Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 33: De gaven van de Geest: genezing, tongen, profetie en onderscheiding van geesten


Hoofdstuk 33

De gaven van de Geest: genezing, tongen, profetie en onderscheiding van geesten

‘Niemand kan een dienaar van Jezus Christus zijn tenzij hij het getuigenis van Jezus heeft; en dat is de geest van profetie.’

Uit het leven van Joseph Smith

Na begin 1839 korte tijd hun toevlucht te hebben gezocht in Quincy (Illinois), begonnen de heiligen ruim tachtig kilometer naar het noorden te trekken, naar een nederzetting die Commerce heette en ook in Illinois lag. Na zijn ontsnapping aan de gevangenschap in Missouri was de profeet begonnen om stukken grond in en rond Commerce op te kopen, als vergaderplaats voor de duizenden die Missouri waren ontvlucht en nu een nieuwe plek nodig hadden om hun leven weer op te pakken. In juli 1839 kampeerden honderden heiligen in Commerce nog in tenten en wagens aan de oostzijde van de Mississippi, terwijl anderen onderdak hadden gevonden in verlaten legerbarakken in Montrose (Iowa), aan de andere kant van de rivier. De heiligen werkten hard om in hun nieuwe woonplaats het moerasland bij de rivier te ontruimen en te dempen. Veel kerkleden werden door muskieten gebeten en werden ernstig ziek door malaria en andere ziekten. Sommigen overleden en anderen waren op het randje van de dood. Joseph en Emma namen zo veel mensen op in hun blokhut om hen te verzorgen dat de profeet zijn bed afstond en buiten in een tent ging slapen.

Op 22 juli beleefden de heiligen in de periode van ziekte die zo velen van hen teisterde wat ouderling Wilford Woodruff een ‘dag van Gods macht’ noemde.1 Die ochtend stond de profeet op, riep de Heer in gebed aan, en zegende toen — vervuld van de Geest — de zieken in zijn huis, in de tuin en bij de rivier. Hij stak de rivier over en ging naar de woning van Brigham Young in Montrose om hem een zegen tot genezing te geven. Daarna vervolgde hij in gezelschap van Sidney Rigdon, Brigham Young en andere leden van de Twaalf zijn genademissie onder andere heiligen in Iowa. Ouderling Woodruff herinnerde zich later een van de opmerkelijkste genezingen van die dag:

‘We staken het plein over en gingen bij broeder [Elijah] Fordham naar binnen. Broeder Fordham lag al een uur op sterven en elke minuut die wegtikte kon zijn laatste zijn. Ik voelde de kracht Gods die in grote mate op zijn profeet rustte. Toen we binnenkwamen, liep broeder Joseph op broeder Fordham af en nam hem bij de rechterhand (…). Hij zag dat broeder Fordhams ogen glazig waren en dat hij niet meer kon spreken en bewusteloos was.

‘Na hem bij de hand te hebben genomen, keek [de profeet] de stervende aan en zei: “Broeder Fordham, herkent u mij?” Eerst reageerde hij niet; maar we zagen allemaal dat de Geest Gods op hem rustte.

‘Weer vroeg [Joseph]: “Elijah, herkent u mij?” Zachtjes fluisterde broeder Fordham: “Ja!” De profeet vroeg toen: “Hebt u het geloof om genezen te worden?”

‘Zijn antwoord, dat al wat verstaanbaarder was, luidde: “Ik ben bang dat het te laat is. Als u eerder gekomen was, misschien wel.” Hij leek net een man die uit een diepe slaap ontwaakte. De slaap des doods. Joseph vroeg toen: “Gelooft u dat Jezus de Christus is?” “Jazeker, broeder Joseph”, luidde het antwoord.

‘Toen sprak de profeet van God overluid en met goddelijke majesteit: “Elijah, ik gebied u in de naam van Jezus van Nazaret om op te staan en genezen te worden!”

‘De woorden van de profeet waren niet de woorden van een mens, zijn stem klonk als de stem van God. Het kwam mij voor alsof het huis schudde op zijn grondvesten. Elijah Fordham sprong van zijn bed als een man die uit de dood was opgewekt. Hij kreeg weer kleur op zijn gezicht en er leek in alle opzichten weer leven in hem te stromen. Zijn voeten waren in [maïsmeel]kompressen gewikkeld. Hij schopte ze af, de kamer in, en vroeg toen om zijn kleren, die hij vervolgens aantrok. Hij vroeg om een kommetje melk met brood en at dat leeg; daarna zette hij zijn hoed op en ging met ons naar buiten om andere zieken te bezoeken.’2

In een tijd van grote nood werd de gave van genezing door middel van de profeet over de heiligen uitgestort.

Leringen van Joseph Smith

Als het de wil van de Heer is, kunnen zieken door geloof en door uitoefening van priesterschapsmacht genezen worden.

‘Wat is het teken van het genezen van zieken? Handoplegging is het teken of de wijze die Jakobus heeft aangegeven. Dat is de manier die de Heer voor de eerste heiligen had ingesteld en wij kunnen zegeningen alleen maar verkrijgen als we de door de Heer aangegeven weg bewandelen [zie Jakobus 5:14–15].’3

In juli 1839 waren de heiligen nog maar pas naar Commerce (Illinois) verhuisd en er waren veel zieken onder hen. Joseph Smith schreef hierover: ‘Er begonnen veel broeders en andere inwoners daar ziek te worden, zodat ik die week en de daaropvolgende week grotendeels doorbracht met het bezoeken en zegenen van zieken; sommigen hadden genoeg geloof en werden genezen; anderen niet (…).

‘Zondag de 28ste — Zoals gebruikelijk de vergadering gehouden. (…) Ik sprak en spoorde de leden aan om ieder hun huis in orde te maken, om het binnenste der schotel te reinigen en de volgende zondag bijeen te komen om deel te nemen aan het avondmaal, opdat wij door onze gehoorzaamheid aan de verordeningen in staat zouden worden gesteld om met God de vernietiger te overwinnen, en opdat de zieken mochten genezen. Ik heb de hele week voornamelijk doorgebracht onder de zieken, die over het algemeen aansterken en hun gezondheid terug beginnen te krijgen.’4

‘Veel rechtschapenen zullen door de zwakheid van het lichaam ten prooi vallen aan ziekte, pestilentie enz., maar zullen toch gered worden in Gods koninkrijk. Het is dus een onheilig uitgangspunt om te zeggen dat die en die overtreden hebben omdat ze ten prooi zijn gevallen aan ziekte of de dood, want alle vlees is onderworpen aan de dood; en de Heiland heeft gezegd: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” [zie Matteüs 7:1].’5

Het doel van de gave van tongen of talen is anderen in het evangelie te onderwijzen.

In 1834 sprak de profeet tijdens een ouderlingenconferentie: ‘Joseph Smith gaf vervolgens een uitleg van de gave van tongen, dat die vooral was ingesteld voor de verkondiging van het evangelie aan andere volken en talen, maar dat hij niet voor het besturen van de kerk was gegeven.’6

‘Wat de gave van tongen betreft: al wat wij kunnen zeggen, is dat wij die hier net zo goed hebben ontvangen als de mensen vanouds. Wij wensen echter dat u waakzaam bent opdat u niet misleid wordt. (…) Satan zal u ongetwijfeld lastigvallen met betrekking tot de gave van tongen; u kunt hem niet goed genoeg in de gaten houden noch te weinig bidden. Moge de Heer u in alles wijsheid geven.’7

‘Ik las hoofdstuk dertien van 1 Korintiërs voor [tijdens een vergadering op 26 december 1841] en een deel van hoofdstuk 14 en zei dat de gave van tongen nodig was in de kerk; (…) de gave van tongen door de macht van de Heilige Geest is in de kerk voor het welzijn van de dienstknechten Gods die tot ongelovigen prediken, net als op de eerste pinksterdag.’8

‘Tongen zijn gegeven om te prediken onder hen wiens taal wij niet begrijpen, net als op de eerste pinksterdag enz., en het is doorgaans niet nodig om in de kerk in tongen te onderwijzen, want iemand die de Heilige Geest heeft, kan spreken van Gods aangelegenheden in zijn eigen taal of in een andere taal, want we krijgen geen geloof door tekens maar door het woord Gods te horen.’9

‘Wees niet zo nieuwsgierig naar tongen en spreek niet in tongen, tenzij er een tolk aanwezig is; het uiteindelijke doel van tongen is met buitenlanders te spreken, en als iemand graag zijn intelligentie toont, laat hem hen dan in hun eigen taal aanspreken. De gaven Gods hebben alle hun eigen nut, maar als ze worden gebruikt voor andere doeleinden dan die van God, dan doen ze kwaad en zijn ze een valstrik en een vloek in plaats van een zegen.’10

‘Wij hebben ook broeders en zusters gehad die de gave van tongen valselijk hadden; zij spraken met een prevelende, onnatuurlijke stem, en hun lichaam was verwrongen (…); maar in de Geest Gods is niets onnatuurlijks.’11

‘Spreek niet met de gave van tongen zonder die te begrijpen, of zonder vertolking. De duivel kan in tongen spreken; de tegenstander zal met zijn werk komen; hij kan alle klassen verleiden; hij kan Engels of Nederlands spreken. Laat niemand in tongen spreken tenzij hij kan tolken, behalve met toestemming van degene die presideert; dan mag hij onderscheiden of tolken, of iemand anders mag dat doen.’12

‘Als u iets te openbaren hebt, doe dat dan in uw eigen taal; maar geef u niet te veel over aan het gebruik van de gave van tongen, want anders maakt de duivel misbruik van de onschuldigen en de onoplettenden. U kunt voor uw eigen gemak in tongen spreken, maar ik geef dit als regel: als er iets door de gave van tongen wordt onderwezen, mag het niet worden ontvangen als leer.’13

Slechts één persoon spreekt als de profeet van de kerk, maar de geest van profetie stelt ieder in staat om van Jezus Christus te getuigen.

‘Niemand is een dienstknecht van Jezus Christus zonder een profeet te zijn. Niemand kan een dienaar van Jezus Christus zijn tenzij hij het getuigenis van Jezus heeft; en dat is de geest van profetie [zie Openbaring 19:10].’14

‘Johannes de Openbaarder heeft gezegd dat het getuigenis van Jezus de geest van profetie is [zie Openbaring 19:10]. Welnu, als iemand het getuigenis van Jezus heeft, heeft hij dan niet de geest van profetie? En als hij de geest van profetie heeft, is hij dan niet een profeet, vraag ik u. En als hij een profeet is, krijgt hij dan geen openbaring? En ieder die geen openbaring voor zichzelf ontvangt, moet verdoemd worden, want het getuigenis van Jezus is de geest van profetie. Want Christus zegt: vraagt, en gij zult ontvangen. En als hij ook maar iets ontvangt, vraag ik u, is het dan niet een openbaring? En ieder die niet het getuigenis van Jezus heeft, of de Geest Gods, is niet de zijne, namelijk Christus. En als hij niet de zijne is, moet hij verdoemd worden.’15

Iemand die een bezoek bracht aan Nauvoo schreef op wat Joseph Smith in een gesprek zei: ‘De profeet Joseph [zei dat] men, (…) om een dienstknecht van Jezus te zijn, van Jezus moet getuigen; en om van Jezus te getuigen, moet men de geest van profetie hebben; want volgens Johannes is het getuigenis van Jezus de geest van profetie.

‘Als iemand voorgeeft een dienstknecht van Jezus te zijn maar hij de geest van profetie niet heeft, moet hij een valse getuige zijn, want hij bezit de gave niet die hem kwalificeert voor die functie; en het verschil tussen [Joseph Smith] en de predikanten van deze generatie is dat hij beweert die geest van profetie te bezitten die hem kwalificeert om van Jezus en van het evangelie van heil te getuigen. Maar de predikanten verloochenen die geest, namelijk de geest van profetie, die als enige van hen ware getuigen van de Heer Jezus zou kunnen maken, en toch beweren zij ware predikanten van heil te zijn.’16

‘Geloof ontstaat door het woord Gods te horen door het getuigenis van de dienstknechten Gods; dat getuigenis gaat altijd vergezeld van de geest van profetie en openbaring.’17

De gave van onderscheid van geesten stelt de getrouwe in staat om onderscheid te maken tussen de invloed van goede en van kwade geesten.

In de begintijd van de kerk waren leden van de kerk en leden van andere godsdienstige groeperingen soms onder de invloed van kwade of valse geesten, maar geloofden zij dat het de invloed van de Heilige Geest was. De profeet Joseph Smith heeft daarover gezegd: ‘Door recente gebeurtenissen onder ons is het absoluut noodzakelijk dat ik iets zeg over de geesten waardoor mensen tot daden worden aangezet.

‘Uit de geschriften van de apostelen [in het Nieuwe Testament] blijkt dat er in hun tijd veel valse geesten waren en dat die “uitgegaan waren in de wereld”, en dat er intelligentie voor nodig was die alleen God kon verstrekken om die valse geesten te ontdekken en om te bewijzen welke geesten van God waren [zie 1 Johannes 4:1–4]. De wereld is op dit punt grotendeels onwetend geweest, en waarom zou ze dat ook niet zijn, want ‘zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods’ [Zie 1 Korintiërs 2:11.] (…)

‘Het lijkt erop dat er in elk tijdperk altijd al een gebrek aan intelligentie omtrent dit onderwerp is geweest. In elk tijdperk en onder vrijwel alle volken hebben zich allerlei geesten gemanifesteerd. (…) Ze hebben allemaal hun eigen geesten, die naar zij beweren allemaal een bovennatuurlijke kracht hebben, en allemaal geesten van God zouden zijn. Wie lost dat raadsel op? “Beproeft de geesten”, schrijft Johannes [1 Johannes 4:1], maar wie moet dat doen? De geleerde, de welbespraakte, de filosoof, de wijze, de godgeleerde — ze zijn allemaal onwetend. (…) Wie kan de mysteries ontmaskeren van de valse geesten die zich zo vaak manifesteren onder de heiligen der laatste dagen? Wij antwoorden dat geen mens dit zonder het priesterschap kan doen, noch zonder kennis van de wetten waardoor deze geesten bestuurd worden. Want zoals “niemand [weet] wat in God is, dan [door] de Geest Gods”, zo weet ook niemand van de geest van de duivel en van zijn macht en invloed dan door bovenmenselijke intelligentie en doordat middels het priesterschap de verborgen werkingen van zijn methodes worden ontvouwd. (…)

‘Iemand moet geesten kunnen onderscheiden alvorens hij deze helse invloed aan het daglicht kan brengen en het voor de wereld kan onthullen in al zijn zielsvernietigende, duivelse en afschuwelijke kleuren. Want niets brengt de mensenkinderen meer schade toe dan onder de invloed te zijn van een valse geest die zij voor de Geest Gods houden. Duizenden hebben de invloed en verderfelijke gevolgen van deze verschrikkelijke macht ondervonden. (…)

‘Zoals wij eerder hebben gemerkt, schuilt de grote moeilijkheid in de onwetendheid aangaande de aard van geesten, van de wetten waardoor zij bestuurd worden en de tekens waaraan men hen kan herkennen. Als het de Geest Gods vereist om de zaken van God te kennen, en de geest van de duivel alleen op die manier ontmaskerd en onthuld kan worden, dan is de logische conclusie dat iemand altijd onwetend zal blijven op het gebied van deze beginselen als hij geen communicatie of openbaring van God heeft. Want ik stel dat als één persoon deze dingen niet kan begrijpen dan door de Geest Gods, tienduizend mensen dat ook niet kunnen. Het ligt buiten het bereik van de wijsheid der geleerden, de tong der welbespraakten en de invloedssfeer van de machtigen. En wij moeten uiteindelijk tot de conclusie komen dat wij, wat wij ook van openbaring vinden, zonder openbaring niets van God of van de duivel kunnen weten of begrijpen. Hoe onbereidwillig de wereld ook mag zijn om dit beginsel te erkennen, uit de vele verschillende overtuigingen en meningen over deze kwestie blijkt dat zij niets van dit beginsel begrijpen, en het is al even duidelijk dat zij zonder goddelijke communicatie in onwetendheid moeten blijven verkeren. (….)

‘Iemand moet, zoals we al eerder gezegd hebben, geesten kunnen onderscheiden om deze zaken te begrijpen, en hoe moet hij die gave verkrijgen als er geen gaven van de Geest zijn? En hoe kan men deze gaven verkrijgen zonder openbaring? “Opgevaren naar den hoge, […] gaf [Christus gaven] aan de mensen. […] En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars’ [zie Efeziërs 4:8, 11]. En hoe werden de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars gekozen? Door profetie (openbaring) en door handoplegging — door goddelijke communicatie en een door God voorgeschreven verordening — door middel van het priesterschap, ingesteld volgens de orde van God, op goddelijk bevel. De apostelen in de oudheid droegen de sleutels van dit priesterschap — van de verborgenheden van Gods koninkrijk, en daarom konden zij alles met betrekking tot het bestuur van de kerk ontsluiten en ontrafelen, alsmede alles met betrekking tot het welzijn van de samenleving, de toekomst van de mens, en de keuzevrijheid, macht en invloed van geesten.Want zij konden hen naar believen beheersen, hen in de naam van Jezus opdragen te vertrekken, en hun kwalijke en mysterieuze handelingen ontdekken als zij zichzelf in godsdienstig gewaad gehuld aan de kerk aanboden en zij zich verzetten tegen de belangen van de kerk en de verbreiding van de waarheid. (…)

‘(…) Onze Heiland, de apostelen en zelfs de leden van de kerk waren begiftigd met deze gave, want, schrijft Paulus: “Want aan de een wordt door de Geest gegeven […] allerlei tongen, en aan weer een ander de vertolking van tongen […], aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten” [Zie 1 Korintiërs 12:10.] Al die gaven gaan uit van dezelfde Geest van God en zijn de gaven van God. (…) Geen mens of groep mensen kan zonder de juiste vormen van gezag, het priesterschap en het onderscheid van geesten, goede van valse geesten onderscheiden.’18

‘Er gaan liegende geesten uit over de aarde. Er zullen grote manifestaties van geesten zijn, zowel goede als valse. (…) Niet iedere geest of visioen of gezang is van God. (…) De gave van het onderscheiden van geesten wordt gegeven aan de presiderende ouderling. Bid voor hem, dat hij deze gave mag ontvangen.’19

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Neem het relaas op pp. 409–412 door. Wat hebben Melchizedeks-priesterschapsdragers aan dit verhaal bij hun voorbereiding op het zalven van een zieke? In hoeverre hebben we er iets aan als wij zelf een zalving nodig hebben? Waarom was het volgens u belangrijk dat broeder Fordham op dat moment zijn geloof in Jezus Christus uitsprak?

  • Neem de leringen van de profeet Joseph op pagina 412 door. Welke ervaringen hebben ertoe bijgedragen dat u de macht van het priesterschap om zieken te genezen bent gaan begrijpen? Door welke beginselen zouden we ons moeten laten leiden bij het vertellen over ervaringen met het genezen van zieken? Waarom worden sommigen niet genezen, al oefenen ze geloof en worden ze gezalfd door de priesterschap?

  • Joseph Smith heeft gezegd dat de gave van tongen ‘vooral was ingesteld voor de verkondiging van het evangelie aan andere volken en talen’ (zie pp. 413–414). Hoe heeft deze gave bijgedragen tot de verbreiding van het evangelie over de hele wereld? Hebt u, of iemand die u kent, wel eens de gave van tongen gehad voor de verkondiging van het evangelie?

  • Neem de leringen van de profeet Joseph over de geest van profetie door (pp. 415–416). Wat betekent het voor u dat elk lid van de kerk de geest van profetie kan hebben?

  • Neem de leringen van de profeet over de gave van het onderscheiden van geesten door (pp. 416–418). Wat is de gave van het onderscheiden van geesten? Hoe kunnen we voorkomen dat we door kwade invloeden worden misleid? Hoe kunnen onze huidige profeet en andere kerkleiders ertoe bijdragen dat wij kwade invloeden kunnen onderscheiden?

Relevante teksten: 1 Korintiërs 12:1–31; 14:1–6, 22–28; Jakobus 5:14–15; Moroni 10:8–17; LV 46:1–33; 50:1–36, 40–44; 52:14–19

Noten

  1. Wilford Woodruff, Journals, 1833–1898, 22 juli 1839, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah).

  2. Wilford Woodruff, ‘Leaves from My Journal’, Millennial Star, 17 oktober 1881, p. 670; alinea-indeling gewijzigd.

  3. History of the Church, deel 4, p. 555; uit een leerrede van Joseph Smith op 20 maart 1842 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Wilford Woodruff.

  4. History of the Church, deel 4, pp. 3–5; alinea-indeling gewijzigd; cursivering weggelaten; uit het dagboek van Joseph Smith, 8–10, 28 juli 1839, Commerce (Illinois).

  5. History of the Church, deel 4, p. 11; uit instructies gegeven door Joseph Smith op 29 september 1839 in Commerce (Illinois); uit een verslag van James Mulholland.

  6. History of the Church, deel 2, p. 162; uit de notulen gemaakt door Oliver Cowdery van een ouderlingenvergadering, gehouden op 8 september 1834 in New Portage (Ohio).

  7. History of the Church, deel 1, p. 369; uit een brief van Joseph Smith en zijn raadgevers in het Eerste Presidium aan de kerkleiders in Missouri, 2 juli 1833, Kirtland (Ohio).

  8. History of the Church, deel 4, p. 485; uit een leerrede van Joseph Smith op 26 december 1841 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Willard Richards.

  9. History of the Church, deel 3, p. 379; uit een leerrede van Joseph Smith op 27 juni 1839 in Commerce (Illinois); uit een verslag van Willard Richards.

  10. History of the Church, deel 5, pp. 31–32; uit ‘Gift of the Holy Ghost’, hoofdartikel in Times and Seasons, 15 juni 1842, pp. 825–26; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  11. History of the Church, deel 4, p. 580; uit ‘Try the Spirits’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 1 april 1842, pp. 747; Joseph Smith was de redacteur van het tijdschrift.

  12. History of the Church, deel 3, p. 392; uit een leerrede van Joseph Smith ca. juli 1839 te Commerce (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  13. History of the Church, deel 4, p. 607; uit een leerrede van Joseph Smith op 28 april 1842 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag van Eliza R. Snow.

  14. History of the Church, deel 3, p. 389; uit een leerrede van Joseph Smith ca. juli 1839 te Commerce (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  15. Aangehaald door James Burgess. Uit een verzameling uittreksels uit leerredes van Joseph Smith; dagboeken van James Burgess, 1841–1848, deel 2, kerkelijke archieven.

  16. History of the Church, deel 5, pp. 407–408; alinea-indeling gewijzigd; uit instructies gegeven door Joseph Smith rond januari 1843 in Nauvoo (Illinois); uit een verslag in een brief van een ongeïdentificeerde verslaggever van de Boston Bee, 24 maart 1843, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 15 mei 1843, p. 200.

  17. History of the Church, deel 3, p. 379; uit een leerrede van Joseph Smith op 27 juni 1839 in Commerce (Illinois); uit een verslag van Willard Richards.

  18. History of the Church, deel 4, pp. 571–575, 580; alinea-indeling gewijzigd; uit ‘Try the Spirits’, een redactioneel artikel in Times and Seasons, 1 april 1842, pp. 743–745, 747; Joseph Smith was redacteur van het tijdschrift.

  19. History of the Church, deel 3, pp. 391–392; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith rond juli 1839 in Commerce (Illinois); uit een verslag van Willard Richards.

Joseph healing Elijah Fordham

Op 22 juli 1939 ontwaakte Elijah Fordham uit de ‘slaap des doods’ toen Joseph Smith zijn huis binnenging en uitriep: ‘Elijah, ik gebied u in de naam van Jezus van Nazaret om op te staan en genezen te worden!’

missionaries teaching

‘De gave van tongen door de macht van de Heilige Geest is er voor de dienstknechten van God die tot ongelovigen moeten prediken.’