‘Hoofdstuk 4: Gebed: sleutel tot gemoedsrust en geestelijke kracht’, Leringen van kerkpresidenten: Thomas S. Monson (2020)
‘Hoofdstuk 4’, Leringen: Thomas S. Monson
Hoofdstuk 4
Gebed: sleutel tot gemoedsrust en geestelijke kracht
‘Door ernstig en oprecht gebed kunnen we de benodigde zegeningen en steun ontvangen voor onze soms moeilijke en zware reis door het sterfelijk leven.’
Uit het leven van Thomas S. Monson
President Monson heeft gezegd: ‘[Communiceren] door middel van gebed met mijn Vader in de hemel […] is een relatie die ik koester – ik zou echt verloren zijn als ik die niet had.’1 Toen hij op 22-jarige leeftijd als bisschop werd geroepen, voelde hij zich niet goed genoeg, bang en overrompeld door de verantwoordelijkheid.2 Over zijn afhankelijkheid van gebed in die tijd zei hij later:
‘Elke bisschop heeft een “heilig bos” nodig waar hij zich kan terugtrekken om te mediteren en te bidden om leiding. Mijn “bos” was destijds de oude kapel van onze wijk. Ik zou de keren niet kunnen tellen dat ik daar heel laat en op donkere avonden heengegaan ben, mijn weg gezocht heb naar het podium van het gebouw waar ik gezegend, bevestigd, geordend en onderwezen was en uiteindelijk was geroepen om te presideren. De kapel werd enigszins verlicht door de straatlantaren ervoor; het was er muisstil, er waren geen indringers die stoorden. Met mijn hand op het spreekgestoelte knielde ik dan neer en vertelde ik Hem daarboven over mijn gedachten, mijn zorgen en mijn problemen.’3
In een van de jaren waarin president Monson bisschop was, was er door droogte schaarste in de voorraadhuizen voor bisschoppen. President Monson was bezorgd om de ruim tachtig weduwen in zijn wijk en bad tot zijn hemelse Vader. Daarover zei hij:
‘Mijn gebed van die avond is mij heilig. Ik pleitte en zei dat die weduwen de geweldigste vrouwen waren die ik kende, dat hun behoeften eenvoudig en schappelijk waren, dat zij geen bronnen hadden waarop zij konden terugvallen. De volgende morgen kreeg ik een telefoontje van een lid van de wijk, de eigenaar van een groentezaak. “Bisschop”, zei hij, “ik wil een wagen vol sinaasappelen, grapefruits en bananen naar het voorraadhuis sturen, zodat die aan de behoeftigen kunnen worden gegeven. Kunt u dat regelen?” Of ik dat kon regelen! Het voorraadhuis werd onmiddellijk gewaarschuwd. Daarna werd elke bisschop gebeld en werd de hele zending uitgedeeld. Bisschop Jesse M. Drury, die geliefde pionier van de welzijnszorg en de beheerder van het voorraadhuis, zei dat hij nog nooit zo’n dag had meegemaakt.’4
President Monson getuigde vaak dat God onze gebeden hoort en verhoort. Hij zei dat de antwoorden op veel manieren komen – als wonderen, als persoonlijke leiding, als ingevingen, als kracht om beproevingen te doorstaan, en als hulpverlening van andere mensen. ‘Maak in het hectische tempo van het hedendaagse leven tijd vrij voor gebed’, zei hij. ‘Onze taak is groter dan wij zijn. We hebben Gods hulp nodig. Ik getuig dat zijn hulp maar een gebed bij ons vandaan is.’5
Leringen van Thomas S. Monson
1
Als we bidden en luisteren, zal onze hemelse Vader ons op onze levensreis helpen.
Hij die zelfs de val van een mus opmerkt, hoort het beslist ook als wij ons hart uitstorten. Denk aan deze belofte: ‘En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden’ [Jakobus 1:5].
Tegen ieder […] die worstelt met problemen en moeilijkheden, groot of klein, zeg ik dat het gebed geestelijke kracht geeft; het is de sleutel tot gemoedsrust. Gebed is de brug naar onze Vader in de hemel, die ons liefheeft. Spreek Hem in gebed aan en luister dan of er antwoord komt. Door gebed komen er wonderen tot stand.6
Onze levensreis gaat niet over een glad geasfalteerde snelweg die zich van hier tot de eeuwigheid uitstrekt. Integendeel, er zijn splitsingen en bochten in de weg, om nog maar te zwijgen van de onverwachte hobbels. We moeten dagelijks bidden tot een liefdevolle hemelse Vader, die wil dat we slagen in het leven.7
Onze hemelse Vader […] zal ons helpen als wij Hem daartoe in de gelegenheid stellen.
Ik moet aan een gebeurtenis van een aantal jaren geleden denken. Een groep vrienden ging paardrijden en kwam bij een open veld met prachtig gras en een beekje dat er doorheen stroomde. Herten konden zich geen betere plek wensen. Maar er was wel degelijk gevaar. Een hert kan de geringste beweging in zijn omgeving waarnemen; het kan een takje horen breken, en de mens ruiken. Het is eigenlijk maar vanuit één richting kwetsbaar – van boven. In een grote boom hadden jagers boven het veld een platform gebouwd. Hoewel dat op veel plaatsen verboden is, schiet de jager op zijn prooi als die komt eten en drinken. Er breken geen takjes, er is geen enkele beweging, en er is geen geur van de jager waarneembaar. Waarom? Het hert, met zijn geweldige zintuigen die voor gevaar waarschuwen, heeft niet de mogelijkheid om naar boven te kijken en de vijand te ontdekken. Het hert bevindt zich in gevaar. De mens is niet zo beperkt. Zijn grootste veiligheid is gebaseerd op zijn vermogen en zijn verlangen om omhoog te kijken – als hij ‘vertrouwt op God en leeft’ [Alma 37:47].8
Versterk uw funderingen door gebed. […] Als we bidden, laten we dan écht communiceren met onze Vader in de hemel. We kunnen onze gebeden makkelijk vullen met herhalingen en woorden die niet of nauwelijks doordacht zijn. Maar als we eraan denken dat ieder van ons letterlijk een geestzoon of -dochter van God is, zullen we het niet moeilijk vinden om Hem in gebed te benaderen. Hij kent ons; Hij heeft ons lief; Hij wil alleen het beste voor ons. Laten wij oprecht en betekenisvol bidden, onze dank uitspreken en vragen om wat wij nodig hebben. Laten wij luisteren of er antwoord komt en het herkennen als het komt. Als we dat doen, worden we gesterkt en gezegend. We leren Hem kennen en komen te weten wat Hij wil dat wij doen in ons leven. Als we Hem kennen en op zijn wil vertrouwen, wordt onze fundering van geloof versterkt. Als er iemand onder ons niet goed geluisterd heeft naar de raad om altijd te bidden, dan is er geen beter moment om daarmee te beginnen dan nu. William Cowper heeft gezegd: ‘Satan beeft als hij de zwakste heilige op zijn knieën ziet.’ (in William Neil, samensteller, Concise Dictionary of Religious Quotations [1974], 144.)9
Wij leren bidden door te bidden. Men kan talloze uren de ervaringen van andere mensen onderzoeken, maar niets dringt beter tot het mensenhart door dan een individueel, vurig gebed en het antwoord uit de hemel.
Dat was de ervaring van de jonge Samuel. Dat was de ervaring van de jonge Nephi. Dat was het verstrekkende gebed van de jonge Joseph Smith. Dat kan de zegening zijn van iemand die bidt.10
Als u nu niet [een] relatie [van communicatie door gebed] hebt met uw Vader in de hemel, dan dring ik erop aan dat u daaraan gaat werken. Als u dat doet, hebt u recht op zijn inspiratie en leiding – en dat hebben we allemaal nodig willen we geestelijk overleven tijdens ons verblijf hier op aarde. Zulke inspiratie en leiding geeft Hij vrijelijk als wij er maar om vragen. Dat zijn kostbare schatten!11
2
Door gezinsgebed ontvangen we de benodigde zegeningen en steun.
Een vooraanstaand Amerikaans rechter werd gevraagd wat wij, als wereldburgers, kunnen doen om de misdaad en de overtredingen van de wet terug te dringen, en vrede en tevredenheid in ons leven en ons land tot stand te brengen. Hij antwoordde bedachtzaam: ‘Ik stel voor dat we het ouderwetse gebruik van het gezinsgebed weer in ere herstellen.’
Laten we dankbaar zijn dat gezinsgebed voor ons als kerk geen achterhaald gebruik is. Er is niets mooiers in de hele wereld dan een gezin dat samen bidt. […]
De Heer heeft ons met deze woorden geboden gezinsgebed te houden: ‘Bid in uw gezin tot de Vader, altijd in mijn naam, zodat uw vrouw en uw kinderen gezegend worden’ [3 Nephi 18:21].12
De Heer heeft gezegd: ‘Bid altijd, en Ik zal mijn Geest op u uitstorten, en groot zal uw zegen zijn’ [Leer en Verbonden 19:38]. Er is misschien wel nooit een tijd geweest waarin de noodzaak om te bidden en onze kinderen te leren bidden groter was. Het gebed is een vesting tegen verleiding. Door ernstig en oprecht gebed kunnen we de benodigde zegeningen en steun ontvangen voor onze soms moeilijke en zware reis door het sterfelijk leven.
We kunnen onze kinderen en kleinkinderen in woord en daad leren hoe belangrijk het gebed is. Ik wil nu voorlezen wat een moeder mij geschreven heeft over het voorbeeld dat zij haar kinderen geeft in bidden, en de les die zij daaruit leren. ‘Geachte president Monson, soms vraag ik me af of ik wel invloed heb op het leven van mijn kinderen. Vooral omdat ik als alleenstaande moeder twee baantjes heb om de touwtjes aan elkaar te kunnen knopen, loopt thuis soms niet alles op rolletjes, maar ik geef de moed nooit op.’
Ze beschrijft verder hoe zij met haar kinderen naar de algemene conferentie aan het kijken was toen ik het over het gebed had. Haar zoon zei toen: ‘Mama, dat heb jij ons al geleerd.’ Ze vroeg: ‘Wat bedoel je?’ En haar zoon antwoordde: ‘Je hebt ons leren bidden en hebt ons laten zien hoe dat moet. Maar toen ik laatst naar je kamer ging om iets te vragen, zag ik je op je knieën bidden tot je hemelse Vader. Als Hij belangrijk voor jou is, wordt Hij ook belangrijk voor mij.’ Ze besluit de brief met: ‘Ik denk dat je nooit te weten komt wat voor invloed je hebt totdat een kind je zelf ziet doen wat je geprobeerd hebt het te leren.’13
Laten we het gezinsgebed niet verwaarlozen. Gezinsgebed is een goed verdedigingswapen tegen de zonde en biedt ons veel vreugde en geluk. Het oude gezegde ‘Het gezin dat samen bidt, blijft samen op de rit’, is nog steeds van toepassing. Als we onze kinderen een voorbeeld in bidden geven, helpen we hen om aan hun eigen diepe fundering van geloof en getuigenis te werken: ze zullen die hun leven lang nodig hebben.14
3
We moeten bidden en dan moeten we iets doen.
Toen ik jaren geleden voor de kerk in Tahiti was, sprak ik met onze zendingspresident, president Raymond Baudin, over het Tahitiaanse volk. Zij staan bekend als een van de grootste zeevarende naties in de wereld. Broeder Baudin, die Frans en Tahitiaans spreekt, en een beetje Engels, probeerde mij duidelijk te maken wat het geheim van de Tahitiaanse zeekapiteins was. Hij zei: ‘Ze zijn geweldig. Het weer kan slecht zijn, de schepen kunnen lek zijn en er kunnen, behalve hun gevoel en de sterren in de hemel, geen navigatie-instrumenten zijn. Maar ze bidden en gaan.’ Hij herhaalde die zin drie keer. Er schuilt een les in die uitspraak. We moeten bidden en dan moeten we iets doen. Beide zijn belangrijk. […]
Als ik u zou vragen welk gedeelte in het Boek van Mormon het meest gelezen wordt, vermoed ik dat u het verslag in 1 Nephi zou noemen, over Nephi, zijn broers, zijn vader en het gebod om de koperen platen bij Laban te halen. Dat komt misschien omdat we ons zo nu en dan voornemen om het Boek van Mormon opnieuw te lezen. En dan beginnen we meestal met 1 Nephi. In die passage komt prachtig de noodzaak tot uitdrukking dat we moeten bidden en vervolgens heengaan en doen. Nephi heeft gezegd: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden, want ik weet dat de Heer geen geboden aan de mensenkinderen geeft zonder een weg voor hen te bereiden, zodat zij kunnen volbrengen wat Hij hun gebiedt’ [1 Nephi 3:7].
We herinneren ons het gebod. We herinneren ons de reactie. En we weten wat het resultaat was.
In onze tijd zijn er veel voorbeelden van mensen die bidden en vervolgens heengaan en doen. Ik wil het ontroerende verhaal vertellen van een goed gezin dat in de prachtige stad Perth in Australië woonde. In 1957, vier maanden voordat de Nieuw-Zeelandtempel werd ingewijd, was Donald Cummings, de vader, president van het district in Perth. Hij, zijn vrouw en de kinderen waren vastbesloten om de inwijding van de tempel bij te wonen, hoewel ze weinig financiële middelen hadden. Ze begonnen te bidden, te werken en te sparen. Ze verkochten hun enige auto en spaarden iedere cent die ze konden. Maar een week voor hun geplande reis kwamen ze nog steeds tweehonderd pond tekort. Door twee onverwachte geschenken van honderd pond konden ze hun doel net op tijd bereiken. Omdat broeder Cummings geen vrij kon krijgen, besloot hij ontslag te nemen.
Ze reisden per trein over het Australische vasteland. In Sydney sloten ze zich bij andere leden aan die ook naar Nieuw-Zeeland onderweg waren. Broeder Cummings en zijn gezin bevonden zich onder de eerste Australiërs die zich in de Nieuw-Zeelandtempel voor de doden lieten dopen. Ze bevonden zich onder de eersten uit het verre Perth die hun begiftiging ontvingen. Ze baden, ze bereidden zich voor en ze gingen.15
4
Geen enkele zorg die we hebben, is te klein of te onbeduidend.
Jaren geleden, toen ik bisschop was, kreeg ik bericht dat Mary Watson, een lid van mijn wijk, in het ziekenhuis lag. Toen ik haar bezocht, vond ik haar op een grote zaal waar zoveel bedden stonden dat het moeilijk was om haar te onderscheiden. Toen ik haar bed had gevonden en op haar af liep, zei ik: ‘Hallo, Mary.’
Zij antwoordde: ‘Hallo, bisschop.’
Ik merkte dat een patiënt in het bed naast Mary Watson haar gezicht bedekte met het beddenlaken.
Ik zalfde Mary Watson, schudde haar de hand en zei ‘Tot ziens’, maar ik kon niet zomaar weglopen. Het leek of er een onzichtbare hand op mijn schouder lag, en ik voelde dat ik vanbinnen deze woorden hoorde: ‘Ga naar het volgende bed, waar een vrouw haar gezicht bedekte toen je binnenkwam.’ Dat deed ik. Ik had geleerd dat je nooit een ingeving moet negeren.
Ik naderde het bed van de andere patiënt, tikte haar zachtjes op de schouder en trok voorzichtig het laken weg dat haar gezicht bedekte. Nee maar! Zij was ook een lid van mijn wijk. Ik wist niet dat zij ook in dat ziekenhuis lag. Haar naam was Kathleen McKee. Toen ze me aankeek, zei ze door haar tranen heen: ‘O, bisschop, toen u binnenkwam, dacht ik dat u voor mij gekomen was om mij te zalven, in antwoord op mijn gebeden. Ik verheugde me dat u wist dat ik hier was, maar toen u bij dat andere bed bleef staan, was ik teleurgesteld en wist ik dat u niet voor mij gekomen was.’
Ik zei tegen Kathleen McKee: ‘Het doet er niet toe dat ik niet wist dat u hier was. Het is echter wél van belang dat onze hemelse Vader het wist en dat u in stilte had gebeden om een zalving. Hij was het die mij ertoe aanzette om u te storen.’
Ik zalfde haar, en haar gebed werd verhoord. Ik gaf haar een kus op het voorhoofd en verliet het ziekenhuis met dankbaarheid in mijn hart voor de ingevingen van de Geest.16
De doeleinden van de Heer worden vaak bereikt als wij luisteren naar de ingevingen van de Geest. Ik geloof dat hoe meer wij handelen naar de inspiratie en ingevingen die we krijgen, hoe meer de Heer ons zijn boodschappen toevertrouwt. […]
Ik herhaal, broeders en zusters, onze hemelse Vader is op de hoogte van onze behoeften en zal ons bijstaan als we Hem om hulp vragen. Ik geloof dat geen enkele zorg die we hebben te klein of te onbeduidend is. De Heer bemoeit zich met de details in ons leven.17
5
Gebed houdt ons staande tijdens beproevingen.
Wanneer de lasten van het leven zwaar worden, wanneer ons geloof door beproevingen wordt getest, wanneer onze hoop door pijn, verdriet en wanhoop wordt verzwakt, zal de communicatie met onze hemelse Vader gemoedsrust brengen.18
Bij tijden zult u een pad vol hindernissen en moeilijkheden bewandelen. Bij tijden voelt u zich wellicht vervreemd – ja, ver weg – van de Schenker van alle goede gaven. U bent bang dat u er alleen voor staat. Vrees verjaagt geloof.
Als u zich in die omstandigheden bevindt, smeek ik u: denk dan aan ’t gebed. […] De apostel Paulus spoort ons aan:
‘Laat uw verlangens […] bekend worden bij God;
en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus’ [Filippenzen 4:6–7].
Wat een heerlijke belofte! We snakken naar die vrede, smachten naar gemoedsrust.
We zijn niet op deze aarde geplaatst om er alleen voor te staan. Wat een verbluffende bron van kracht en van troost staat ieder van ons ter beschikking. Hij die ons beter kent dan wij onszelf kennen, Hij die alles overziet en die het eind vanaf het begin kent, Hij heeft ons verzekerd dat Hij er zal zijn om ons te helpen als wij er maar om vragen. Wij hebben de belofte: ‘Bid altijd en wees gelovig, en alle dingen zullen voor uw welzijn samenwerken’ [Leer en Verbonden 90:24].
Als onze gebeden ten hemel reiken, laten we de woorden van de Heiland dan niet vergeten. Toen Hij de ondraaglijke kwelling in Gethsémané en aan het kruis tegemoetzag, bad Hij tot de Vader: ‘Laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden’ [Lukas 22:42]. Hoe moeilijk dat bij tijden ook mag zijn, wij dienen er ook op te vertrouwen dat onze hemelse Vader het beste weet hoe en wanneer en op welke wijze Hij ons de hulp biedt die we zoeken.19
Communicatie met onze Vader in de hemel – waaronder onze gebeden tot Hem en zijn inspiratie aan ons – is noodzakelijk om de stormen en beproevingen van het leven te kunnen doorstaan. De Heer nodigt ons uit: ‘Nader tot Mij en Ik zal tot u naderen; zoek Mij naarstig en u zult Mij vinden’ [Leer en Verbonden 88:63]. Als we dat doen, zullen we zijn Geest voelen, en daardoor zullen we het verlangen en de moed hebben om sterk en standvastig in rechtschapenheid te zijn – om op heilige plaatsen te staan en niet aan het wankelen te worden gebracht.20
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
President Monson heeft gezegd dat het gebed ‘geestelijke kracht geeft’ en ‘de sleutel tot gemoedsrust’ is (sectie 1). Op welke momenten heeft gebed u gesterkt? Op welke momenten heeft gebed u gemoedsrust gebracht? Wat kunnen wij doen om ervoor te zorgen dat onze gebeden zinvoller worden?
-
Neem de vele zegeningen door die president Monson aan het gezinsgebed toeschrijft (zie sectie 2). Hoe is uw gezin gezegend door samen te bidden? Hoe kunnen kinderen over de kracht van gebed leren? Wat kunnen we leren van president Monsons verhaal over de moeder die bad?
-
Wat kunnen we leren over gebed van president Monsons verhaal over de Tahitiaanse zeekapiteins? (Zie sectie 3.) Wat verwacht onze hemelse Vader van ons als we om zijn hulp vragen? Wat hebt u geleerd over de manier waarop onze hemelse Vader onze gebeden beantwoordt?
-
President Monson beklemtoonde dat ‘onze hemelse Vader op de hoogte [is] van onze behoeften en ons [zal] bijstaan als we Hem om hulp vragen’ (sectie 4). Hoe weet u dat onze hemelse Vader van uw behoeften op de hoogte is? Waardoor hebt u een getuigenis gekregen dat God gebeden hoort en verhoort?
-
President Monson heeft gezegd dat onze hemelse Vader ons door beproevingen heen zal helpen als we zijn hulp in gebed zoeken (zie sectie 5). Hoe hebt u zich tijdens beproevingen geholpen gevoeld door te bidden? Hoe hebt u God zijn belofte zien vervullen dat ‘alle dingen voor uw welzijn [zullen] samenwerken’ als u bidt? (Leer en Verbonden 90:24.)
Relevante Schriftteksten
Mattheüs 6:5–13; 21:22; Johannes 17:1–26; Jakobus 5:16; 2 Nephi 32:8–9; Enos 1:1–9; Alma 33:3–11; Leer en Verbonden 9:7–9; 121:1–8.
Studietip
Markeer tijdens het lezen woorden en zinsneden die een speciale betekenis voor u hebben. Voeg verwijzingen toe naar Schriftteksten die met president Monsons leringen te maken hebben. (Zie Predik mijn evangelie [2004], 23.)