Hoofdstuk 23
Hoe goed en hoe liefelijk is het als we eendrachtig tezamen wonen
‘Een lange ruk, een krachtige ruk, en een gezamenlijke ruk.’
Uit het leven van Joseph Smith
Op 27 december 1832 ontving de profeet Joseph Smith het gebod van de Heer dat de heiligen moesten beginnen aan de bouw van een tempel in Kirtland (zie LV 88:119). Op 1 juni 1833 kreeg de profeet aanvullende instructies van de Heer: ‘Welnu, hier is wijsheid en de zin des Heren: laat het huis gebouwd worden, maar niet naar de wijze der wereld (…); laat het worden gebouwd naar de wijze die Ik zal tonen aan drie van u’ (LV 95:13–14).
Een paar dagen later loste de Heer zijn belofte in door Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium een opmerkelijk visioen te geven, waarin zij de tempel in detail zagen. Frederick G. Williams, tweede raadgever in het Eerste Presidium, herinnerde zich later: ‘Joseph [Smith] ontving het woord van de Heer om met zijn twee raadgevers, [Frederick G.] Williams en [Sidney] Rigdon, voor de Heer te verschijnen, zodat Hij hun het plan of het model van het te bouwen huis kon tonen. We gingen op onze knieën, riepen de Heer aan, waarna het gebouw in ons gezichtsveld kwam, waarbij ik het het eerst gewaar werd. En toen zagen wij het allemaal tegelijk. Toen we de buitenkant goed hadden bekeken, leek het wel of het gebouw over ons heen kwam.’1
Toen Joseph Smith het glorierijke plan dat aan het Eerste Presidium was geopenbaard uitlegde aan een raad van hogepriesters waren die broeders opgetogen en ze gingen meteen naar buiten om een bouwplek uit te kiezen — een plek in een graanakker, die de gebroeders Smith de vorige herfst hadden gezaaid. Hyrum Smith rende weg om een zeis te halen om het land bouwrijp te maken, waarbij hij uitriep: ‘We treffen voorbereidingen om een huis des Heren te bouwen, en ik wil de eerste zijn die daaraan begint.’2
Dit aanstekelijk enthousiasme werd het verenigde gevoel voor de heiligen die werkten en zich opofferingen getroostten om de eerste tempel in deze bedeling te bouwen. Onder leiding van Emma Smith maakten de vrouwen sokken, broeken en jassen voor de mannen die aan de tempel werkten. De vrouwen maakten ook de gordijnen en vloerkleden voor de tempel, waarbij Brigham Young toezicht hield op het werk aan het interieur van de tempel. Broeder John Tanner verkocht zijn boerderij van 900 hectares in New York en kwam net op tijd in Kirtland aan om de profeet 2000 dollar te lenen, waarmee hij de hypotheek op de tempelgrond kon inlossen, net voordat dat geëxecuteerd zou worden. ’s Nachts werd de tempel bewaakt tegen de dreiging van bendes, waarbij de bewakers in dezelfde kleren sliepen als waarmee zij overdag aan de tempel werkten.
De profeet verklaarde: ‘De voorbereidingen om met de bouw van het huis des Heren te beginnen, waren in volle gang; en hoewel de kerk arm was, was er eendracht, saamhorigheid en naastenliefde in overvloed, wat ons sterkte in ons voornemen om de geboden Gods te bewaren.’3
Heber C. Kimball, die een jaar vóór de inwijding van de tempel tot het Quorum der Twaalf ging behoren, beschreef deze grote onderneming: ‘De hele kerk was betrokken bij deze onderneming, iedereen stak zijn handen uit de mouw. Wie geen span paarden had, ging aan het werk in de steengroeve en bewerkte de stenen die naar het huis werden vervoerd.’4 Ouderling Kimball herinnerde zich ook: ‘Joseph zei dan: “Kom broeders, laten we naar de steengroeve gaan en voor de Heer gaan werken.” En de profeet ging zelf, net als ieder ander, in kiel en werkbroek aan de slag in de steengroeve. En op zaterdag zetten we elk span paarden in om de stenen naar de tempel te vervoeren, en dat deden we tot het huis klaar was; en de vrouwen waren al die tijd aan het breien, spinnen en naaien, en (…) allerhande werkjes aan het doen.’5
De inspanningen in Kirtland waren typerend voor de eendracht, offerbereidheid en toewijding onder de heiligen, die het mogelijk maakten dat de doeleinden van de Heer in de jaren die voor hen lagen, konden worden verwezenlijkt. Dit was een van de vele keren dat de heiligen, om met de profeet te spreken, ‘een lange ruk, een krachtige ruk, en een gezamenlijke ruk’ gaven.6
Leringen van Joseph Smith
Als we eendrachtig samenwerken, kunnen we de doeleinden van God verwezenlijken.
‘Het verheugt ons dat we de heiligen in weer een algemene conferentie [oktober 1840] kunnen begroeten. (…) De heiligen zijn nog nooit zo toegewijd, verenigd en vastberaden geweest in het grote werk van de laatste dagen; en [dat] maakt ons blij en schenkt ons troost, en bemoedigt ons grotelijks nu we te kampen hebben met de moeilijkheden waar we noodzakelijk op stuiten.
‘Laten de broeders immer vervuld zijn van deze geest en onze handen omhoog houden; we moeten, we zullen voorwaarts gaan; het werk van de Heer zal voorwaarts gaan, de tempel des Heren zal worden gebouwd, de ouderlingen Israëls bemoedigd, Zion zal worden opgebouwd en de lof, de vreugde en de heerlijkheid van de hele aarde worden; en het lied van lof, heerlijkheid, eer en majesteit voor Hem die op de troon zit, en voor het Lam in alle eeuwigheid, zal weerklinken van heuvel tot heuvel, van berg tot berg, van eiland tot eiland, en van continent tot continent, en de koninkrijken van deze wereld zullen het koninkrijk van onze God en zijn Christus worden [zie Openbaring 11:15].
‘We zijn heel blij dat we weten dat er zoveel eendracht heerst in de kerken, in dit land en in het buitenland, op dit continent, maar ook op de eilanden van de zee; want het is door dit beginsel en de bundeling van onze krachten dat we de doeleinden van onze God zullen kunnen verwezenlijken.’7
‘De bouw van [de Nauvootempel] vordert gestaag; er wordt door iedereen hard gewerkt om de bouw af te ronden en materialen van elke soort zijn daarvoor al praktisch gereed. We verwachten dat het gebouw volgend jaar herfst dicht is. (…) Vaak was het zo dat er wel vijftig man stenen aan het uithakken waren, en nog wel in de winter, terwijl anderen die weer vervoerden en bij andere werkzaamheden betrokken waren. (…)
‘Terwijl velen zich ijverig van de hun opgedragen werkzaamheden kwijten en daaraan een tiende van hun tijd besteden, hebben anderen zich niet minder loyaal opgesteld en hun tiende en offergaven voor hetzelfde project ter beschikking gesteld. Niet eerder sinds het fundament van deze kerk werd gelegd, hebben we een dergelijke grote bereidwilligheid waargenomen om zich te voegen naar de [vereisten] van Jehova, een standvastiger voornemen om de wil van God te doen. Men heeft zich meer inspanningen getroost of meer offers gebracht vanaf de tijd dat de Heer zei: “Laat de tempel worden gebouwd door middel van de vertiending van mijn volk.” [Zie LV 97:10–11.] Het leek wel of jong en oud tegelijk vervuld waren van de geest van onderneming, liefdadigheid en gehoorzaamheid. En broeders en zusters, jongens en meisjes, en zelfs vreemden, die niet tot de kerk behoorden, sloegen de handen ongekend eensgezind ineen om dit werk tot een goed einde te brengen. Noch kan de weduwe er, in veel gevallen, van weerhouden worden om van haar armoede een penningske bij te dragen.
‘We willen op dit punt aan ieder, jong en oud, zowel in als buiten de kerk, onze oprechte dank uitdrukken voor hun ongekende milddadigheid, goedheid, ijver en gehoorzaamheid, die zij bij deze gelegenheid aan de dag hebben gelegd. Niet dat we er zelf financieel beter van zijn geworden, maar als de broeders, zoals hier het geval was, eensgezind zijn in doel en opzet, en iedereen zijn handen uit de mouw steekt, vermindert dat onze zorgen, zware arbeid en ongerustheid, maakt dat ons juk zacht en onze last licht [zie Matteüs 11:30].’8
‘Ik wil nog een laatste keer zeggen, om de woorden van de psalmist te gebruiken: “Hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders [eendrachtig] tezamen wonen.” Eendracht “is als de kostelijke olie op het hoofd, nedervloeiende op de baard van Aäron, die nedergolft op de zoom van zijn klederen; het is als de dauw van de Hermon, die nederdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Here de zegen, leven tot in eeuwigheid”! Eendracht is macht. [Zie Psalmen 133:1–3.]’9
We worden eensgezinder wanneer wij Gods wetten willen naleven en zelfzuchtige gevoelens en vooroordelen achter ons laten.
In december 1840 schreef de profeet het volgende aan de leden van het Quorum der Twaalf en andere priesterschapsleiders die in Groot-Brittannië op zending waren: ‘Het geeft mij veel (…) voldoening dat er zoveel wederzijds begrip tussen jullie is, en dat de heiligen zo opgewekt acht slaan op goede raad, en gezamenlijk hun uiterste best [doen] in dit liefdewerk en voor de bevordering van waarheid en gerechtigheid. En het hoort niet anders te zijn in de Kerk van Jezus Christus; eendracht is macht. “Hoe liefelijk is het als broeders [eendrachtig] tezamen te wonen”! [Psalmen 133:1.] Laat de heiligen van de Allerhoogste dit beginsel immer aanhangen, dan zullen de glorierijkste zegeningen het gevolg zijn, niet alleen voor hen individueel, maar ook voor de hele kerk — de orde in het koninkrijk blijft gehandhaafd, haar functionarissen gerespecteerd, en haar vereisten op slag en opgewekt gehoorzaamd. (…)
‘Laat de heiligen zich er rekenschap van geven dat veel afhangt van hun individuele inspanningen, en dat zij geroepen zijn om medewerkers van ons en de Heilige Geest te zijn bij dit grote werk in de laatste dagen; en nu we van dit werk de omvang, de zegeningen en heerlijkheden in overweging nemen, wordt het tijd dat elke zelfzuchtige neiging niet alleen wordt begraven, maar wordt verdelgd; en laat de liefde voor God en de medemens overheersen en regeren in elk gemoed, dat hun hart mag worden als dat van Henoch vanouds, zodat ze alle dingen zullen doorgronden, heden, verleden en toekomst, en in geen enkele gave te kort komen, terwijl ze uitzien naar de komst van de Heer Jezus Christus [zie 1 Korintiërs 1:7].
‘Het werk waarbij wij allen betrokken zijn is geenszins alledaags werk. De vijanden die wij tegenover ons hebben, handelen sluw en slinks; daarom zullen we onze energie voortdurend moeten bundelen en ervoor moeten zorgen dat er steeds de beste gevoelens onder ons zijn; en dan zullen wij, met de hulp van de Almachtige, overwinning op overwinning behalen, en van verovering tot verovering gaan; onze kwade neigingen zullen worden beteugeld, onze vooroordelen weggedaan; er zal in onze boezem geen plaats voor haat zijn; van kwaadwilligheid wordt niets meer vernomen, en we zullen de goedkeuring wegdragen van de hemelen, en worden aangenomen als de zoons van God.
‘Laten we inzien dat we niet voor onszelf moeten leven, maar voor God; door dat te doen zullen we hier en in de eeuwigheid de grootste zegeningen zeker stellen.’10
‘We willen tegen de heiligen die hier [Nauvoo] komen, zeggen dat we het fundament hebben gelegd van de vergaderplaats van Gods volk, en [we] verwachten dat de heiligen die komen, zich zullen laten leiden door de raad die God heeft gegeven. (…) We proberen hier onze lendenen te omgorden en de werkers van duisternis uit ons midden te weren; en we hopen dat wanneer onze broeders uit het buitenland arriveren, zij ons zullen helpen om dit goede werk te verbreiden en dit grote doel te bewerkstelligen, ‘dat Zion in gerechtigheid mag worden opgebouwd; en alle naties naar zijn standaard zullen toestromen’; dat wij als Gods volk onder zijn leiding en in gehoorzaamheid aan zijn wet, zullen opgroeien in recht en waarheid; en dat wij, wanneer zijn doeleinden zijn verwezenlijkt, een erfdeel mogen ontvangen onder hen die zijn geheiligd.’11
‘Wij allemaal hebben onze vrienden, onze betrekkingen, onze gezinnen en relaties; en we ontdekken dat de banden van vriendschap (…) en broederschap ons onverbrekelijk hebben verenigd in duizend innemende relaties; we hebben het ene gemeenschappelijke geloof in ons hart gesloten, “dat eenmaal de heiligen overgeleverd is”. [Judas 1:3.] Wij zijn bevoorrecht dat we het eeuwige evangelie hebben gehoord, dat tot ons gekomen is door de geest van profetie, doordat de hemelen zich geopend hebben, door middel van de gave van de Heilige Geest, door de bediening van engelen, en door de macht Gods. (…) Een verwante genegenheid loopt door het hele lichaam, namelijk het lichaam van Christus, waarmee, volgens Paulus, zijn kerk wordt bedoeld; en het ene lid van het lichaam kan niet verwond worden zonder dat een ander lid pijn voelt, want als één lid lijdt, zo zegt Paulus, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde [zie 1 Korintiërs 12:12–27].’12
Een eensgezinde samenwerking heeft altijd de grootste stoffelijke en geestelijke zegeningen tot gevolg.
In januari 1841 gaven de profeet Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium de volgende instructie aan de heiligen die zich in Nauvoo uit verschillende delen van de wereld wilden vestigen: ‘Alleen door gerichte daadkracht en eendrachtige inspanning kunnen we het grote werk van de laatste dagen verwezenlijken (…), en daarmee zullen onze materiële en geestelijke belangen worden bevorderd en zullen de zegeningen des hemels in een ononderbroken stroom over Gods volk worden uitgestort; daarover hoeft geen enkele twijfel te bestaan.
‘De grootste stoffelijk en geestelijke zegeningen, die altijd voortvloeien uit getrouwheid en gezamenlijke inzet, zijn nooit weggelegd voor individuele inspanningen of initiatieven. De geschiedenis draagt overvloedig bewijs aan voor deze stelling. (…)
‘We willen dat de heiligen begrijpen dat zij, als zij hier aankomen, geen volmaaktheid moeten verwachten; of dat alles pais en vree zal zijn; als zij dat denken, zullen ze ongetwijfeld bedrogen uitkomen, want er zijn hier mensen, niet alleen uit verschillende staten, maar uit verschillende landen, die hoewel zij zeer toegewijd zijn aan de zaak der waarheid, zo hun vooroordelen hebben en dientengevolge zal het even duren voordat dergelijke zaken zijn overwonnen. Nogmaals, er zijn mensen die ongezien binnensluipen en die proberen onenigheid, ruzie en vijandschap onder ons te zaaien om zodoende onheil over de heiligen af te roepen. (…) Laten zij die hier naartoe komen zich dus voornemen om de geboden van God te onderhouden en niet ontmoedigd te raken door wat we net hebben opgenoemd, en dan zullen zij voorspoedig zijn — er zal hun hemelse kennis gegeven worden en zij zullen uiteindelijk met eigen ogen zien en zich verheugen in de volle verwezenlijking van die heerlijkheid die voor de rechtvaardigen is weggelegd.
‘Ten einde de tempel des Heren te kunnen bouwen, zal er heel veel gevergd worden van de heiligen, zodat ze een huis kunnen bouwen dat door de Almachtige wordt aanvaard, en waarin zijn macht en heerlijkheid zich zal manifesteren. ‘Laten daarom zij die hun tijd, hun talenten en hun eigendom vrijelijk kunnen opofferen voor de voorspoed van het koninkrijk, en voor de liefde die zij voor de zaak der waarheid koesteren, (…) zich met ons verenigen in het grote werk van de laatste dagen, en delen in de verdrukking, opdat zij uiteindelijk zullen delen in de heerlijkheid en glorie.’13
Ideeën voor studie en bespreking
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Denk na over de volgende uitspraak van de profeet Joseph Smith: ‘Een lange ruk, een krachtige ruk, en een gezamenlijke ruk?’ (p. 295.) Wat gebeurt er als er niet lang genoeg of hard genoeg wordt doorgewerkt? Wat gebeurt er als mensen in verschillende richtingen trekken? Hoe kunnen we deze uitspraak van de profeet betrekken op ons gezin? Op onze kerkroeping?
-
Lees de voorlaatste alinea op p. 296. Waarom wordt onze last lichter als we samenwerken? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 293–296.) Welke beginselen hebben u in staat gesteld om eensgezinder met anderen samen te werken?
-
Lees de tweede alinea op pagina 297. Wat zijn enkele gevaren van zelfzucht? Wat kunnen we doen om zelfzucht in onszelf uit te delgen? Hoe voelt u zich als u ‘de liefde voor God en de medemens’ de boventoon laat voeren in uw hart?
-
Denk na over de eerste volledige alinea op pagina 299. Op welke manieren hebt u profijt gehad van ‘banden van vriendschap’ en ‘innemende relaties’ in uw wijk of gemeente? Hoe zijn wijken en gemeenten geholpen als er ‘een verwante genegenheid (…) door het hele lichaam (loopt)’?
-
Bestudeer de alinea die bovenaan pagina 300 begint. Waarom is het volgens u onverstandig om volmaaktheid te verwachten van de leden in onze wijken en gemeenten? Wanneer hebt u gezien hoe een groep onvolmaakte mensen hun verschillende talenten en bekwaamheden gebruikten voor een gemeenschappelijk doel? En wat was het gevolg van die eensgezinde inspanning?
Relevante teksten: Matteüs 18:19–20; Johannes 17:6–26; Mosiah 18:21; 3 Nephi 11:29–30; LV 38:24–27; Mozes 7:18