Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 29: Samenleven in vrede en harmonie


Hoofdstuk 29

Samenleven in vrede en harmonie

‘Wij willen in vrede met alle andere mensen samenleven.’

Uit het leven van Joseph Smith

Een van de verlangens van de eerste heiligen der laatste dagen was simpelweg om hun godsdienst in vrede te mogen beleven. Maar waar ze ook naartoe verhuisden, die vrede kregen ze niet. In 1833, slechts twee jaar na de wijding van een vergaderplaats in Missouri, dwongen benden de heiligen om Jackson County (Missouri) te verlaten (zie p. 303). De heiligen vonden een tijdelijk toevluchtsoord in Clay County (Missouri) en begonnen in 1836 naar het noorden van Missouri te trekken. De meesten van hen vestigden zich in Caldwell County, een nieuwe county die door de staat was gesticht om de van huis en haard verdreven heiligen der laatste dagen plaats te bieden. Far West, dat dienst deed als hoofdstad van de county, werd al gauw een bloeiende nederzetting met heiligen der laatste dagen.

De profeet Joseph Smith was aanvankelijk in Kirtland (Ohio) blijven wonen, maar in januari 1838 was hij gedwongen te vertrekken omdat hij vreesde voor zijn leven. Samen met zijn gezin legde hij de ruim 1500 kilometer naar Far West af, waar hij zich voegde bij de heiligen die daar woonden. Later in 1838 verkochten of verlieten de meeste leden in Kirtland hun huis en volgden de profeet naar Missouri. Om ruimte te vinden voor de kerkleden die de regio instroomden, wees de profeet gebieden buiten Far West aan waar de heiligen zich konden vestigen. In juli 1838 werden hoekstenen voor een tempel in Far West gewijd, wat de heiligen de hoop gaf dat ze er een permanente nederzetting konden stichten waar ze in vrede en welvaart konden leven. Helaas ontstonden er soortgelijke spanningen als in Jackson County waardoor er twee kampen ontstonden, de heiligen en de andere plaatselijke bevolking, en in de herfst van 1838 vielen benden en milities de heiligen der laatste dagen weer aan.

Op een dag bezocht de profeet het huis van zijn ouders in Far West toen een groep gewapende militieleden verscheen die aankondigden dat ze kwamen om hem voor een veronderstelde misdaad te doden. Lucy Mack Smith, de moeder van de profeet, beschrijft zijn gave om vrede te stichten:

‘[Joseph] keek ze met een uiterst vriendelijke glimlach aan, liep naar ze toe, gaf ze één voor één een hand, op een manier die hen ervan overtuigde dat hij geen misdadiger noch een laf-hartige huichelaar was. Zij stonden stil en staarden hem aan alsof ze een spook zagen.

‘Joseph ging zitten en begon een gesprek met hen. Hij legde de inzichten en gevoelens van de “mormonen” uit, wat ze tot dan toe hadden gedaan en hoe ze vanaf het begin door hun vijanden waren behandeld. Hij vertelde dat ze vanaf het moment dat ze Missouri waren binnengekomen, belasterd en vervolgd waren, maar dat ze een volk waren dat volgens hem nog nooit de wet had overtreden. Maar als dat toch het geval was, dan waren ze bereid om zich wettig te laten berechten. (…)

‘Toen stond hij op en zei: “Moeder, ik denk dat ik naar huis ga. Emma verwacht mij.” Op dat moment sprongen twee van de mannen op en zeiden: “U gaat niet alleen, dat is veel te gevaarlijk. Wij gaan wel met u mee om u te beschermen.” Joseph bedankte hen en ze gingen met hem mee.

‘Toen ze weg waren, bleven de andere militieleden bij de deur staan, en ik hoorde hen het volgende zeggen:

‘Eerste militielid: “Kreeg je geen vreemd gevoel toen Smith je een hand gaf? Zoiets heb ik nog nooit gevoeld.”

‘Tweede lid: “Het leek wel of ik me niet kon bewegen. Ik zou die man geen haar kunnen krenken. Voor niets in de wereld.”

‘Derde lid: “Dit is de laatste keer dat men van mij kan zeggen dat ik Joe Smith of de mormonen kom doden.” (…)

‘De mannen die mijn zoon naar huis brachten, beloofden hun militie op te heffen en naar huis te gaan. En ze beloofden terug te komen als hij ze nodig had om hem waar dan ook naartoe te vergezellen.’1

Joseph Smith sprak op vriendelijke en openhartige wijze de waarheid en overwon daarmee vooroordelen en vijandigheid en sloot vrede met hen die eerst zijn vijanden waren.

Leringen van Joseph Smith

Als we ernaar streven een vredestichter te zijn, kunnen we in grotere harmonie en liefde met anderen samenleven.

‘Jezus heeft gezegd: “Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden” [Matteüs 5:9]. Dus als de natie, een staat, een gemeenschap of een gezin ergens dankbaar voor zou moeten zijn, is het wel vrede.

‘Vrede zij u, lief kind des hemels! Vrede als een licht van diezelfde grote Ouder bevredigt, bezielt en maakt de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen gelukkig en is het wezen van geluk op aarde en gelukzaligheid in de hemel.

‘Hij die niet met al zijn vermogens van lichaam en geest, met al zijn invloed thuis en elders naar vrede streeft — en anderen daar ook toe aanzet — en deze voor zijn eigen nut en gemak in stand wil houden, en voor de eer van zijn staat, natie en land, heeft geen recht op de genade van de mens; noch dient hij recht te hebben op de vriendschap van een vrouw of de bescherming van een regering.

‘Hij is de kankerworm die aan zijn eigen ingewanden knaagt; en het roofdier dat zich met zijn eigen lichaam voedt; en wat betreft zijn vooruitzichten en welvaart in het leven is hij degene die zijn eigen plezier [vernietigt].

‘Een gemeenschap van dergelijke wezens lijkt erg op een hel op aarde en dient met rust gelaten te worden omdat het de glimlach van de vrije of de lof van de heldhaftige niet waard is.

‘Maar de vredestichter, o, luister naar hem! Want de woorden uit zijn mond en zijn leringen vallen als regen en druppelen als de dauw. Zij zijn als de zachte nevel die neerdaalt op de kruiden en als de motregen die valt op het gras.

‘Levendigheid, deugdzaamheid, liefde, tevredenheid, liefdadigheid, welwillendheid, barmhartigheid, menselijkheid en vriendschap maken het leven gelukzalig: en mensen, die iets onder de engelen staan, die hun machten, voorrechten en kennis aanwenden volgens de orde en regels van openbaring van Jezus Christus, wonen in eensgezindheid samen; en de zoete geur die de adem van vreugde en tevredenheid over hun rechtschapen omgang heeft, is als het heerlijke parfum van de gewijde olie die op het hoofd van Aäron werd gegoten, of als de verleidelijke geur die opstijgt van een veld met Arabische specerijen. Ja, de stem van de vredestichter is zelfs —

‘Als de muziek van hemellichamen —

Hij verrukt onze ziel en stilt onze angsten;

Hij verandert de wereld in een paradijs

En mensen in parels van grotere waarde.’2

‘Geliefde broeders, houd uw broederlijke liefde in stand; wandel in zachtmoedigheid, wakend en biddend dat u niet wordt overwonnen. Jaag de vrede na, zoals onze geliefde broeder Paulus heeft gezegd, opdat u kinderen van onze hemelse Vader moogt zijn [zie Romeinen 14:19].’3

‘Menselijkheid voor allen, rede en verfijning die deugd afdwingen en goed voor kwaad vergelden (…) zijn bij uitstek bedoeld om meer wantoestanden in de samenleving te genezen dan een oproep om zich te wapenen, of zelfs onenigheid die niet getemperd wordt door vriendschap. (…) Ons motto luidt daarom: vrede zij met allen! Als wij vreugde vinden in de liefde Gods, laten wij dan trachten om een reden voor die vreugde te geven die niemand in de wereld kan loochenen of weerstaan.’4

‘Wij willen in vrede met alle andere mensen samenleven.’5

Wij kunnen vrede bevorderen door elkaar te respecteren en niet te kritiseren.

‘Wij [hopen dat] onze broeders voorzichtig omgaan met de gevoelens van anderen en dat zij in liefde wandelen en een ander meer respecteren dan zichzelf, zoals de Heer vereist.’6

‘Wij zouden de deugden van degene die goed wil doen moeten loven en niet achter zijn rug om zijn fouten bespreken.’7

‘In deze wereld is de mens van nature zelfzuchtig, eerzuchtig en bezig de ander naar de kroon te steken; sommigen zijn echter bereid niet alleen zichzelf maar tevens anderen op te bouwen.’8

‘Laat de Twaalven en alle heiligen bereid zijn om al hun zonden te belijden en niets achter te houden; laat [hen] ootmoedig en niet verheven zijn. Laat hen waken voor hoogmoed en er niet naar streven om elkaar naar de kroon te steken. Maar laat hen zich inzetten voor elkanders welzijn en voor elkander bidden en onze broeder eren of zijn naam op eerbare wijze gebruiken en geen achterklap vertellen en onze broeder verslinden.’9

‘Als u alle kwaadsprekerij, achterklap en onvriendelijke gedachten en gevoelens uit uw midden bant, u verootmoedigt en ieder beginsel van deugdzaamheid en liefde ontwikkelt, dan rusten de zegeningen van Jehova op u en zult u goede en heerlijke tijden meemaken; vrede heerst dan binnen uw poorten en welvaart heerst binnen uw grenzen.’10

Wij kunnen harmonie in onze gemeenschap brengen door de vrijheid van alle mensen te respecteren om naar eigen geweten te geloven.

Geloofsartikelen 1:11: ‘Wij eisen het goed recht de almachtige God te aanbidden volgens de stem van ons eigen geweten, en kennen alle mensen hetzelfde goed recht toe: laat hen aanbidden hoe, waar of wat zij willen.’11

‘Wij achten het een juist beginsel — en het is er een waarvan de kracht naar onze mening door ieder goed overwogen zou moeten worden — dat alle mensen als gelijken geschapen zijn en dat allen het voorrecht hebben om zelf na te denken over gewetenskwesties. Daarom zijn wij niet geneigd, al hadden wij die macht, om wie dan ook die vrijheid en onafhankelijkheid van geest te ontzeggen die de hemel zo goedgunstig aan de mens heeft verleend als een van zijn meest uitgelezen gaven.’12

‘Ik heb de meest ruimdenkende en liefhebbende gevoelens ten opzichte van alle sekten, groeperingen en godsdiensten; en de rechten en vrijheid van geweten beschouw ik als uiterst heilig en kostbaar, en ik veracht niemand omdat hij met mij van mening verschilt.’13

‘De heiligen kunnen getuigen of ik bereid ben mijn leven neer te leggen voor mijn broeders. Als het is aangetoond dat ik bereid ben om te sterven voor een “mormoon”, dan ben ik stoutmoedig genoeg om voor de hemel te verklaren dat ik net zo bereid ben om te sterven ter verdediging van de rechten van een presbyteriaan, een baptist of een goed mens die tot een andere godsdienst behoort; want hetzelfde beginsel dat de rechten van de heiligen der laatste dagen zou vertrappen, zou de rechten van de rooms-katholieken vertrappen of van welke andere godsdienst dan ook die te onpopulair en te zwak is om zich te verdedigen.

‘Het is vrijheidsliefde die mijn ziel inspireert — burgerlijke en godsdienstige vrijheid voor de hele mensheid. Vrijheidsliefde is mij ingeprent door mijn grootvaders terwijl ik op hun knie zat (…)

‘Als ik de mensheid in gevaar acht, zal ik haar dan terneerdrukken? Nee. Ik zal haar opbeuren, en wel op haar eigen manier, als ik haar niet kan overtuigen dat mijn manier beter is; en ik zal niemand dwingen te geloven wat ik geloof, anders dan door de kracht van overreding, want de waarheid gaat zijn eigen weg.’14

‘Wij zouden ons altijd bewust moeten zijn van de vooroordelen die soms op de vreemdste momenten opduiken, en die zo passen bij de menselijke aard — vooroordelen tegen onze vrienden, buren en broeders in de wereld die met ons van mening en van geloof verschillen. Onze godsdienst is tussen ons en onze God. Hun godsdienst is tussen hen en hun God.’15

‘Als wij deugden in mensen zien, dan dienen wij die altijd te erkennen, wat hun begrip van geloofsbelijdenis en leer ook is. Want alle mensen zijn vrij, of zouden vrij moeten zijn. Ze bezitten immers onvervreemdbare rechten en maken aanspraak op de hoogste natuurwetten en de edele wet van zelfbehoud. Zij zouden de vrijheid moeten hebben om te denken en te handelen en te zeggen wat zij willen, waarbij zij wel voldoende respect moeten opbrengen voor de rechten en voorrechten van alle andere wezens en zij die rechten niet mogen schenden. Ik onderschrijf en praktiseer deze leer van harte.’16

‘Alle mensen hebben recht op keuzevrijheid, want dat heeft God zo ingesteld. Hij heeft de mensen verantwoordelijk voor hun keuzen gemaakt en hun het vermogen gegeven om tussen goed en kwaad te kiezen; om het goede na te streven door in dit leven te kiezen voor een pad dat tot heiliging leidt, dat hier gemoedsrust schenkt en vreugde in de Heilige Geest, en hierna een volheid van vreugde en geluk aan zijn rechterhand; of om een kwade koers te volgen, te volharden in zonde en rebellie tegen God, waarmee ze in deze wereld verdoemenis over hun ziel afroepen en zichzelf eeuwige schade toebrengen in de toekomende wereld. Daar de God des hemels deze dingen facultatief heeft gemaakt voor ieder persoonlijk, willen wij hun dit niet ontzeggen. Wij willen alleen de rol van een trouwe wachter vervullen, overeenkomstig het woord van de Heer aan de profeet Ezechiël (Ezechiël 33:2–5) en het aan andere mensen overlaten om te doen zoals hen goeddunkt.’17

‘Het is een van de eerste beginselen van mijn leven, en een dat ik van kindsbeen af van mijn vader heb geleerd, om iedereen de vrijheid van zijn eigen geweten toe te staan. (…) Ik ben altijd bereid om te sterven ter bescherming van wettige rechten van de zwakken en verdrukten.’18

‘Bemoei u niet met de godsdienst van enig mens: alle regeringen zouden ieder mens moeten toestaan om zijn godsdienst te beleven zonder daarover lastig gevallen te worden. Geen mens is bevoegd om iemand het leven te benemen wegens een verschil in godsdienst. Alle wetten en regeringen zouden godsdiensten moeten tolereren en beschermen, of ze nu goed of fout zijn.’19

‘Wij zullen (…) vrede en vriendschap sluiten met iedereen, zullen ons met onze eigen zaken bemoeien, en ons er met vlag en wimpel doorheen slaan en gerespecteerd worden, want omdat wij anderen respecteren, respecteren wij onszelf.’20

‘Hoewel ik mijn leer nooit aan een ander wil opdringen, verheug ik mij als vooroordeel plaatsmaakt voor waarheid en als de tradities van de mens verdrongen worden door de zuivere beginselen van het evangelie van Jezus Christus.’21

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Lees het verhaal van Joseph Smith die met de militieleden sprak (pp. 368–369). Hoe kwam het dat de profeet onder deze omstandigheden kalm kon blijven? Bedenk andere voorbeelden van mensen die kalm en rustig bleven onder moeilijke omstandigheden. Wat waren de gevolgen van wat die mensen deden?

  • Neem de pagina’s 369–371 door en let op woorden en zinsneden waarmee de profeet vrede en vredestichters aanduidde. Met welke eigenschappen kunnen wij thuis en in onze gemeenschap vredestichters zijn?

  • Lees de vijfde alinea op pagina 371. Hoe voelt het om te letten op de tekortkomingen van andere mensen? Hoe voelt het om te letten op de deugden van andere mensen? Hoe zouden andere mensen zich voelen als u de tijd nam om iets te zeggen over hun deugden?

  • Lees de zesde alinea op pagina 371. Hoe kunnen we elkaar opbouwen? Wat hebben andere mensen gedaan om u op te bouwen? Op welke manieren kan dat tot vrede leiden?

  • Lees pp. 372–374 en zoek naar leringen van de profeet over hoe we mensen moeten behandelen die iets anders geloven dan wij. Hoe kunnen wij de rechten van andere mensen om te ‘aanbidden, hoe, waar, of wat zij ook willen’ respecteren?

  • Lees de laatste alinea op pagina 374. Hoe kunnen we anderen over het herstelde evangelie vertellen en toch respect tonen voor hun geloofsovertuiging?

Relevante teksten: Efeziërs 4:31–32; Mosiah 4:9–16; 4 Nephi 1:15–16; LV 134:2–4, 7

Noten

  1. Lucy Mack Smith, ‘The History of Lucy Smith, Mother of the Prophet’, manuscript uit 1844–1845, boek 15, pp. 8–10, kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City, Utah, VS.

  2. History of the Church, deel 6, pp. 245–246; uit ‘A Friendly Hint to Missouri’, een artikel geschreven onder toezicht van Joseph Smith, 8 maart 1844, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 maart 1844, p. 473.

  3. Brief van Joseph Smith en anderen aan de leden van de kerk in Thompson (Ohio), 6 februari 1833 Kirtland (Ohio); Letter Book 1, 1829–1835, p. 26, Joseph Smith, Collection, kerkelijke archieven.

  4. History of the Church, deel 6, pp. 219–220; alinea-indeling gewijzigd; uit ‘Pacific Innuendo’, een artikel geschreven onder toezicht van Joseph Smith, 17 februari 1844, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 februari 1844, p. 443; dit nummer van Times and Seasons werd verlaat uitgegeven.

  5. History of the Church, deel 2, p. 122; uit een brief van Joseph Smith en anderen aan John Lincoln en anderen; 21 juni 1834, Clay Country (Missouri), gepubliceerd in Evening and Morning Star, juli 1834, p. 176.

  6. History of the Church, deel 1, p. 368; uit een brief van Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium aan William W. Phelps en de kerkleiders in Missouri, 25 juni 1833, Kirtland (Ohio).

  7. History of the Church, deel 1, p. 444; uit het dagboek van Joseph Smith, 19 november 1833, Kirtland (Ohio).

  8. History of the Church, deel 5, p. 388; uit een leerrede van Joseph Smith op 14 mei 1843 in Yelrome (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff.

  9. History of the Church, deel 3, pp. 383–384; uit een leerrede van Joseph Smith op 2 juli 1839 in Montrose (Iowa); opgetekend door Wilford Woodruff en Willard Richards.

  10. History of the Church, deel 4, p. 226; uit een brief van Joseph en Hyrum Smith aan de heiligen in Kirtland (Ohio), 19 oktober 1840, Nauvoo (Illinois).

  11. Geloofsartikelen 1:11.

  12. History of the Church, deel 2, pp. 6–7; uit ‘The Elders of the Church in Kirtland, to Their Brethren Abroad’, 22 januari 1834, gepubliceerd in Evening and Morning Star, februari 1834, p. 135.

  13. Brief van Joseph Smith aan Isaac Galland, 22 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri), gepubliceerd in Times and Seasons, februari 1840, pp. 55–56.

  14. History of the Church, deel 5, pp. 498–499; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 juli 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  15. History of the Church, deel 3, pp. 303–304; uit een brief van Joseph Smith en anderen aan Edward Partridge en de kerk, 20 maart 1839, gevangenis te Liberty (Missouri).

  16. History of the Church, deel 5, p. 156; alinea-indeling gewijzigd; uit een brief van Joseph Smith aan James Arlington Bennet, 8 september 1842, Nauvoo (Illinois); James Bennets achternaam is in History of the Church onterecht gespeld als ‘Bennett’.

  17. History of the Church, deel 4, p. 45, voetnoot; uit een brief van het Eerste Presidium en de hoge raad aan de heiligen die ten westen van Kirtland (Ohio) woonden, 8 december 1839, Commerce (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, december 1839, p. 29.

  18. History of the Church, deel 6, pp. 56–57; uit een leerrrede van Joseph Smith op 15 oktober 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  19. History of the Church, deel 6, p. 304; uit een leerrede van Joseph Smith op 7 april 1844 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Wilford Woodruff, Willard Richards, Thomas Bullock en William Clayton; zie ook aanhangel, p. 562, punt 3.

  20. History of the Church, deel 6, p. 221; uit een brief van Joseph Smith aan de redacteur van de Nauvoo Neighbor, 10 februari 1844, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Nauvoo Neighbor, 21 februari 1844; deze brief is foutief gedateerd op 19 februari 1844 in History of the Church.

  21. History of the Church, deel 6, p. 213; uit een brief van Joseph Smith aan Joseph L. Heywood, 13 februari 1844, Nauvoo (Illinois).

Joseph with militiamen

In Far West (Missouri) kwam een groep gewapende militieleden Joseph Smith arresteren, maar hij ‘keek ze met een vriendelijke glimlach aan, liep naar hen toe en gaf ze één voor één een hand.’

Sermon on the Mount

De Heiland heeft ons in de bergrede geleerd: ‘Zalig [zijn] de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden.’