelde de situatie zich altijd in zijn voordeel. (…)
‘Hij bestrafte hen die geneigd waren fouten te zoeken bij het bestuur van de kerk, waarbij hij liet weten dat God hem had geroepen om de kerk te leiden en dat hij dat goed zou doen; wie proberen het bestuur van de kerk te dwarsbomen, zullen worden beschaamd als hun eigen dwaasheden bekend worden.’21
Wie de levende profeet verwerpen, maken geen vooruitgang en roepen de oordelen Gods over zich af.
‘Ofschoon, letterlijk gezien, alle kennis van God komt, hebben niet alle mensen geloofd dat het om openbaring ging toen die kennis aan de mens werd gegeven. (…)
‘Noach was een volmaakt mens en doordat hij door openbaring kennis had over wat er op aarde ging plaatshebben, kon hij zich voorbereiden en zichzelf en zijn familie redden van de zondvloed. Deze kennis, of openbaring, (…) werd niet door de inwoners van de aarde geloofd. Zij wisten dat Adam de eerste mens was, geschapen naar het beeld van God; dat hij een goed mens was; dat Henoch driehonderdvijfenzestig jaar met God wandelde en vervolgens in de hemel werd opgenomen zonder de dood te smaken. Maar ze konden geen nieuwe openbaring aan: de oude geloven we omdat onze vaderen dat ook deden, maar weg met nieuwe openbaringen. En ze werden door het wassende water verrast. (…)
‘Hetzelfde beginsel (…) was duidelijk zichtbaar onder de Joden toen de Heiland in het vlees kwam. [Zij] pochten over de oude openbaringen, versierden de graven van de doden, betaalde tiende in de vorm van mint en dille, zegden lange gebeden op en staken zee en land over om bekeerlingen te maken, maar toen de nieuwe openbaring uit de mond kwam van de grote Ik ben zelf, konden ze dat niet verdragen — dat was hen te veel. Dat geeft aan hoe verworden dat geslacht was, zoals anderen voor hen; en ze schreeuwden: weg met Hem, kruisig Hem! (…)
En wat dies meer zij, hetzelfde gedrag en dezelfde taal werd gebruikt toen dit geslacht met het Boek van Mormon werd geconfronteerd. De oude openbaringen, de oude patriarchen, pelgrims en apostelen, zijn ons tot zegen. Wij geloven in hen, maar de nieuwe kunnen we niet verdragen.’22
‘De wereld heeft altijd valse profeten voor ware aangezien, en de profeten van God zijn als valse profeten beschouwd. Zij hebben de ware profeten gedood, gestenigd, gestraft en gevangengenomen. Zij moesten zich verbergen in “woestijnen, en gebergten, in spelonken en de holen der aarde” [zie Hebreeën 11:38], en hoewel zij de meest eerbare mensen op aarde waren, werden zij als zwervers uit de samenleving verbannen, terwijl de schurken, zwervers, huichelaars, bedriegers en de laagsten van het volk werden gekoesterd, geëerd en gesteund.’23
‘Ik maak mij geen illusies, als Christus de aarde zou bezoeken en zo cru zou prediken als Hij tegen de Joden deed, dan zou dit geslacht Hem verwerpen omdat Hij zo cru overkomt. (…) ‘Velen zullen zeggen: “Ik zal u nooit in de steek laten, maar altijd aan uw zijde staan.” Maar zodra je ze enkele verborgenheden van het koninkrijk van God bijbrengt, die in de hemel zijn bewaard en aan de mensenkinderen geopenbaard moeten worden wanneer zij zich daarop hebben voorbereid, zijn zij de eersten die je stenigen en ter dood brengen. Naar datzelfde beginsel is de Heer Jezus Christus gekruisigd en zullen de mensen de profeten in deze bedeling doden.
‘Veel zaken zijn [onverklaarbaar] voor de mensenkinderen in de laatste dagen: bijvoorbeeld dat God de doden zal opwekken; [ze vergeten] dat er dingen al van vóór de grondlegging der wereld verborgen zijn, die in de laatste dagen aan kinderen zullen worden geopenbaard.
‘Er zijn veel wijze mannen en vrouwen in ons midden die te wijs zijn om zich te laten onderrichten; daarom zullen ze in onwetendheid sterven en in de opstanding zullen ze hun dwaling herkennen. Velen sluiten de deur naar de hemel door te zeggen: “Tot hier en niet verder kan God bepaalde zaken openbaren, die ik zal geloven.”
‘Het is altijd zo geweest dat wanneer iemand door God met het priesterschap gestuurd wordt en hij de volheid van het evangelie begint te prediken, dat hij door zijn vrienden buiten de deur wordt gezet, en wordt afgemaakt als hij zaken predikt die volgens hen verkeerd zijn. Jezus is op grond van dit beginsel gekruisigd.’24
‘Wee, wee de mens of de groep mensen die hun handen opheffen tegen God en zijn getuigen in deze laatste dagen: want zij zullen haast uitverkorenen misleiden!
‘(…) Als iemand profeteert en gebiedt dat zijn leringen gehoorzaamd moeten worden, is hij of een ware of een valse profeet. Valse profeten treden altijd op om de ware profeten te bestrijden en zij profeteren zo dicht bij de waarheid dat ze de uitverkorenen bijna misleiden.’25
‘Doordat het evangelie van Jezus Christus en de profeten die God had gezonden werd verworpen, zijn de oordelen Gods in verschillende tijden op volken, steden en naties uitgestort, wat het geval was met de steden Sodom en Gomorra, die werden vernietigd omdat ze de profeten verwierpen.’26
William P. McIntire heeft verklaard: ‘[Joseph Smith] heeft geprofeteerd dat iedereen die de gegeven openbaringen als niets achten, alsook hem en zijn woorden, spoedig zouden weeklagen en zeggen: O! hadden we maar geluisterd naar de woorden van God en de openbaringen die zijn gegeven.’27
Ideeën voor studie en bespreking
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Neem het relaas op pp. 207–210 door en schenk aandacht aan hoe de leden van de kerk in de beginperiode dachten over de openbaringen die Joseph Smith had ontvangen. Wat zijn uw gevoelens over de Leer en Verbonden?
-
Lees de derde volledige alinea op pagina 210. Waarom denkt u dat ‘Het eeuwig heil […] niet zonder openbaring [kan] worden verkregen’?
-
Neem de pagina’s 211–212 door. Waarom denkt u dat mensen soms openstaan voor misleiding, zoals in het geval van Hiram Page? Wat kunnen we doen om te voorkomen dat we door valse profeten of valse leringen worden misleid?
-
Lees de laatste alinea die begint onderaan p. 212 en de twee daaropvolgende alinea’s op p. 213 door. Hoe komt het ons ten goede dat er maar één man is die openbaring voor de hele kerk kan ontvangen? Welke ervaringen kunt u vertellen waarin u de leiding van de Heer hebt gevoeld in uw taken?
-
Lees op pp. 213–214 hoe Joseph Smith en Brigham Young reageerden toen iemand verkondigde dat we ons moesten beperken tot de openbaringen die in de Schriften staan. Wat zou er aan uw leven ontbreken als u zich beperkte tot de standaardwerken zonder acht te slaan op de woorden van de levende profeet? Wat kunnen we doen om in de geest van de raad van Brigham Young te handelen?
-
Wat kunnen we doen om de president van de kerk en de andere kerkleiders te steunen? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 214–215.) Welke raad heeft de president van de kerk in de afgelopen algemene conferentie gegeven? In welke opzichten bent u gezegend omdat u de profeet en de andere kerkleiders hebt gevolgd?
-
Op welke manieren verwerpen de mensen zoal de profeten van God? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 216–219.) Wat kunnen mogelijk de gevolgen zijn als we niet de raad opvolgen van de leiders die de Heer gekozen heeft om zijn kerk te leiden?
Relevante teksten: Spreuken 29:18; Jakob 4:8; 3 Nephi 28:34; Mormon 9:7–9; LV 21:1–6