Hoofdstuk 39
De zustershulpvereniging: goddelijke vrouwenorganisatie
‘Indien u van de u gegunde voorrechten gebruik maakt, kunnen de engelen niet anders dan uw metgezel zijn.’
Uit het leven van Joseph Smith
In de lente van 1842 waren de leden van de kerk in Nauvoo druk doende met de bouw van de Nauvootempel. Twee van die leden waren Sarah Granger Kimball en haar naaister, Margaret A. Cook, die op zekere dag, toen ze met elkaar spraken, besloten de handen ineen te slaan om de werkers aan de tempel terzijde te staan. Zuster Kimball zei dat ze voor stof zou zorgen, waarmee zuster Cook hemden kon maken voor de mannen. De twee vrouwen vroegen andere zusters zich bij hen te voegen en een damesvereniging op te richten om zo lijn te brengen in hun werkzaamheden. Sarah Granger Kimball herinnerde zich: ‘De zusters in de buurt kwamen bijeen in mijn zitkamer om tot stichting over te gaan. Ik kreeg de opdracht om zuster Eliza R. Snow te benaderen en haar te vragen of zij voor ons de statuten wilde schrijven en die aan president Joseph Smith te overhandigen voordat we de volgende donderdag weer bijeen zouden komen.’
Na de ingediende statuten en reglementen ingekeken te hebben, verklaarde de profeet dat ze de beste waren die hem ooit onder ogen waren gekomen, maar liet er meteen op volgen: ‘Dit is niet wat ik wil. Zeg tegen de zusters dat hun offer door de Heer is aangenomen en dat Hij iets beters voor hen heeft dan statuten op schrift. Ik nodig hen uit om (…) volgende week donderdagmiddag met mij en een paar andere autoriteiten te vergaderen.’1
Dienovereenkomstig kwam de profeet op 17 maart, vergezeld van de ouderlingen John Taylor en Willard Richards, met twintig vrouwen van alle leeftijden bijeen op de bovenverdieping van de roodstenen winkel. Daar stichtte de profeet officieel de zustershulpvereniging van Nauvoo en legde aan de aanwezigen de doelen van de nieuwe organisatie uit. De zusters kozen Emma Smith als presidente van de ZHV, waarna Emma twee raadgeefsters koos. De profeet las toen een openbaring voor die hij twaalf jaar eerder had ontvangen, waarin de Heer Emma aanwees om lofzangen voor een zangboek te verzamelen en haar een ‘uitverkoren vrouw’ (LV 25:3) noemde. Emma Smith stond op om te spreken en benadrukte de mogelijkheden van de vereniging: ‘We gaan iets bijzonders doen. (…) We verwachten buitengewone gebeurtenissen en dringende verzoeken om hulp.’2
Emma Smith, de eerste algemeen presidente van de zustershulpvereniging, heeft altijd het sterke verlangen gehad om anderen te dienen en Gods koninkrijk op te bouwen. Zo heeft zij eens verklaard dat ze ‘iedereen die op wat voor manier dan ook haar hulp nodig had tot zegen wilde zijn.’3 In New York naaide zij kleren voor de vier zendelingen die geroepen waren om het evangelie aan de Lamanieten te verkondigen. In Kirtland zamelde zij met andere vrouwen dekens, voedsel en kleding in, die bestemd waren voor de noodlijdende heiligen in Missouri en werden meegenomen door de mannen van het Zionskamp. Ze bereidde maaltijden en maakte sokken, broeken en jassen voor de lieden die aan de Kirtlandtempel werkte. Ze nam zo veel bouwvakkers in huis dat zij en Joseph op de vloer moesten slapen. In de begintijd van Nauvoo besteedde ze veel tijd en aandacht aan de zorg van de vele malariaslachtoffers die in de buurt van haar huis aan de Mississippi bivakkeerden. Op deze en andere manieren was ze een sprekend voorbeeld van goeddoen voor de vele zusters in haar tijd. Polly Angell herinnerde zich dat de profeet, toen hij een groep vrouwen vlijtig een aantal voorhangsels zag naaien, die gebruikt zouden worden om ruimtes in de Kirtlandtempel van elkaar te scheiden, had gezegd: ‘Zusters, (…) u bent altijd bij de hand. De zusters gaan voorop bij het verrichten van alle goede daden.’4
Sinds die begintijd van de ZHV zijn de vrouwen van de kerk een enorme voorwaartse kracht ten goede gebleven. In een bijeenkomst die een week na de oprichting van de ZHV werd gehouden, gaf Lucy Mack Smith, de moeder van de profeet, de zusters een raad die ook geldt voor de miljoenen vrouwen die nu in de kerk zijn: ‘We moeten elkaar liefhebben, voor elkaar zorgen, elkaar troosten en instructies ontvangen om allemaal in de hemel terug te keren.’5
Leringen van Joseph Smith
De ZHV, onder en naar model van de priesterschap georganiseerd, is een essentieel onderdeel van de kerk.
Sarah Granger Kimball herinnerde zich dat de profeet Joseph Smith, kort voordat hij de zustershulpvereniging stichtte, heeft gezegd: ‘Ik zal de vrouwen onder en naar model van de priesterschap organiseren. ( …) De kerk kan pas volmaakt georganiseerd zijn als de vrouwen aldus zijn georganiseerd.’6
Op 24 maart 1842 schreef de profeet in zijn dagboek: ‘[De] oprichting [van de zustershulpvereniging] is vandaag een feit geworden. Mevr. Emma Smith is benoemd tot presidente; Mevr. Elizabeth Ann Whitney en mevr. Sarah M. Cleveland zijn haar raadgeefsters; mej. Elvira [Cowles] is penningmeesteres, en onze welbekende en getalenteerde dichteres, mej. Eliza R. Snow, secretaresse.’7
Eliza R. Snow heeft opgetekend: ‘President Joseph Smith ging staan. Sprak over de oprichting van de zustershulpvereniging; zei dat hij zeer betrokken was, dat zij op aanvaardbare wijze tot de Allerhoogste moest worden opgebouwd.’8
Eliza R. Snow heeft ook opgetekend: ‘[Joseph Smith] spoorde de zusters altijd aan om hun geloof en gebeden te oefenen voor en vertrouwen te hebben in (…) die getrouwe mannen die God aan het hoofd van de kerk heeft gezet om het volk te leiden; dat we ze met onze gebeden moeten wapenen en steunen. (…) Als deze vereniging naar de raad van de Almachtige luistert, die via de leiders van de kerk tot haar komt, zal ze de macht bezitten om koninginnen in haar midden te gebieden.’9
‘Deze vereniging dient aanwijzingen te ontvangen op de wijze die God heeft vastgesteld, door middel van degenen die als leiders zijn aangewezen — en nu draai ik voor u in de naam van God de sleutel om, en deze vereniging zal zich verheugen, en kennis en intelligentie zal haar van nu af toevloeien — dit is het begin van een betere tijd voor deze vereniging.’10
De ZHV stelt vrouwen in staat om naar ingeboren welwillendheid te handelen en zorg te besteden aan behoeftigen.
‘Dit is een liefdadige vereniging, volkomen naar uw aard; het is natuurlijk dat vrouwen gevoelens van naastenliefde hebben. U krijgt nu de kans om te handelen volgens de gevoelens die God in uw hart heeft geplaatst.’11
‘Jezus heeft gezegd: “Gij zult de werken doen, die gij Mij ziet doen.” [Zie 2 Nephi 31:12.] Dat zijn de voorname sleutelwoorden die de vereniging moet volgen.’12
Willard Richards heeft opgetekend: ‘De [zustershulpvereniging] werd toegesproken door president Joseph Smith, die het doel van de vereniging uiteenzette — de ‘zustersvereniging kan de broeders ertoe aanzetten om goede werken te verrichten ten behoeve van de armen — op zoek naar mensen die hulp nodig hebben, en in hun behoeften voorzien — om hulp te verlenen bij het verbeteren van de normen en waarden en bij het versterken van de deugden in de samenleving.’13
‘Ik woonde op verzoek een bijeenkomst van de zustershulpvereniging bij, met als oogmerk de armen, de behoeftigen, de weduwen en de wezen te steunen, en alle liefdadige doeleinden na te streven. (…) De oprichting van de vereniging, alsook de daaropvolgende bijeenkomsten, werd door menigeen bijgewoond. De intelligentste, menslievendste, liefdadigste en achtenswaardigste dames waren gekomen; en we kunnen er zeker van zijn, door wat ons bekend is van die zuivere beginselen van liefdadigheid die spontaan uit hun menslievende en liefdadige boezem stromen, dat zij met de middelen die hun nu ter beschikking staan de vreemdeling onmiddellijk te hulp zullen komen; zij zullen olie en wijn op het gewonde hart van de behoeftigen gieten; ze zullen de tranen van de wees drogen en vreugde brengen in het hart van de weduwe.
‘Onze vrouwen staan alom bekend om hun liefdadigheid en menslievendheid; (…) te midden van vervolging, toen het brood bij hun weerloze kinderen werd weggenomen door wrede overheersers, waren zij immer bereid om hun deur open te stellen voor de vermoeide reiziger, hun magere maal te delen met de hongerige, en om kleding uit hun toch al uitgedunde kledingkast weg te geven aan de behoeftigen en berooiden; en nu ze in een streek wonen die hun gunstiger gezind is, onder een minder barbaars volk, en ze in het bezit zijn van voorzieningen die ze niet eerder tot hun beschikking hebben gehad, zijn we ervan overtuigd dat de situatie van de armen, van de vreemden en de vaderlozen zich dankzij hun inspanningen zal verbeteren.’14
De ZHV moedigt vrouwen aan heiligheid te betrachten en elkaar te instrueren.
‘De vereniging is er niet alleen om de armen te helpen, maar ook om zielen te redden.’15
‘Welnu, geliefde zusters, (…) wij verlangen dat u uw deel doet, en wij zullen ons deel doen, want wij willen de geboden van God, zoals die uit de hemel aan ons zijn gegeven, in alle opzichten onderhouden en leven naar ieder woord dat de mond Gods uitgaat. Moge God deze zegen op uw hoofd uitstorten en u op alle paden van deugd, zuiverheid en genade leiden.’16
‘De [zustershulpvereniging] doet het goed: het leidende beginsel is heiligheid te betrachten. God houdt van u en uw gebeden voor mij missen hun uitwerking niet: laat ze immer en altijd ten behoeve van mij naar God opstijgen.’17
‘U moet ongerechtigheid wegdoen en door uw goede voorbeeld de ouderlingen tot goede werken stimuleren.’18
Willard Richards heeft opgetekend: ‘President Joseph Smith las de openbaring uit de Leer en Verbonden [LV 25] aan Emma Smith voor en verklaarde dat zij (…) de Schriften aan allen moest uiteenzetten en onderricht geven aan het vrouwelijke deel van de gemeenschap; en dat niet alleen zij, maar ook anderen dezelfde zegeningen mochten krijgen.’19
Eliza R. Snow heeft opgetekend: ‘Daar [de profeet Joseph Smith] in de gelegenheid was, wilde hij de dames van deze vereniging instructie geven en hun vertellen hoe ze zich moesten gedragen, opdat ze volgens de wil van God zouden handelen. (…)
‘Hoe groot en heerlijk zal uw beloning in het celestiale koninkrijk zijn, indien u volgens deze beginselen leeft! Indien u van de u vergunde voorrechten gebruik maakt, kunnen de engelen niet anders dan uw metgezel zijn. Indien zij rein en onschuldig zijn, mogen vrouwen in de tegenwoordigheid van God komen; want wat is God aangenamer dan onschuld. U moet onschuldig zijn, anders kunt u niet tot God komen; indien wij tot God willen komen, moeten wij onze reinheid bewaren, want Hij is ook rein.’20
De ZHV moedigt vrouwen aan het voorbeeld van de Heiland te volgen door barmhartig te zijn en ruzie te mijden.
‘Als u wilt dat God barmhartig jegens u is, wees dan barmhartig jegens anderen. (…) Wij zijn bijzonder zelfzuchtig; de duivel vlijt ons met de gedachte dat wij zeer rechtvaardig zijn, als wij ons concentreren op de fouten van anderen. Alleen door God te aanbidden kunnen wij leven; eenieder moet dat voor zichzelf doen, niemand kan dit voor iemand anders doen. Hoe zachtmoedig behandelde de Heiland Petrus toen Hij zei: ‘Als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen.’ [Lucas 22:32.] Bij een andere gelegenheid zei Hij tot hem: ‘Hebt’ gij Mij lief?’ en nadat Petrus Hem geantwoord had, zei Hij: ‘Weid mijn schapen.’ [Johannes 21:15–17.] Als de zusters de Heer [liefhebben], laten zij dan de schapen weiden en ze niet vernietigen. (…)
‘Zusters van de vereniging, zullen er twisten onder u zijn? Ik zal het niet dulden. U moet u bekeren en u de liefde Gods eigen maken. Weg met eigendunk. De beste manier om de armen tot bekering te brengen, is om in hun behoeften te voorzien.’21
Eliza R. Snow heeft de volgende woorden uit de mond van de profeet opgetekend: ‘Ofschoon er onwaardigen onder ons zijn, moet dat voor de deugdzamen, behept met eigendunk, geen reden zijn om die ongelukkigen nodeloos te grieven en te deprimeren — ook zij moeten worden aangemoedigd om vanaf nu de eer van deze vereniging waardig te zijn, die het beste van deze samenleving in zich heeft. Hij zei dat hij twee adviezen had voor de leden van deze vereniging: hun tong extra goed in toom te houden, geen vereniging kan bestaan als dat niet het geval is. (…) Het doel is de minder goeden te verbeteren en terug te brengen op het pad der deugd, opdat zij weer onder de goeden kunnen worden gerekend. (…)
‘(…) Onderzoek uzelf — de tong is een onberekenbaar kwaad — bedwing uw tong over zaken die van geen belang zijn — een kleine roddel kan voor grote problemen zorgen.’22
‘De kleine vossen verderven de wijngaard — kleine ondeugden brengen de kerk de grootste schade toe. Als u kwade gevoelens hebt en daar met anderen over praat, kan dat van kwaad tot erger leiden.’23
‘Breng geen schade toe aan iemands karakter. Als leden van de vereniging zich misdragen, handelt u dat af, en u houdt alles dienaangaande binnenskamers; breng de reputatie van niemand schade toe.’24
Ideeën voor studie en bespreking
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.
-
Lees de uitspraak van Emma Smith die bovenaan pagina 484 staat. Waarom denkt u dat de ZHV-zusters iets bijzonders tot stand kunnen brengen? In welke opzichten zijn u en uw gezin door de werkzaamheden van de ZHV gezegend? Lees de raad van Lucy Mack Smith bovenaan pagina 485. Op welke manieren houden de ZHV-zusters zich tegenwoordig aan die raad?
-
De profeet Joseph Smith organiseerde de ZHV ‘onder en naar model van de priesterschap’ (p. 485). Hoe onderscheidt haar dat van de andere dienstverlenende organisaties in de wereld? (Zie voor enkele voorbeelden pagina 485.) Waarom denkt u dat de kerk ‘pas volmaakt georganiseerd’ kon zijn, nadat Joseph Smith de ZHV had gesticht?
-
Hoe komen de taken van de ZHV-zusters nu overeen met de taken die de zusters toen van Joseph Smith kregen? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 486–489.) Lees de tweede alinea op p. 486. Hoe helpen de mogelijkheden tot hulpbetoon ons om meer op de Heiland te gaan lijken?
-
Lees de eerste volledige alinea op p. 487. Wat betekent het volgens u om een ziel te redden? In welke opzichten kwijten de leden van de ZHV zich van deze taak, zowel stoffelijk als geestelijk?
-
Lees de derde volledige alinea op p. 486 en de tweede alinea op p. 488. Wat kunnen de ZHV-zusters doen om goede werken onder priesterschapsdragers te stimuleren? Wat kunnen priesterschapsdragers doen om de werkzaamheden van de ZHV-zusters te ondersteunen?
-
Lees de derde alinea op pagina 488. Wat zegt deze uitspraak ons over de taken en mogelijkheden van iedere zuster?
-
De profeet waarschuwde tegen ‘ons concentreren op de fouten van anderen’ (p. 488). Wat betekent dat volgens jullie? Hoe kan deze houding een belemmering vormen voor de werkzaamheden van de ZHV — of elke andere organisatie in de kerk? Wat kunnen we doen om de schapen van de Heer te weiden in plaats van ons te concentreren op hun fouten?
Relevante teksten: Spreuken 31:10–31; 1 Korintiërs 13:8; LV 25:1–16; 88:125