‘Hoofdstuk 1: Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser’, Leringen van kerkpresidenten: Thomas S. Monson (2020)
‘Hoofdstuk 1’, Leringen: Thomas S. Monson
Hoofdstuk 1
Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser
‘Jezus is de Heiland van de wereld. Hij is de Verlosser van de gehele mensheid. Hij is de Zoon van God. Hij heeft de weg gewezen.’
Uit het leven van Thomas S. Monson
Thomas S. Monson werd op 36-jarige leeftijd als ‘bijzondere getuige van de naam van Christus in de gehele wereld’ geroepen (Leer en Verbonden 107:23). Meer dan 50 jaar getuigde hij overal ter wereld in het openbaar en privé van de goddelijke zending van de Heiland. Hij sprak krachtig over het zoenoffer van de Heiland – zijn lijden in Gethsémané en aan het kruis, en de offerande van zijn leven. Hij getuigde van de werkelijkheid van de opstanding – van de overwinning van de Heiland op de dood en van de manier waarop die het eeuwige leven voor iedereen garandeert en troost en gemoedsrust brengt. President Monson herhaalde de woorden van de Heiland tot Lazarus en getuigde dat als wij uit zonde en ongeloof ‘naar buiten komen’, de Heiland ons hart en onze aard zal veranderen (Johannes 11:43).
‘[Jezus Christus] is een leraar van de waarheid – maar Hij is meer dan een leraar’, zei president Monson. ‘Hij is het Voorbeeld van het volmaakte leven – maar Hij is meer dan een voorbeeld. Hij is de grote Heelmeester – maar Hij is meer dan een heelmeester. Hij is de letterlijke Heiland van de wereld, de Zoon van God, de Vredevorst, de Heilige Israëls, ja, de herrezen Heer, die heeft gezegd: “Zie, Ik ben Jezus Christus, die volgens het getuigenis van de profeten in de wereld zou komen. […] Ik ben het licht en het leven van de wereld” [3 Nephi 11:10–11]. “Ik ben de eerste en de laatste; Ik ben het die leeft, Ik ben het die werd gedood; Ik ben uw voorspraak bij de Vader” [Leer en Verbonden 110:4].
‘Als zijn getuige getuig ik tot u dat Hij leeft en dat door Hem ook wij zullen leven.’1
Leringen van Thomas S. Monson
1
In Gethsémané heeft Jezus Christus ‘naar lichaam en geest’ geleden om verzoening voor onze zonden te brengen.
Wij weten dat we er al waren voordat wij op aarde werden geboren. In onze voorsterfelijke staat bevonden wij ons ongetwijfeld onder de zoons en dochters van God die juichten, omdat we de kans kregen om naar dit veeleisende maar noodzakelijke sterfelijke bestaan te gaan [zie Job 38:4–7]. We wisten dat ons doel was een stoffelijk lichaam te krijgen, beproevingen te doorstaan en te bewijzen dat we de geboden van God zouden bewaren. Onze Vader wist dat we, wegens de aard van het sterfelijk leven, verleid zouden worden, zouden zondigen en tekort zouden schieten. Om ieder mens afdoende kans van slagen te geven, voorzag Hij in een Heiland die voor ons zou lijden en sterven. Niet alleen zou die Heiland onze zonden verzoenen, als onderdeel van die verzoening zou Hij ook de lichamelijke dood overwinnen, waaraan wij onderhevig zouden zijn wegens de val van Adam.
Vandaar dat ruim tweeduizend jaar geleden Christus, onze Heiland, in een stal in Bethlehem is geboren. De langverwachte Messias was gekomen.
Er is heel weinig op schrift gesteld over de jongensjaren van Jezus. Deze passage uit Lukas vind ik mooi: ‘En Jezus nam toe in wijsheid en in grootte en in genade bij God en de mensen’ [Lukas 2:52]. En in het boek Handelingen staat een korte zin omtrent de Heiland met diepe betekenis: ‘Hij [ging] het land door […], terwijl Hij goeddeed’ [Handelingen 10:38].
Hij liet zich door Johannes in de Jordaan dopen. Hij riep twaalf apostelen. Hij zegende de zieken. Hij liet de kreupelen lopen, de blinden zien, de doven horen. Hij wekte zelfs de doden tot leven. Hij leerde, Hij getuigde en Hij schonk ons een volmaakt voorbeeld ter navolging.
En toen liep de aardse bediening van de Verlosser van de wereld ten einde. In een bovenzaal vond een laatste avondmaal met zijn apostelen plaats. Gethsémané en Golgotha lagen voor Hem.
Geen sterveling kan volledig bevatten wat Christus voor ons in Gethsémané heeft gedaan. Hij heeft zijn ervaring zelf als volgt beschreven: ‘[Het] lijden [deed] Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn […] sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest […] lijden’ [Leer en Verbonden 19:18].2
Geen enkel verslag van een gebed raakt mij zo diep als dat van het gebed dat Jezus in de hof van Gethsémané uitsprak. Ik ben van mening dat Lukas het ’t beste onder woorden brengt:
‘Hij ging […] naar de Olijfberg; en ook Zijn discipelen volgden Hem.
‘Toen Hij op die plaats gekomen was, zei Hij tegen hen: Bid dat u niet in verzoeking komt.
‘En Hij verwijderde Zich van hen ongeveer een steenworp afstand, knielde neer en bad:
‘Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden.
‘En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Hem versterkte.
‘En Hij kwam in zware zielenstrijd en bad des te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde neervielen’ [Lukas 22:39–44].3
Hij had er op het laatste moment van af kunnen zien. Maar dat deed Hij niet. Hij daalde onder alle dingen neer om alle dingen te kunnen redden. Daarmee gaf Hij ons leven na dit sterfelijke bestaan. Hij heeft ons gered van de val van Adam.
Ik ben Hem vanuit het diepst van mijn ziel dankbaar.4
2
Jezus Christus is gekruisigd en daarna herrezen, Hij heeft de dood overwonnen en ons heil zeker gesteld.
Na de smarten van Gethsémané werd [Jezus], inmiddels ontdaan van elke kracht, door ruwe, onbehouwen handen gegrepen en voor Annas, Kajafas, Pilatus en Herodes geleid. Hij werd beschuldigd en vervloekt. Hij werd geslagen, wat zijn pijnlijke lichaam nog meer verzwakte. Er stroomde bloed over zijn gezicht toen er een doornenkroon op zijn hoofd werd gedrukt, die zijn voorhoofd doorboorde. En toen werd Hij nogmaals voor Pilatus geleid, die gehoor gaf aan de roep van de boze menigte: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem’ [Lukas 23:21].
Hij werd gegeseld met een zweep, die bestond uit strengen van leer, verzwaard met stukjes scherp metaal en bot. Na deze wrede geseling droeg Hij met onzekere pas zijn eigen kruis, tot Hij niet verder kon en iemand anders die last van Hem overnam.
Ten slotte werd zijn gewonde lichaam, terwijl hulpeloze volgelingen toekeken, op de heuvel Golgotha aan het kruis genageld. Genadeloos werd Hij bespot, vervloekt en gehoond. En toch riep Hij uit: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ [Lukas 23:34].
De laatste kwellende uren verliepen terwijl het leven uit Hem wegvloeide. Met uitgedroogde lippen sprak Hij de woorden: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest’ [Lukas 23:46]. Zijn levenloze lichaam werd gehaast, maar voorzichtig, in een geleend graf gelegd.
Er zijn geen woorden in het christendom die meer voor mij betekenen dan die welke de engel sprak tot de wenende Maria Magdalena en de andere Maria toen zij bij het graf kwamen om het lichaam van hun Heer te verzorgen. De engel sprak:
‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden?
‘Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt’ [Lukas 24:5–6].
Onze Heiland was herrezen. De meest glorierijke, vertroostende en geruststellende gebeurtenis in de menselijke geschiedenis had plaatsgevonden – de overwinning op de dood. De pijn en smart van Gethsémané en Golgotha waren uitgewist. Het heil van de mens was zeker gesteld. […]
Het lege graf op die eerste paasmorgen was het antwoord op de vraag van Job: ‘Als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden?’ [Job 14:14.] En tot allen binnen het bereik van mijn stem verklaar ik dat een gestorven mens zal herleven. Dat weten we, omdat we het licht van geopenbaarde waarheid hebben.
‘Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens.
‘Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden’ [1 Korinthe 15:21–22].5
3
De opstanding van de Heiland geeft gemoedsrust en troost.
Door de jaren heen heb ik talloze getuigenissen gehoord en gelezen, die anderen mij hebben toegestuurd om te getuigen dat de opstanding werkelijk heeft plaatsgevonden, en dat zij in hun uren van diepe smart de vrede en troost hebben gevoeld die de Heiland heeft beloofd.
Ik wil een van die getuigenissen met u bespreken. [Enige tijd] geleden ontving ik een ontroerende brief van een vader van zeven kinderen, die schreef over zijn gezin en in het bijzonder over zijn zoon, Jason, die op zijn elfde ziek was geworden. In de jaren daarna was Jasons ziekte verschillende keren teruggekomen. De vader schreef dat Jason ondanks zijn ziekte een positieve instelling en een zonnig karakter had. Jason ontving het Aäronisch priesterschap toen hij 12 was en was ‘altijd bereid om zijn taken uitmuntend te vervullen, of hij zich nu goed voelde of niet’. Op zijn veertiende werd hij kroonverkenner.
[In de] zomer, kort na zijn vijftiende verjaardag, werd Jason weer in het ziekenhuis opgenomen. Toen zijn vader hem bezocht, zag hij dat Jason met zijn ogen dicht lag. Daar hij niet wist of Jason sliep of wakker was, begon hij zachtjes tegen hem te praten. ‘Jason’, zei hij, ‘ik weet dat je veel hebt meegemaakt in je korte leventje en dat je gezondheid niet best is. En hoewel je nog een zware strijd voor je hebt, hoop ik dat je nooit je geloof in Jezus zult verliezen.’ Hij schreef dat het hem verraste dat Jason onmiddellijk zijn ogen opende en met heldere, vastberaden stem zei: ‘Nooit!’ Jason sloot daarop zijn ogen en zei niets meer.
Zijn vader schreef: ‘Met deze eenvoudige verklaring verwoordde Jason een van de krachtigste en zuiverste getuigenissen van Jezus Christus die ik ooit heb gehoord. […] Toen zijn verklaring, “Nooit!”, zich die dag in mijn ziel grifte, vulde mijn hart zich met vreugde dat mijn hemelse Vader mij de zegen geschonken had de vader te zijn van zo’n geweldige, edele jongen. [Het] was de laatste keer dat ik hem zijn getuigenis van Christus heb horen geven.’
Hoewel zijn familie veronderstelde dat dit slechts een van de gebruikelijke ziekenhuisopnames was, overleed Jason binnen twee weken. Een oudere broer en zus waren op dat moment op zending. Een andere broer, Kyle, had net zijn zendingsoproep gekregen. Het was zelfs zo dat die oproep eerder was gekomen dan ze hadden verwacht, en dat het gezin […], een week voor Jasons dood, in het ziekenhuis was, zodat de envelop met Kyles zendingsoproep in het bijzijn van iedereen kon worden geopend.
In zijn brief aan mij had zijn vader een foto van Jason ingesloten, liggend in zijn ziekenhuisbed, met zijn broer Kyle naast zijn bed met zijn zendingsoproep in de hand. Er stond het volgende opschrift onder de foto: ‘Geroepen om hun zending samen te vervullen – aan beide zijden van de sluier.’
De broer en zus van Jason die op zending waren, stuurden mooie, troostrijke brieven naar huis om in de uitvaartdienst te laten voorlezen. Zijn zus, werkzaam in het zendingsgebied Buenos Aires-West in Argentinië, schreef in haar brief:
‘Ik weet dat Jezus Christus leeft, en omdat Hij leeft, zullen wij allemaal, inclusief onze lieve Jason, ook weer leven. […] We kunnen troost putten uit de zekere kennis dat we als een eeuwig gezin aan elkaar zijn verzegeld. […] Als we ons uiterste best doen om gehoorzaam te zijn en betere mensen te worden, zullen we [hem weer] zien.’
Ze ging verder: ‘[Een] Schrifttekst die ik altijd heel bijzonder heb gevonden, heeft nieuwe betekenis voor mij gekregen. [Hij staat in] Openbaring 21, vers 4: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.”’
Geliefde broeders en zusters, in onze verdrietigste uren kunnen we grote vreugde putten uit de woorden die de engel op die eerste paasmorgen gesproken heeft: ‘Hij is hier niet, want Hij is opgewekt’ [Mattheüs 28:6].
Hij is uit de dood verrezen!
Spreid het woord met grote vreugd.
Op de derde dag herrezen;
dat heel d’aarde zij verheugd.
Dood verwonnen, ’t mensdom vrij;
Christus stierf voor u en mij.
[‘Hij is uit de dood verrezen!’, Lofzangen, nr. 135.]
Als een van zijn bijzondere getuigen op aarde verklaar ik […] dat dit waar is.6
4
Jezus Christus kan ons veranderen als we Hem volgen.
Laten we bij het bewandelen van het pad dat Jezus ging, luisteren of we het geluid van sandalen horen. Laten we de hand van de Timmerman vastpakken. Dan zullen we Hem leren kennen. […] Hij zegt tot ons […]: ‘Volg mij’, en draagt ons een taak op die Hij in deze tijd te doen heeft. Hij gebiedt en aan wie Hem gehoorzaamt, wijs of niet, zal Hij zich openbaren in de beproevingen die zij onder zijn hoede zullen ondergaan; en zij zullen uit eigen ervaring leren wie Hij is.
We ontdekken dan dat Hij meer is dan het Kindje in Bethlehem, meer dan de Zoon van de timmerman, meer dan de beste Leraar die ooit geleefd heeft. We zullen Hem leren kennen als de Zoon van God. Hij heeft nooit een beeldhouwwerk of een schilderij gemaakt, een gedicht geschreven of een leger geleid. Hij heeft nooit de kroon van een koning gedragen of een scepter in zijn hand gehad, noch sloeg Hij ooit een purperen mantel om zijn schouders. Zijn vergevensgezindheid en moed kenden geen grenzen, zijn geduld was onuitputtelijk.
Jezus veranderde mensen. Hij veranderde hun gewoonten, hun meningen en hun ambities. Hij veranderde hun temperament, hun aard, hun karakter. Hij veranderde het hart van mensen.
Denk maar aan de visser Simon, bij u en mij beter bekend als Petrus, hoofd van de apostelen. De twijfelende, impulsieve Petrus zou de avond dat Jezus werd gevangengenomen en voor de hogepriesters geleid, nooit vergeten. Dit was de avond dat de mensen ‘Hem [begonnen] te bespuwen en Zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan […]. En de dienaars gaven Hem slagen in het gezicht’ (Markus 14:65).
Waar was Petrus, die beloofd had met Hem te sterven en Hem nooit te verloochenen? Het heilig verslag geeft antwoord op deze vraag: ‘En Petrus volgde Hem op een afstand, tot binnen het paleis van de hogepriester, en hij zat er samen met de dienaars en warmde zich bij het vuur’ (Markus 14:54). Dat was de nacht dat Petrus, zoals de Meester voorspeld had, Hem inderdaad driemaal verloochende. Ondanks het geduw, het gehoon, het slaan en de smart van zijn vernedering, draaide de Heer zich om en keek in de grootsheid die van zijn zwijgen uitging, Petrus aan.
Een schrijver beschrijft de verandering als volgt: ‘Het was voldoende. [Petrus] zou niet meer bang zijn, hij vreesde de dood niet langer. [Hij] haastte zich […] de nacht in […] het ochtendgloren tegemoet. […] Deze berouwvolle man stond met een gebroken hart voor het gerecht van zijn eigen geweten. Zijn oude manier van leven, zijn oude schaamte, zijn oude zwakheid, zijn oude ik was door goddelijk berouw gedoemd te sterven. Een nieuwe, edeler man was geboren.’ (Frederic W. Farrar, The Life of Christ, Portland, Oregon: Fountain Publications, 1964, 604.)
Dan was er Saulus van Tarsus [later Paulus genoemd]. Op een dag ontmoette hij Jezus en, voorwaar, alles veranderde. Vanaf die dag tot aan de dag van zijn dood, spoorde Paulus de mensen aan om ‘ de oude mens af [te leggen]’ en zich te bekleden met ‘de nieuwe mens die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid’ (Efeze 4:22, 24).
De voortschrijdende tijd heeft het vermogen van de Verlosser om het leven van mensen te veranderen niet aangetast. Wat Hij tegen de dode Lazarus zei, zegt Hij tegen u en mij: ‘Kom naar buiten’ (Johannes 11:43). Kom naar buiten, stap uit de wanhoop van de twijfel.
Stap uit de pijn van de zonde. Stap uit de dood van ongeloof. Ga op weg naar een vernieuwing van uw leven. Kom naar buiten.
Wanneer we dat doen en we ons op de paden begeven die Jezus bewandelde, laten we dan denken aan het getuigenis dat Jezus gaf: ‘Zie, Ik ben Jezus Christus, die volgens het getuigenis van de profeten in de wereld zou komen. […] Ik ben het licht en […] leven van de wereld’ (3 Nephi 11:10–11). ‘Ik ben de eerste en de laatste; Ik ben het die leeft, Ik ben het die werd gedood; Ik ben uw voorspraak bij de Vader’ (Leer en Verbonden 110:4).7
5
Het hart van onze Heiland is vervuld van liefde.
In onze avondmaalsdienst zingen we vaak de lofzang:
’k Sta spraak’loos dat Christus zo’n liefde mij schenken kan,
verward dat Hij mij zo genadig bedenken kan.
’t Ontroert mij ten diepst dat Hij zo voor mijn schulden leed,
dat voor mij, een zondaar, Hem ’t kruis zoveel dulden deed.
Als ’k denk aan zijn wonden voor onze strafwaardigheid,
zal ’k ooit dan vergeten zijn groot’ offervaardigheid?
Nee, nee, ’k zal Hem prijzen, zolang ’k hier op aarde leef,
totdat ik Hem eer in de hemelse gaarde geef.
[‘’k Sta spraakloos’, Lofzangen, nr. 129]
Ik sta spraakloos dat Christus zo’n liefde mij en u schenken kan. Ik denk aan de liefde die Hij in Gethsémané toonde. Ik denk aan de liefde die Hij in de woestijn toonde. Ik denk aan de liefde die Hij bij het graf van Lazarus toonde; aan de liefde die Hij op Golgotha toonde, bij het open graf, en ja, toen Hij in het heilige bos met zijn Vader verscheen en die gedenkwaardige woorden tot Joseph Smith sprak. Ik dank God dat Hij uit liefde zijn Eniggeboren Zoon in het vlees, namelijk Jezus Christus, aan u en mij heeft gegeven. Ik dank de Heer voor de liefde die Hij getoond heeft door zijn leven te geven, opdat wij het eeuwige leven mogen hebben. […]
Jezus is de Heiland van de wereld. Hij is de Verlosser van de gehele mensheid. Hij is de Zoon van God. Hij heeft de weg gewezen. U weet dat Jezus zijn geest met waarheid vulde; dat Jezus zijn leven met liefdewerk vulde; Jezus vulde zijn hart met liefde. Als we dat voorbeeld volgen […] en letterlijk onze geest met waarheid, ons leven met liefdewerk en ons hart met liefde vullen, zullen we eens die woorden van de Heiland horen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer’ (Mattheüs 25:21).8
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
Denk na over president Monsons leringen over het lijden van de Heiland in Gethsémané (zie sectie 1). Wat voelt u wanneer u nadenkt over het offer dat de Heiland voor u heeft gebracht? Wat kunnen wij van het gebed van de Heiland in Gethsémané leren?
-
President Monson heeft gezegd dat de opstanding van Jezus Christus ‘de meest glorierijke, vertroostende en geruststellende gebeurtenis in de menselijke geschiedenis’ is (sectie 2). Welke zegeningen ontvangen we dankzij de opstanding van de Heiland?
-
Wat kunnen we uit het verhaal van president Monson in sectie 3 leren? Hoe hebt u door de werkelijkheid van de opstanding ‘de vrede en troost […] gevoeld die de Heiland heeft beloofd’?
-
President Monson beklemtoonde dat Jezus ons kan veranderen (zie sectie 4). Wat moeten we doen zodat de Heiland ons kan veranderen? Hoe is uw leven door Hem veranderd?
-
Neem president Monsons leringen over de Heiland die zijn liefde toont door (zie sectie 5). Wanneer hebt u de liefde van de Heiland voor u gevoeld? Hoe kunnen we de liefde die Jezus ons biedt beter herkennen? Hoe kunnen we Hem onze liefde en dankbaarheid tonen? Hoe kunnen we ‘ons hart met liefde vullen’?
Relevante Schriftteksten
Jesaja 25:8; 2 Thessalonicenzen 3:16; 2 Nephi 25:12; Mosiah 15:18; Alma 5:48; 38:9; 3 Nephi 27:27; Leer en Verbonden 88:15–16; 93:33–34.
Onderwijstip
‘Oprechte uitingen van christelijke liefde hebben grote macht om het hart van [diegenen] die het moeilijk hebben met het evangelie te verzachten. Vaak moeten zij gewoon weten dat zij nodig en geliefd zijn. […] Het kan zo makkelijk zijn als hun vragen in een volgende les te vertellen over een ervaring of hun gevoelens over een Schrifttekst.’ (Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland [2016], 9.)