Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 37: Naastenliefde, de reine liefde van Christus


Hoofdstuk 37

Naastenliefde, de reine liefde van Christus

‘Liefde is een van de belangrijkste karaktereigenschappen van God die aan de dag zouden moeten worden gelegd door wie verlangen de zoons van God te worden.

Uit het leven van Joseph Smith

In een openbaring die in 1841 aan Joseph Smith is gegeven, noemde de Heer de ring in Nauvoo (Illinois) een ‘hoeksteen van Zion […], die zal worden gepolijst met de verfijning die te vergelijken is met een paleis’ (LV 124:2). Onder leiding van de profeet ontpopte Nauvoo zich tot een welvarend centrum van handel, onderwijs en kunstnijverheid. Veel mensen oefenden het boerenbedrijf uit, of als men in de stad over wat land beschikte, teelde men daar groenten en fruit. Zagerijen, steenbakkerijen, drukkerijen, meelmaalderijen en bakkerijen schoten uit de grond in de stad, alsook werkplaatsen van timmerlieden, pottenbakkers, tinnegieters, edelsmeden, hoefsmeden en meubelmakers. In Nauvoo konden de heiligen genieten van theater, dansfeesten en concerten. Er hadden zich honderden studenten ingeschreven bij de verschillende scholen in de gemeenschap en er waren plannen voor een universiteit.

Nauvoo groeide snel, verschillende steenbakkerijen bakten de rode bakstenen voor de gebouwen die zo kenmerkend waren voor Nauvoo. Een van die gebouwen was de roodstenen winkel van de profeet. De winkel diende niet alleen als kantoor voor de profeet en het Eerste Presidium maar ook als bron van inkomsten waarmee de profeet zijn gezin kon onderhouden. Een voorval dat plaatsvond in die roodstenen winkel illustreert het liefdadige karakter van de profeet dat hem zo geliefd maakte.

James Leach was een Engelsman die met zijn zuster Agnes, een bekeerlinge, en haar echtgenoot, Henry Nightingale, naar Nauvoo was gekomen. Na zonder succes naar werk te hebben gezocht, besloten James en Henry de profeet om hulp te vragen. James herinnerde zich:

‘We (…) vonden [de profeet] in een winkeltje, waar hij net een klant hielp. Dat was de eerste keer dat ik hem van dichtbij zag en hem goed in mij kon opnemen. Ik had het gevoel dat ik met een voortreffelijk mens te maken had. Hij was anders dan alle anderen; en ik zei tegen mijzelf: hij is waarlijk een profeet van de Allerhoogste.

‘Daar ik geen lid van de kerk was, wilde ik dat Henry hem naar werk zou vragen, maar dat deed hij niet, dus deed ik het. Ik vroeg: “Meneer Smith, als ik zo vrij mag zijn, heeft u misschien werk voor ons beiden, zodat we enige levensmiddelen kunnen kopen?” Hij keek ons met een opgewekte blik aan en vroeg ons op warme toon: “En wat voor werk doen jullie, jongens?” We zeiden hem wat voor werk we hadden gedaan vóór we ons vaderland verlieten.

Toen vroeg hij: “Kunnen jullie een greppel graven?” Ik antwoordde dat we ons uiterste best zouden doen. “Dat is goed, jongens”, en terwijl hij een meetlint pakte, zei hij: “Kom maar mee.”

‘Hij liep een meter of vijf bij de winkel vandaan, gaf mij het uiteinde van het lint in de hand en rolde al het lint van de haspel, waarna hij aangaf waar de greppel moest komen. “Goed, jongens”, zei hij, “denk je dat jullie hier een greppel van een meter wijd en driekwart meter diep kunnen graven?”

“We zeiden dat we ons best zouden doen, waarna hij verder ging met zijn werk. Wij gingen ook aan het werk en toen we klaar waren, ging ik naar binnen om hem te zeggen dat we de greppel hadden gegraven. Hij kwam kijken en zei: “Jongens, ik had het zelf niet beter kunnen doen. Kom maar mee.”

‘Hij ging ons voor naar de winkel en zei ons dat we een ham of een stuk spek konden uitkiezen. Verlegen met het aanbod, zei ik hem dat we liever wilden dat hij dat voor ons deed. Dus pakte hij twee van de grootste en mooiste stukken vlees en voor ieder een zak meel, en vroeg of dat voldoende was. We zeiden dat we er nog wel wat werk voor wilden doen, maar hij zei: “Als jullie tevreden zijn, jongens, dan ben ik het ook.”

“We dankten hem vriendelijk en gingen op huis aan, verheugd over de menslievendheid van de profeet van onze God.’

James Leach liet zich datzelfde jaar nog dopen en stelde te boek dat hij ‘vaak in de gelegenheid was om het edele gezicht [van de profeet] te zien stralen onder invloed van de Geest en de macht Gods.’1

Leringen van Joseph Smith

Iemand die vervuld is van de liefde Gods wil graag anderen tot zegen zijn.

‘Liefde is een van de belangrijkste karaktereigenschappen van God die aan de dag zouden moeten worden gelegd door wie verlangen de zoons van God te worden. Een man die vervuld is van Gods liefde, is niet tevreden als hij alleen zijn eigen gezin tot is, maar gaat over de hele wereld uit om het hele mensenras tot zegen te zijn.’2

Lucy Meserve Smith schreef het volgende: ‘[Joseph Smith] heeft gezegd: “Broeders en zusters, heb elkaar lief; heb elkaar lief en wees uw vijanden genadig.” Hij herhaalde deze woorden nadrukkelijk en liet er een luid amen op volgen.’3

In juli 1839 sprak de profeet een groep kerkleiders toe: ‘Ik sprak hen daarna toe en geef hun veel aanwijzingen (…) inzake veel belangrijke en waardevolle onderwerpen voor allen die in ootmoed voor het aangezicht des Heren willen wandelen en leerde hun in het bijzonder om liefdadig en wijs te zijn, en altijd en onder alle omstandigheden mededogen te voelen jegens elkaar.’4

We hebben de plicht om te houden van en te zorgen voor hulpbehoevenden.

‘Het is de plicht van iedere heilige ten opzichte van zijn broeders — om hen altijd lief te hebben en te steunen. Om rechtvaardig tegenover God te staan, moeten we elkaar liefhebben, het kwade overwinnen, omzien naar weduwen en wezen in hun druk en onszelf onbesmet van de wereld bewaren. Dergelijke deugden komen voort uit de grote bron van zuivere godsdienst [zie Jakobus 1:27].’5

‘[Een lid van de kerk] zal de hongerigen moeten voeden, de naakten moeten kleden, voor de weduwen moeten zorgen, de tranen van de wezen moeten drogen, de behoeftigen moeten troosten, in deze kerk, of in een andere, of in geen een kerk, waar ze ook te vinden zijn.’6

‘Rijken kunnen niet gered worden als ze niet menslievend zijn, als ze niet de armen voeden wanneer God dat van hen vergt.’7

‘Neem nota van de situatie van de noodlijdenden en probeer hun lijden te verlichten; voed de hongerigen met uw brood, kleed de naakten met uw kleding; droog de tranen van de wees met uw milddadigheid en vrolijk de terneergeslagen weduwe op; laten uw gebeden, uw nabijheid en menslievendheid de pijnen van de hulpbehoevenden verlichten, en laat uw milddadigheid afrekenen met hun behoeften; doe goed aan allen, maar inzonderheid aan onze geloofsgenoten, opdat u onberispelijk en onbesmet mag zijn, onbesproken kinderen Gods. Bewaar de geboden Gods — alle die Hij heeft gegeven, nu geeft of nog zal geven, dan zal uw levenspad zich in het volle licht baden; de armen zullen opstaan en u gelukkig prijzen; alle goede mensen zullen u eren en respecteren; u zult het pad der rechtvaardigen bewandelen, waarop het glanzende morgenlicht schijnt, dat steeds helderder straalt tot de volle dag [zie Spreuken 4:18].’8

‘De Heilige Geest (…) zal te allen tijde op uw hoofd worden uitgestort als u de beginselen der rechtvaardigheid naleeft die God aangenaam zijn, en als u elkaar goedgezind bent en er immer en altijd aan denkt om hulp te bieden aan wie geknecht worden en bedroefd zijn, en wie ter wille van u allerlei bezoekingen ondergaan. Als er onder u iemand is die uit is op eigen gewin en die eigen rijkdom voorrang geeft, terwijl zijn broeders armoede lijden en diepe ellende en bezoekingen verduren, zal hij geen hulp krijgen van de Heilige Geest, die dag en nacht voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen [zie Romeinen 8:26].

‘We moeten er te allen tijde voor waken dat een dergelijke arrogantie zich in ons hart nestelt; laten we liever bescheiden blijven en lankmoedig de gevoeligheden van de zwakken verdragen.’9

Naastenliefde is lankmoedig, barmhartig en menslievend.

Eliza R. Snow heeft verslag gedaan over een leerrede van de profeet: ‘Daarna begon hij voor te lezen uit het dertiende hoofdstuk [van 1 Korintiërs]: “Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelend cimbaal”. En toen zei hij: schat de deugden van uw medemens niet te laag in en hoed u voor zelfgenoegzaamheid, en schat uw eigen deugden niet te hoog in; u moet niet denken dat u rechtvaardiger bent dan anderen. Als u Jezus wilt volgen, moet u ruimhartiger jegens elkaar worden en uw medemensen tot Abrahams schoot voeren. Hij zei dat hij lankmoedig, verdraagzaam en geduldig jegens de leden van de kerk en ook jegens zijn vijanden was geweest; we moeten elkaars gebreken verdragen, zoals een geduldige ouder de zwakheden van zijn kinderen verdraagt.

‘(…) Neem toe in onschuld en deugdzaamheid, neem toe in goedheid, laat uw hart opengaan, stel u volledig open voor anderen — u moet lankmoedig zijn en de fouten en dwalingen van de mens verdragen. Hoe waardevol is de ziel van de mens. (…)

‘(…) Benijd de mooie kleren en kortstondige roem van zondaars niet, want ze bevinden zich in een ellendige situatie; maar toon ze zoveel mogelijk barmhartigheid, want binnenkort zal God ze vernietigen als ze zich niet bekeren en tot Hem komen.’10

‘De wijzen begrijpen dat het beter is om mensen voor zich te winnen met zachtheid. “Een zacht antwoord keert de grimmigheid af ”, zegt de wijze [Spreuken 15:1], en het zal de heiligen der laatste dagen sieren als zij de liefde Gods aan de dag leggen door vriendelijk te zijn voor hen die, in een onbewaakt ogenblik, iets fout hebben gedaan, want Jezus heeft waarlijk gezegd dat we voor onze vijanden moeten bidden [zie Matteüs 5:44].’11

‘Ik blijf niet stilstaan bij uw fouten en u moet niet stilstaan bij die van mij. Bestendige liefde, naastenliefde, bedekt tal van zonden [zie 1 Petrus 4:8]. Ik heb vaak al uw fouten bedekt; maar het beste is helemaal geen fouten te hebben. We behoren een zachtmoedige, rustige en vredige houding aan te kweken.’12

Eliza R. Snow heeft over nog een andere leerrede van de profeet verslag gedaan: ‘Wat heeft iemand die mij maar een beetje vriendelijkheid en liefde betoont een macht over mijn ziel, terwijl het tegenovergestelde allerlei harde gevoelens opwekt en de geest deprimeert.

‘De verstarring in het gevoelsleven en het gebrek aan naastenliefde in de wereld vormen het bewijs dat de mensen onbekend zijn met de beginselen van godsvrucht. De macht en heerlijkheid van godsvrucht berusten op het ruime beginsel dat men de mantel van naastenliefde uitspreidt. God kan niet het minste pardon met zonde hebben, maar wanneer de mens gezondigd heeft, zullen wij pardon met hem moeten hebben. (…) Hoe dichter we bij onze hemelse Vader komen, hoe barmhartiger we voor kwijnende zielen zullen zijn; we zouden hen op onze schouders willen nemen en hun zonden achter ons werpen. (…)

‘(…) hoe vaak hebben wijze mannen en vrouwen geprobeerd broeder Joseph raad te geven door te zeggen: “O, als ik broeder Joseph was, zou ik dit en dat doen”. Maar als ze in broeder Josephs schoenen stonden, zouden ze erachter komen dat mensen niet naar het koninkrijk gedwongen worden. We moeten ze met veel geduld bejegenen, dan zullen we ze ten slotte redden. Hoe we alle heiligen het beste bij elkaar houden en het werk voortgang laten vinden, is heel geduldig te wachten, totdat God die zondaars ten oordeel brengt. Zonde kan niet worden getolereerd, maar barmhartigheid dient hand in hand te gaan met berisping.’13

We tonen naastenliefde door hulp te bieden en aardig te zijn.

‘Ik ben uw dienstknecht en het is alleen door de Heilige Geest dat ik goed kan doen. (…) Wij willen ons niet anders voordoen dan als uw nederige dienstknechten, bereid u te dienen.’14

Edwin Holden herinnerde zich: ‘In 1838 speelden Joseph en een paar jongelingen buiten verschillende spelletjes, waaronder een balspel. Spoedig waren zij het spelen moe. Hij zag het, riep ze bij elkaar en zei: “Laten we een blokhut bouwen.” Dus gingen ze aan de slag, Joseph en de jongelui, om een blokhut voor een weduwe te bouwen. Zo was Joseph, altijd bereid de helpende hand te bieden.’15

Lucy Mack Smith, moeder van de profeet Joseph Smith, heeft over de tijd dat de heiligen zich in Commerce, later Nauvoo, vestigden gezegd: ‘Toen het seizoen vorderde, begonnen de broeders die zich hier hadden gevestigd de gevolgen te voelen van hun ontberingen. Dat en het ongezonde klimaat veroorzaakten koorts en koude rillingen, en op zo’n grote schaal dat er gezinnen waren waarin niemand bij machte was om de anderen, en zelfs zichzelf niet, een kopje koud water te geven. Bij Hyrum thuis was bijna iedereen ziek. Mijn jongste dochter, Lucy, was ook heel ziek, en in feite waren er maar een paar inwoners niet ziek.

‘Joseph en Emma lieten de zieken naar hun huis brengen om hun te verzorgen. En zij ontvingen iedereen die ziek was geworden, totdat hun huis, dat bestond uit vier kamers, zo overbevolkt was dat ze genoodzaakt waren een tent in de tuin op te zetten voor de mensen die nog konden lopen. Joseph en Emma besteedden al hun tijd en aandacht aan de verzorging van de zieken in deze hachelijke tijd.’16

John L. Smith, de neef van de profeet, herinnerde zich het volgende voorval in diezelfde periode: ‘De profeet Joseph en neef Hyrum, zijn broer, bezochten ons. Uitgezonderd moeder waren we allemaal ziek van de koorts en koude rillingen, en vader lag bijna de hele tijd te ijlen. Joseph trok zijn schoenen uit toen hij onze berooide toestand zag en deed die aan vaders voeten, daar die blootsvoets was, en reed zelf zonder schoenen naar huis. Hij liet vader naar zijn eigen huis overbrengen en redde zo zijn leven en bood ons veel hulp, zodat we herstelden.’17

Elizabeth Ann Whitney herinnerde zich: ‘Vroeg in de lente van 1840 kwamen we in Commerce aan, zoals het hoger gelegen deel van de stad Nauvoo genoemd bleef worden. We huurden een huis van Hiram Kimball. (…) Hier kregen we allemaal koorts, koude rillingen en krampen, zodat we nauwelijks konden lopen of elkaar konden verzorgen. Onder deze penibele omstandigheden werd mijn negende kind geboren. Toen Joseph bij ons op bezoek kwam en zag hoe we er aan toe waren, drong hij er bij ons op aan bij hem in te trekken. We hadden het gevoel dat we het klimaat, het water en de ontberingen niet meer aan konden. Daarom besloten we gebruik te maken van zijn aanbod en bij hem in de tuin in een huisje te trekken. Onze gezondheid verbeterde snel en ook de kinderen kwamen weer toch zichzelf. Mijn man werkte in een winkel die Joseph had gebouwd en bevoorraad met de levensmiddelen waar de mensen behoefte aan hadden.

‘Op zekere dag, toen ik vanuit mijn huis de tuin inliep, moest ik plotseling, als in een flits, denken aan een profetie die Joseph Smith mij had gedaan toen zij bij ons in Kirtland inwoonden. Die ging als volgt: dat zoals wij hem hadden gedaan, door ons huis voor hem en zijn gezin open te stellen toen hij geen woning had, op die wijze zouden wij in de toekomst door hem in zijn huis worden ontvangen.’18

Mosiah L. Hancock deed verslag van de volgende ervaring die hij in Nauvoo had toen hij nog jong was: ‘In die zomer [1841] speelde ik voor de eerste keer een balspel met de profeet. Om de beurt sloegen we de bal, waar we achteraan renden, en toen het spel afgelopen was, zei de profeet: “Broeders, span je paarden in”, wat we deden, en dan reden we de bossen in. Ik mende ons paard terwijl ik op de voorste dwarsbalk van onze wagen stond en broeder Joseph en vader op de achterste dwarsbalk [kennelijk had de wagen geen wagenbak]. Er waren 39 teams in de groep en we laadden hout op onze wagens tot er niets meer bij kon. Toen onze wagens opgeladen waren, bood broeder Joseph aan een spelletje stoktrekken te doen met ieder die het tegen hem op wilde nemen — en hij wist ze een voor een op te trekken.

‘Naderhand stuurde de profeet de wagens naar verschillende mensen die hulp nodig hadden; en hij zei ze het hout te hakken voor de heiligen die het kregen. Iedereen deed graag wat de profeet zei, en hoewel er veel zieken waren en de dood overal zijn tol eiste, glimlachten de lieden en probeerden iedereen op te vrolijken.’19

Op 5 januari 1842 schreef de profeet het volgende in een brief aan Edward Hunter, die later presiderende bisschop zou worden: ‘Ons assortiment [in de roodstenen winkel] is redelijk goed — en bijzonder goed als je nagaat welke producten er door zoveel mensen steeds weer worden afgenomen en welke hun omstandigheden zijn waardoor hun keuzes mee bepaald worden. Maar ik ben blij dat we het zo goed doen, want het hart van veel arme broeders en zusters zal opveren door het gerief dat nu binnen hun bereik is gekomen.

‘Er is zoveel klandizie dat ik de hele dag achter de toonbank sta om, als was ik een volleerd bediende, de producten uit te delen, tot genoegen van hen die het moesten stellen zonder hun gebruikelijke kerst- of nieuwjaarsmaaltijden, bij gebrek aan een beetje suiker, stroop, rozijnen, enz., enz.; en tot genoegen van mijzelf, want ik vind het heerlijk om op de heiligen te wachten en hen allen te dienen, in de hoop in de bestemde tijd des Heren mijn verhoging in te gaan.’20

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Denk na over uw gevoelens jegens de profeet Joseph Smith bij het lezen van de verhalen op pp. 457–459 en 462–466. Wat zeggen deze verhalen over hem? In welke opzichten waren zijn daden van invloed op de mensen in zijn omgeving? Hoe is uw leven beïnvloed door de menslievendheid van anderen?

  • Lees de middelste drie alinea’s op p. 459. Waarom denkt u dat iemand die vervuld is van de liefde Gods alle mensen tot zegen wil zijn? Hoe kunnen onze liefdevolle daden alle mensen tot zegen zijn?

  • Welke plichten hebben wij zoal ten behoeve van zorg aan hulpbehoevenden? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 460–461.) Hoe houden die plichten verband met de materiële behoeften van mensen? En hoe met geestelijke behoeften? Welke voorbeelden heeft u gezien van mensen die hulp boden aan noodlijdenden?

  • Lees de eerste alinea bovenaan pagina 461. Wat kunnen we doen om meer waardering te hebben voor andermans deugden? Waarom denkt u dat we ons moeten hoeden voor zelf-genoegzaamheid en onze eigen deugden niet te hoog moeten inschatten?

  • De profeet sprak zijn zorg uit over ‘de verstarring in het gevoelsleven (…) in de wereld’ (p. 462). In tegenstelling tot deze ontwikkeling stelde hij dat wij ‘ruimhartiger jegens elkaar [moeten] worden’ en ‘laat uw hart opengaan, stel u volledig open voor anderen’ (pp. 461–462). Wat betekent het volgens u om ons hart en ziel open te stellen voor elkaar?

  • Lees de eerste volledige alinea op pagina 462. Hoe kunnen we deze lering toepassen in onze omgang met onze huisgenoten?

Relevante teksten: 1 Korintiërs 13:1–13; Mosiah 4:14–16, 26–27; Ether 12:33–34; Moroni 7:45–48; LV 121:45–46

Noten

  1. James Leach, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 1 maart 1892, pp. 152–153.

  2. History of the Church, deel 4, p. 227; uit een brief van Joseph Smith aan de Twaalf, 15 december 1840, Nauvoo (Illinois), gepubliceerd in Times and Seasons, 1 januari 1841, p. 258; deze brief is foutief gedateerd op 19 oktober 1840 in History of the Church.

  3. Lucy Meserve Smith, ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 1 augustus 1892, p. 471.

  4. History of the Church, deel 3, p. 383; aantekening uit het dagboek van Joseph Smith, 2 juli 1839, Montrose (Iowa).

  5. History of the Church, deel 2, p. 229, voetnoot. In: ‘To the Saints Scattered Abroad’, Messenger and Advocate, juni 1835, p. 137.

  6. Reactie van de redactie op een brief van Richard Savary, Times and Seasons, 15 maart 1842, p. 732; Joseph Smith was de redacteur van het tijdschrift.

  7. History of the Church, deel 4, p. 608; uit een leerrede van Joseph Smith op 1 mei 1842 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  8. ‘To the Saints of God’, redactioneel artikel in Times and Seasons, 15 oktober 1842, p. 952; Joseph Smith was de redacteur van het tijdschrift.

  9. History of the Church, 3:299; brief van Joseph Smith en anderen aan Edward Partridge en de kerk, 20 maart 1839, vanuit de gevangenis te Liberty (Missouri).

  10. History of the Church, deel 4, pp. 606–607; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 28 april 1842 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Eliza R. Snow; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  11. History of the Church, deel 6, p. 219; alinea-indeling gewijzigd; uit ‘Pacific Innuendo’, een artikel van Joseph Smith op 17 februari 1844 in Nauvoo (Illinois); verschenen in Times and Seasons, 15 februari 1844, p. 443; deze uitgave van de Times and Seasons verscheen laat.

  12. History of the Church, deel 5, p. 517; uit een leerrede van Joseph Smith op 23 juli 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  13. History of the Church, deel 5, p. 24; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 9 juni 1842 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Eliza R. Snow.

  14. History of the Church, deel 5, p. 355; alinea-indeling gewijzigd; uit een leerrede van Joseph Smith op 13 april 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards.

  15. Edwin Holden, uit ‘Recollections of the Prophet Joseph Smith’, Juvenile Instructor, 1 maart 1892, p. 153.

  16. Lucy Mack Smith, ‘The History of Lucy Smith, Mother of the Prophet’, manuscript uit 1844–1845, boek 17, p. 7, kerkelijke archieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah ).

  17. John Lyman Smith, autobiografie en dagboeken, 1846–1895, fotokopie, deel 1, aantekening voor september 1839, kerkelijke archieven.

  18. Elizabeth Ann Whitney, ‘A Leaf from an Autobiography’, Woman’s Exponent, 15 november 1878, p. 91.

  19. Mosiah Lyman Hancock, autobiografie, typoscript, p. 22, kerkelijke archieven.

  20. History of the Church, deel 4, p. 492; uit een brief van Joseph Smith aan Edward Hunter, 5 januari 1842, Nauvoo (Illinois).

Red Brick Store

De gerestaureerde roodstenen winkel in Nauvoo. Dit gebouw deed dienst als kantoor van de profeet Joseph Smith en als winkel om zijn gezin te onderhouden. Er werden veel kerkelijke bijeenkomsten en sociale activiteiten in de winkel gehouden.

men building

‘Dus gingen ze aan de slag, Joseph en de jongelui, om een blokhut voor een weduwe te bouwen. Zo was Joseph, altijd bereid de helpende hand te bieden.’

Emma caring for sick

In een tijd van veel ziekte in Commerce (Illinois) haalden Joseph en Emma veel zieken in huis en verzorgden die.