Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 7


‘Hoofdstuk 7: Vreugde scheppen in de levensreis’, Leringen van kerkpresidenten: Thomas S. Monson (2020)

‘Hoofdstuk 7’, Leringen: Thomas S. Monson

Hoofdstuk 7

Vreugde scheppen in de levensreis

‘Laten we van het leven genieten, vreugde scheppen in de reis, en onze liefde delen met vrienden en familieleden.’

Uit het leven van Thomas S. Monson

Thomas S. Monsons jeugdjaren waren vol avonturen. Op school leerde hij graag over de natuur en aardrijkskunde. Met vrienden en familieleden leerde hij vissen, jagen, zwemmen en de wereld om hem heen verkennen.

Als kerkleider gebruikte hij vaak verhalen uit zijn jeugd om in evangeliebeginselen te onderwijzen. Met een avontuur met een speelgoedbootje toen hij 10 was, onderwees hij de volgende les over de levensreis:

‘Mijn vriendjes en ik sneden vaak met onze zakmessen uit het zachte hout van een wilgenboom kleine speelgoedbootjes. We zetten er een klein driehoekig katoenen zeiltje op en lieten onze ruw gesneden bootjes voor een wedstrijd te water op de relatief ruwe golven van de Provo River in Utah. We renden over de oever van de rivier en zagen de kleine bootjes soms wild heen en weer slingeren in de stroming en op andere momenten in dieper water heel rustig voortdrijven.

‘Bij zo’n wedstrijd zagen we dat een van de bootjes voor lag op de rest, op weg naar de finish. Maar plotseling trok de stroming het te dicht naar een draaikolk, het bootje kapseisde. Het ging telkens maar in het rond en kon niet meer terug naar de hoofdstroming. Uiteindelijk bleef het onrustig in het midden van de kolk ronddobberen tussen het omringende drijfhout, vastgehouden door de tentakels van groen mos.

‘De speelgoedbootjes uit mijn jeugd hadden geen kiel om ze stabiel te maken, geen roer om ze richting te geven, en geen aandrijving. Hun onvermijdelijke bestemming was om stroomafwaarts te gaan, de weg van de minste weerstand.

‘In tegenstelling tot speelgoedbootjes hebben wij goddelijke eigenschappen gekregen om ons op onze reis te leiden. We betreden de sterfelijkheid niet om ons mee te laten sleuren door de stromingen van het leven, want we hebben het vermogen om na te denken, te redeneren en te presteren.

‘Onze hemelse Vader heeft ons niet op onze eeuwige reis gestuurd zonder ons de middelen te geven om leiding van Hem te ontvangen die ons van een veilige terugkeer verzekeren. Ik heb het over het gebed. En ik heb het over de influisteringen van de stille, zachte stem; en ik zie ook de heilige Schriften niet over het hoofd, die de woorden van de Heer en de profeten bevatten, die ons zijn verschaft om ons te helpen de finish te halen.’1

President Monson heeft gezegd dat vreugde scheppen in onze levensreis doelgerichte inspanning vereist. Hij moedigde ons aan om elke dag zinvolle activiteiten te doen die vreugde brengen. ‘Je vindt het gelukkige leven niet’, zei hij. ‘Je maakt het.’2 Hij gaf een perspectief op het verleden, het heden en de toekomst en zei: ‘Het verleden is voorbij – leer ervan; de toekomst ligt voor u – bereid u erop voor; het heden is nu – leef erin.’3

jongen speelt met speelgoedbootje

‘De speelgoedbootjes uit mijn jeugd hadden geen kiel om ze stabiel te maken, geen roer om ze richting te geven, en geen aandrijving. […] In tegenstelling tot speelgoedbootjes hebben wij goddelijke eigenschappen gekregen om ons op onze reis te leiden.’

Leringen van Thomas S. Monson

1

Als we de belangrijkste dingen doen, zullen we vreugde kennen.

Soms staan we toe dat we ons vandaag te veel bezighouden met morgen. Denken aan het verleden en uitkijken naar de toekomst kan troost bieden, maar kan ons leven in het heden niet vervangen. Onze kansen liggen in het nu, en die moeten we aangrijpen. […] Om vandaag ten volle te leven, moeten we doen wat het belangrijkste is. Laten we niet uitstellen wat het zwaarst weegt.4

We hebben allemaal wel eens de een of andere variatie gehoord op het bekende gezegde: ‘Niets is zo permanent als verandering.’

We krijgen in ons leven maar al te vaak te maken met verandering. Sommige veranderingen zijn welkom, andere niet. Er vinden veranderingen in ons leven plaats die heel plotseling zijn, bijvoorbeeld het onverwachte overlijden van een dierbare, een onvoorziene ziekte of het verlies van een gekoesterde bezitting. Maar de meeste veranderingen vinden subtiel en langzaam plaats. […]

Dag na dag, minuut na minuut, seconde na seconde, [gaan] we vanaf ons vertrekpunt naar waar we nu zijn. […] De tijd staat nooit stil; hij moet gestaag voortschrijden, en met dat voortschrijden, vinden er veranderingen plaats.

Dit is onze enige kans op een sterfelijk leven: hier en nu. Hoe langer we leven, hoe sterker ons besef dat het maar kort is. Kansen doen zich voor, en zijn dan weer voorbij. Ik geloof dat de belangrijkste lessen die we tijdens ons korte verblijf op aarde moeten leren, de lessen zijn die ons doen inzien wat belangrijk is en wat niet. Ik smeek u om die allerbelangrijkste dingen niet aan u voorbij te laten gaan terwijl u plannen maakt voor die denkbeeldige, niet-bestaande toekomst waarin u tijd zult hebben om alles te doen wat u wilt. Kies in plaats daarvan voor vreugde op de levensreis – nú. […]

Ik geniet van zoveel musicals. Een van mijn favorieten is geschreven door de Amerikaanse componist Meredith Willson en heet The Music Man. Professor Harold Hill, een van de hoofdpersonages in die musical, geeft een waarschuwing die ik met u wil delen. Hij zegt: ‘Als je je blind staart op de toekomst, zal je verleden uitermate leeg zijn.’ [Meredith Willson en Franklin Lacey, The Music Man (1957).]

Broeders en zusters, we zullen geen toekomst hebben om aan terug te denken als we vandaag niet iets doen. […]

Vele jaren geleden schreef Arthur Gordon in een landelijk tijdschrift:

‘Toen ik 13 was en mijn broertje 10, had vader beloofd ons mee naar het circus te nemen. Maar rond lunchtijd kwam er een telefoontje; hij was voor een dringende aangelegenheid nodig in de stad. We zagen het circus al aan onze neus voorbijgaan. Toen hoorden we hem [in de telefoon] zeggen: “Nee, ik kan niet komen. Het zal moeten wachten.”

‘Toen hij terug aan tafel kwam, glimlachte moeder. “Weet je, het circus komt heus nog wel een keer”, [zei ze.]

‘“Dat weet ik”, zei vader. “Maar de kinderjaren niet.”’ [Arthur Gordon, A Touch of Wonder (1974), 77–78.]

Als u kinderen hebt die al opgegroeid zijn en het ouderlijk huis hebben verlaten, dan hebt u waarschijnlijk wel eens het gevoel van verlies en het inzicht gehad dat u hun kindertijd onvoldoende hebt gewaardeerd. Uiteraard kunt u niet terug, alleen maar vooruit. In plaats van ons blind te staren op het verleden, moeten we het heden, het hier en nu, optimaal benutten en doen wat we kunnen om fijne herinneringen te scheppen voor de toekomst.

Als u nog opgroeiende kinderen hebt, bedenk dan dat de kleine vingerafdrukken die op bijna elk schoongemaakt oppervlak te zien zijn, de speeltjes die door het hele huis liggen en de grote stapels wasgoed maar al te gauw zullen verdwijnen en dat u ze tot uw verbazing heel erg zult missen.5

De tijd is een gave, een schat die we niet opzij moeten zetten voor de toekomst, maar die we verstandig moeten gebruiken in het heden.6

2

Het proces van plannen, werken en creëren levert blijvende voldoening op.

Ouderling Monte J. Brough, [voormalig lid van het Eerste Quorum der Zeventig], had het eens over een zomer in zijn kinderjaren, toen hij en zijn jongere broer, Max, in een boom in de achtertuin van zijn ouderlijk huis een boomhut wilden bouwen. Ze maakten plannen voor het mooiste dat ze ooit zouden bouwen. Ze verzamelden de bouwmaterialen uit alle hoeken van de buurt en gebruikten die op een plek in de boom waar twee takken de ideale locatie voor de hut vormden. Het was een heel karwei en ze werkten hard aan de voltooiing van hun project. De gedachte aan de voltooide boomhut motiveerde hen enorm.

Ze werkten er de hele zomer aan, en eindelijk wisten ze de hut in de herfst, net voor het nieuwe schooljaar begon, af te krijgen. Ouderling Brough zei dat hij nooit de gevoelens van vreugde en voldoening zal vergeten die hem overspoelden toen zij hun eigendom in bezit namen. Ze gingen in de boomhut zitten, keken een paar minuten rond, klommen weer omlaag – en zijn nooit meer teruggekeerd. Het voltooide project, hoe mooi het ook was, kon hun aandacht nog niet één dag vasthouden. Met andere woorden, de werkzaamheden – plannen, verzamelen, bouwen en werken – en niet de voltooiing van het project, zorgden voor de blijvende voldoening en blijdschap die ze ervoeren.7

Visie zonder werken is dagdromen. Werken zonder visie is eentonig. Visie, in combinatie met werken, zal uw succes waarborgen.8

God geeft ons de uitdaging van ruwe materialen, niet het gemak van afgewerkte voorwerpen. Hij heeft geen schilderijen geschilderd, muziek gecomponeerd of problemen opgelost, zodat wij de vreugde en heerlijkheid van zelf iets scheppen zouden ervaren.9

3

We kunnen zelfs in moeilijke tijden goede moed houden.

Niemand onder ons blijft in dit leven verstoken van problemen en moeilijkheden – of af en toe van tragedies en rampspoed. Uiteindelijk zijn wij hier om te leren en te groeien door die gebeurtenissen in ons leven. Wij weten dat er tijden van verdriet, van pijn en van droefheid zullen zijn. Maar wij weten ook dat ‘Adam viel, opdat de mensen zouden zijn; en de mensen zijn, opdat zij vreugde zullen hebben’ [2 Nephi 2:25].

Hoe kunnen wij vreugde hebben in ons leven, ondanks onze moeilijkheden? Ik haal weer de Schriften aan: ‘Welnu, wees welgemoed en vrees niet, want Ik, de Heer, ben met u en zal u bijstaan’ [Leer en Verbonden 68:6].

De geschiedenis van de kerk in deze bedeling van de volheid der tijden staat bol van de ervaringen van mensen die het moeilijk hadden en toch standvastig en goedsmoeds bleven omdat zij het evangelie van Jezus Christus het middelpunt van hun leven hadden gemaakt. Met die houding kunnen wij alles in ons leven aan. Onze moeilijkheden zullen niet verdwijnen, maar wij kunnen ze met vertrouwen te lijf gaan en overwinnen.

Er zijn legio voorbeelden van mensen die in moeilijke omstandigheden hebben doorgezet en er doorheen zijn gekomen, omdat ze door hun geloof in het evangelie en in de Heiland de kracht ontvingen die ze nodig hadden. […] Ik wil u vandaag […] een ontroerend verhaal uit mijn eigen familie [vertellen], dat mij altijd heeft geïnspireerd.

Foto van de familie Condie

President Monsons moeder, Gladys Condie Monson, en haar broers en zussen. Gladys is de tweede van links.

Mijn overgrootouders van moederskant, Gibson en Cecelia Sharp Condie, woonden in Clackmannan (Schotland). Hun familieleden werkten in de kolenmijnen. Zij waren tevreden met hun leven, hadden familie en vrienden om zich heen en woonden in een tamelijk comfortabel huis in een land dat ze liefhadden. Toen hoorden zij de boodschap van de zendelingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, en raakten tot in het diepst van hun ziel bekeerd. Zij hoorden en gaven gehoor aan de oproep om naar Zion te gaan.

Ergens in 1848 verkochten zij hun bezittingen en maakten ze zich gereed voor de gevaarlijke oversteek over de uitgestrekte Atlantische Oceaan. Met hun vijf jonge kinderen stapten ze aan boord van een zeilschip, met al hun aardse bezittingen in één kleine koffer. Het werd een tocht over het water van bijna 5.000 kilometer – acht lange, vermoeiende weken op een verraderlijke zee, steeds op de uitkijk, steeds aan het wachten, met slecht eten, slecht water en geen andere hulp dan wat ze hadden op dat kleine scheepje.

Midden in deze moeilijke omstandigheden werd een van hun jonge zoons ziek. Er waren geen dokters, geen winkels om medicijnen te kopen en het leed te verzachten. Zij bleven bij hem waken, bidden en wachten, en waren verdrietig omdat zijn toestand met de dag verslechterde. Toen hij uiteindelijk stierf, brak hun hart. Hun verdriet werd nog groter omdat de wetten van de zee gehoorzaamd moesten worden. De kleine jongen werd in een met ijzer verzwaarde zeildoek gewikkeld en overgeleverd aan het watergraf in de zee. Bij het wegvaren voelden die ouders als geen ander de vernietigende klap in hun gewonde hart. [Aangepast overgenomen uit Thomas A. Condie, ‘History of Gibson and Cecelia Sharp Condie’ (1937); niet gepubliceerd.] Maar met een geloof dat verankerd was in hun diepe overtuiging van de waarheid en hun liefde voor de Heer, gingen Gibson en Cecelia voort. Zij putten troost uit de woorden van de Heer: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen’ [Johannes 16:33].

Ik ben erg dankbaar voor voorouders die het geloof hadden om huis en haard te verlaten en naar Zion te reizen, die in mijn ogen bijna onvoorstelbare offers hebben gebracht. Ik dank mijn hemelse Vader voor het voorbeeld van geloof, moed en vastberadenheid dat Gibson en Cecelia Sharp Condie mij en al hun nakomelingen hebben nagelaten. […]

In de heilige Schrift lezen we: ‘Zie, de rechtvaardigen, de heiligen van de Heilige van Israël, zij die hebben geloofd in [Hem], zij die de kruisen van de wereld hebben verdragen, […] zij zullen het koninkrijk van God beërven […] en hun vreugde zal voor eeuwig overvloedig zijn’ [2 Nephi 9:18].

Ik getuig tot u dat de beloofde zegeningen onmetelijk zijn. Hoewel de onweerswolken samenpakken en de regen op ons neerklettert, zullen onze kennis van het evangelie en onze liefde voor onze hemelse Vader en onze Heiland ons troost en steun geven en vreugde brengen in ons hart, als wij oprecht wandelen en de geboden onderhouden. Er is dan niets in deze wereld dat ons kan verslaan.

Geliefde broeders en zusters, wees niet bang. Houd goede moed. De toekomst is net zo stralend als uw geloof.10

4

Ware vreugde vloeit voort uit anderen liefhebben en dienen.

Als we de kwaliteit van het leven aan genoegens, plezier en veiligheid afmeten, gaan we van een bedrieglijke norm uit. Het overvloedige leven bestaat niet uit een overvloed aan luxe. Het is niet af te lezen aan commercieel plezier […] dat wordt aangezien voor vreugde en geluk.

Waar geluk is alleen voor ons weggelegd als we het buiten onszelf zoeken. Niemand heeft ooit de zin van het leven ontdekt zonder eerst zijn ego opzij te hebben gezet om zijn medemens te dienen. Anderen dienen houdt verband met plicht: het vervullen ervan geeft ware vreugde.11

In wat voor omstandigheden we ons ook bevinden, we krijgen allemaal te maken met stress. We moeten er gewoon zo goed mogelijk mee omgaan. Maar we moeten het niet het allerbelangrijkste in de weg laten staan – en wat het allerbelangrijkste is, heeft vrijwel altijd te maken met de mensen om ons heen. We nemen vaak aan dat ze wel moeten weten hoeveel we van ze houden. Maar dat moeten we niet zomaar aannemen, we moeten het zeggen. William Shakespeare heeft geschreven: ‘Hij slechts heeft lief, die ’t toont in woord en daad.’ [Naar The Two Gentlemen of Verona, eerste bedrijf, tweede toneel, regel 31.] We zullen het spreken van vriendelijke woorden of tonen van onze liefde nooit betreuren. We zullen het juist betreuren als we dit niet doen in onze relaties met hen die het meeste voor ons betekenen.

Stuur de vriend die u hebt verwaarloosd eens een briefje; geef uw kind een knuffel; omhels uw ouders; zeg vaker ‘Ik hou van je’; spreek altijd uw dank uit. Laat een op te lossen probleem nooit belangrijker worden dan een persoon die liefde nodig heeft.12 Vrienden verhuizen, kinderen groeien op, dierbaren gaan heen. Het is zo makkelijk om anderen voor vanzelfsprekend aan te nemen, tot de dag dat ze uit ons leven verdwijnen en wij achterblijven met gevoelens van ‘als ik nu eens’ of ‘had ik maar’. De auteur Harriet Beecher Stowe heeft geschreven: ‘De bitterste tranen aan het graf worden geschreid over onuitgesproken woorden en ongedane zaken.’ [In The Harper Book of American Quotations, samengesteld door Gorton Carruth en Eugene Erlich (1988), 173.]

Tijdens de jaren zestig werd kerklid Jay Hess tijdens de oorlog neergeschoten boven Noord-Vietnam. Twee jaar lang had zijn familie geen idee of hij levend of dood was. Zijn cipiers in Hanoi stonden hem uiteindelijk toe om naar huis te schrijven, maar beperkten zijn boodschap tot minder dan 25 woorden. Wat zouden u en ik tegen onze familie zeggen als we ons in dezelfde situatie bevonden – als we ze meer dan twee jaar niet hadden gezien en niet wisten of we ze ooit weer zouden zien? Hij wilde iets schrijven dat de familie thuis zou herkennen als zijn woorden, maar hij wilde ze ook zinvolle raad geven. En dus schreef broeder Hess het volgende: ‘Deze dingen zijn belangrijk: tempelhuwelijk, zending, studie. Zet door, stel doelen, schrijf geschiedenis, neem twee keer jaarlijks foto’s.’ [Privécorrespondentie.]

Laten we van het leven genieten, vreugde scheppen in de reis, en onze liefde delen met vrienden en familieleden. Op een dag heeft ieder van ons hier geen toekomst meer.13

moeder omhelst haar zoon

‘We zullen het spreken van vriendelijke woorden of tonen van onze liefde nooit betreuren.’

Mogen wij van deze dag af aan ons hart met liefde vullen. Mogen wij de tweede mijl gaan om allen die eenzaam of terneergeslagen zijn, of die op de een of andere manier lijden, in onze kring op te nemen. Mogen wij ‘vreugde […] stichten, iemands lijden verlicht[en].’ [‘Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan?’, Heilige lofzangen, nr. 193.] Mogen wij zó leven dat wij, als we ontboden worden, niets ernstig hoeven te betreuren, niets onafgemaakt hebben gelaten, maar met de woorden van de apostel Paulus kunnen zeggen: ‘Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden’ [2 Timotheüs 4:7].14

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • President Monson beklemtoonde de noodzaak van onderscheid maken tussen wat belangrijk is en wat niet. (Zie sectie 1.) Hoe kunnen we dat doen? Hoe kunnen we de neiging overwinnen om wat het belangrijkst is uit te stellen? Wat zijn enkele gevaren van ‘ons blind staren op het verleden’? Wat kunnen we doen om ‘vreugde te scheppen in de levensreis’?

  • Neem president Monsons verhaal over ouderling Monte J. Brough en zijn broer door. (Zie sectie 2.) Waarom kan het proces van naar iets toewerken net zo bevredigend zijn als het resultaat? Hoe hebben bezig zijn, doorzetten en scheppen u vreugde gebracht?

  • Denk na over president Monsons leringen over de moeilijkheden van het leven. (Zie sectie 3.) Wat kunnen we van zijn verhaal over zijn overgrootouders leren? Hoe kunnen wij ondanks onze moeilijkheden vreugde hebben? Hoe heeft uw geloof in de Heiland u in een moeilijke tijd geholpen?

  • President Monson heeft gezegd dat we anderen moeten dienen en liefhebben om echt gelukkig te zijn. (Zie sectie 4.) Wanneer hebt u de vreugde ervaren die voortvloeit uit het dienen van anderen? Bespreek de manieren om anderen te dienen die president Monson in sectie 4 noemt. Tot welke dienstverlening voelt u zich geïnspireerd?

Relevante Schriftteksten

Johannes 16:20–22; Hebreeën 12:1–2; 1 Nephi 8:5–12; 11:25; Alma 27:16–18; Mozes 5:10.

Onderwijstip

‘Vraag de leerlingen hun persoonlijke getuigenis te geven over de waarheid die u aan het bespreken bent zodat de Geest sterker aanwezig is in uw les. Vraag de aanwezigen hun gevoelens en ervaringen betreffende een evangeliebeginsel te vertellen.’ (Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland [2016], 11.)

Noten

  1. De wedloop van het leven’, Liahona, mei 2012, 92.

  2. Faces and Attitudes’, New Era, september 1977, 49; cursivering toegevoegd.

  3. Erop af!’, De Ster, juli 1989, 38.

  4. Schatten van eeuwige waarde’, Liahona, april 2008, 5.

  5. Vreugde vinden in de reis’, Liahona, november 2008, 84–85.

  6. Inwijdingsdag’, Liahona, januari 2001, 79.

  7. Op zoek naar de schat’, Liahona, mei 2003, 21.

  8. Teachings of Thomas S. Monson, samengesteld door Lynne F. Cannegieter (2011), 332. Gebruikt met toestemming van Deseret Book Company.

  9. Teachings of Thomas S. Monson, 76.

  10. Houd goede moed’, Liahona, mei 2009, 89–90, 92.

  11. In Quest of the Abundant Life’, Ensign, maart 1988, 2, 5.

  12. In andere toespraken en artikelen schreef president Monson de uitspraak ‘Laat een op te lossen probleem nooit belangrijker worden dan een persoon die liefde nodig heeft’ toe aan Barbara Johnson. (Zie ‘Quotable Quotes’, Reader’s Digest, januari 1997, 161; zie bijvoorbeeld Thomas S. Monson, ‘Liefde in het gezin – raad van onze profeet’, Liahona, augustus 2011, noot 2.)

  13. Vreugde vinden in de reis’, 85–86.

  14. Zó te leven’, Liahona, augustus 2008, 7.