‘Hoofdstuk 9: De stormen van tegenspoed met geloof tegemoet treden’, Leringen van kerkpresidenten: Thomas S. Monson (2020)
‘Hoofdstuk 9’, Leringen: Thomas S. Monson
Hoofdstuk 9
De stormen van tegenspoed met geloof tegemoet treden
‘Hadden wij geen moeilijkheden te overwinnen en problemen op te lossen, dan zouden wij blijven zoals we zijn, met niet of nauwelijks vooruitgang op het pad naar ons doel, het eeuwige leven.’
Uit het leven van Thomas S. Monson
In 1968 kreeg president Thomas S. Monson, toen lid van het Quorum der Twaalf, opdracht om toe te zien op de zendingsgebieden van de kerk in Europa. In november bezocht hij de heiligen in de DDR, die onder communistisch bewind stond. Hij omschreef die tijd als een van angst, onderdrukking en ontbering. Ondanks deze beproevingen volhardden de leden van de kerk in geloof. ‘Ik zag op straat bij veel mensen doffe wanhoop op het gelaat, maar onze leden straalden een spontane en innemende liefde uit’, zei hij.
President Monsons eerste ontmoeting met deze heiligen was in een oud magazijn in Görlitz. Het gebouw in Görlitz was nog steeds ‘behoorlijk gehavend door de oorlog’, zei hij ‘maar binnen kon je zien hoe onze leiders met tedere zorg een vervallen en groezelig gebouw fris en schoon hadden gemaakt.’
Tijdens de bijeenkomst raakte president Monson ontroerd toen de leden de volgende lofzang van hoop zongen in deze moeilijke tijden voor hen:
Mocht u ’t lot beproeving geven, houdt gij moed!
Is ontzegging deel van ’t leven, houdt gij moed!
Hoeveel tranen nu ook stromen,
Weet: er zal een weerzien komen,
Ware vreugde voor de vromen, houdt gij moed!
Houdt gij moed, op ’t rechte spoor!
Wat ook u ’t lot ontvouwt,
Eens breekt weer de zonne door,
Voor hem, die nooit zijn moed verloor!
[‘Mocht u ’t lot beproeving geven, houdt gij moed!’, Heilige lofzangen, nr. 129.]
President Monson zei later: ‘Ik had nog nooit zulk gezang gehoord. […] Ik ben in weinig kerkgemeenten geweest die meer liefde voor het evangelie toonden.’1 De toewijding van deze heiligen die zulke grote tegenspoed doormaakten, verootmoedigde hem: ‘Ze hadden zo weinig. Ik was bedroefd dat ze geen patriarch hadden. Ze hadden geen ringen of wijken, alleen maar gemeenten. De zegeningen van de tempel lagen buiten hun bereik – geen begiftiging of verzegeling. Er was lang geen officieel bezoek van het hoofdkantoor van de kerk geweest. De leden mochten hun land niet uit. Toch vertrouwden ze met heel hun hart op de Heer.’2
Tijdens de vergadering stond president Monson op om te spreken. Enkele jaren later zei hij over deze ervaring: ‘Met tranen in de ogen en een stem die trilde van de emotie, deed ik deze mensen een belofte: “Als u de geboden van God trouw blijft onderhouden, zal elke zegen die de leden van de kerk in andere landen ontvangen hebben, ook uw deel worden.” Toen besefte ik wat ik gezegd had.’3
Toen president Monson die avond nadacht over wat er nodig was om deze belofte in vervulling te laten gaan, knielde hij in gebed neer en smeekte: ‘Hemelse Vader, ik ben hier namens U; dit is uw kerk. Ik heb woorden gesproken die niet van mij kwamen, maar van U en uw Zoon. Wilt U dan de belofte aan deze edele mensen in vervulling laten gaan.’ In antwoord op zijn gebed kwamen de woorden van een psalm in hem op: ‘Wees stil en weet dat Ik God ben’ (Psalmen 46:11, WV2012).
De belofte ging geleidelijk aan, gedurende 20 jaar, in vervulling. President Monson beschouwde de bouw van de Freibergtempel in 1985 als het grootste wonder. Hierdoor konden deze getrouwe heiligen eindelijk de tempelzegeningen ontvangen.
Daarna, in 1988, ‘mochten de voltijdzendelingen het land binnenkomen en jongeren uit de DDR elders in de wereld op zending gaan. Toen viel [in 1989] de Berlijnse Muur, zoals de muren van Jericho, en keerde de vrijheid terug, met al haar plichten.’4
President Monson reisde vele malen naar de DDR om de heiligen daar te dienen. Samen boden ze beproevingen met moed, geloof en vertrouwen in God het hoofd. En samen hebben ze wonderen meegemaakt. Hoewel de weg lang was en vaak de ‘tranen stroomden’, hielden ze moed. Uiteindelijk werden ze gezegend en brak ‘de zonne door’ toen profetische beloften in vervulling gingen. (Zie pagina 23–28 voor een gedetailleerdere beschrijving.)
Leringen van Thomas S. Monson
1
In lijden en verdrukking is het evangelie van Jezus Christus onze ultieme troost.
Het leven is een leerschool, een proeftijd. Wij leren steeds meer naarmate wij onze smarten dragen en ons hartzeer doorstaan. […]
We kunnen gerust aannemen dat er nooit iemand geleefd heeft die volkomen gevrijwaard was van lijden en verdrukking, noch is er een periode in de geschiedenis van de mens geweest die niet zijn deel aan beroering, vernietiging en ellende heeft gekregen.
Als het levenspad een gemene bocht maakt, dan is er de verleiding om de vraag te stellen: ‘Waarom ik?’ Het is gebruikelijk om onszelf de schuld te geven, zelfs al hadden we totaal geen controle over onze moeilijkheid. Van tijd tot tijd lijkt er geen licht aan het eind van de tunnel te zijn, geen morgengloren om het duister van de nacht te doorbreken. We voelen ons omringd door de pijn van een gebroken hart, de teleurstelling van verbrijzelde dromen, en de wanhoop van vervlogen verwachtingen. We sluiten ons aan bij de Bijbelse smeekbede ‘Is er geen balsem in Gilead?’ [Jeremia 8:22].
Iedereen die zo wanhoopt, bied ik de verzekering die we vinden in Psalmen: ‘Overnacht ’s avonds het geween, ’s morgens is er gejuich’ [Psalmen 30:6].
Laten we, telkens wanneer we geneigd zijn om ons terneer te laten slaan door de klappen van het leven, bedenken dat anderen deze zelfde weg begaan hebben, het hebben doorstaan, en overwonnen hebben.
Er lijkt een oneindige voorraad moeilijkheden weggelegd voor ons allen. Ons probleem is dat we vaak onmiddellijke oplossingen verwachten, waarbij we vergeten dat er vaak de hemelse deugd van geduld vereist wordt.
Klinken de volgende moeilijkheden u bekend in de oren?
-
Een gehandicapt kind
-
De dood van een dierbare
-
Werkloosheid
-
Afgedankt worden
-
Een afgedwaalde zoon of dochter
-
Mentale of emotionele aandoeningen
-
Een ongeluk
-
Scheiding
-
Mishandeling
-
Overmatige schulden
De lijst kent geen eind. In de maatschappij is er vaak de neiging om zich niet verbonden te voelen met de Gever van alle goede gaven – of zich zelfs geïsoleerd van Hem te voelen. Wij zijn bezorgd dat wij er alleen voor staan. U vraagt zich af: ‘Hoe redden we ons?’ Wat ons de grootste troost brengt, is het evangelie.
Van ons bed vol pijn, van het kussen dat nat van tranen is, worden wij ten hemel verheven door die goddelijke verzekering en dierbare belofte: ‘Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten’ [Jozua 1:5].5
2
Als we onze fundering van geloof versterken, zullen we in tijden van beproeving standhouden.
In 1959, kort nadat ik als president van de Canadese Zending in Toronto was aangetreden, ontmoette ik N. Eldon Tanner, een vooraanstaand Canadees die luttele maanden later geroepen zou worden als assistent van het Quorum der Twaalf Apostelen, vervolgens als lid van het Quorum der Twaalf, en daarna als raadgever van vier presidenten van de kerk.
Toen ik hem ontmoette, was president Tanner algemeen directeur van het mammoetbedrijf Trans-Canada Pipelines Ltd. en tevens president van de ring Calgary (Canada). Hij stond in Canada bekend als ‘Mister Integrity’. Bij die eerste ontmoeting bespraken we onder andere de koude Canadese winters vol stormen met temperaturen die wekenlang onder het vriespunt kunnen blijven en ijzige winden die de gevoelstemperatuur nog meer laten zakken. Ik vroeg president Tanner waarom de wegen en snelwegen in het westen van Canada vrijwel intact bleven in dergelijke winters, met weinig of geen tekens van scheuren of breuken, terwijl het wegdek in veel andere gebieden waar de winters minder koud en streng zijn, scheuren en gaten vertoont.
Hij antwoordde: ‘Dat komt door de diepe bedding van het wegdek. Om het wegdek sterk en heel te houden, is het nodig om de funderingen erg diep te gieten. Als de funderingen niet diep genoeg zijn, is het wegdek niet bestand tegen extreme weersomstandigheden.’
In de loop der jaren heb ik vaak aan dat gesprek en de uitleg van president Tanner gedacht. Ik zie er namelijk een onderliggende toepassing voor ons eigen leven in. Eenvoudig gezegd: als we geen diep fundament van geloof en een sterk getuigenis van de waarheid hebben, kan het in het leven moeilijk worden om bestand te zijn tegen de harde stormen en ijzige winden van tegenspoed die ieder van ons onvermijdelijk zullen treffen.
Het sterfelijk leven is een proeftijd waarin we moeten bewijzen dat we in aanmerking komen om na dit leven terug te keren naar onze hemelse Vader. En we kunnen niet beproefd worden als we niet te maken krijgen met problemen en moeilijkheden. Die kunnen ons breken en het oppervlak van onze ziel doen scheuren en afbrokkelen – althans, als de fundering van geloof, ons getuigenis van de waarheid, niet diep genoeg in ons is ingebed.
Op het geloof en het getuigenis van een ander kunnen we niet lang teren. Uiteindelijk moeten we een eigen, sterke, diepgewortelde fundering krijgen, anders zijn we niet bestand tegen de levensstormen die beslist zullen komen. Die stormen manifesteren zich op verschillende manieren. We kunnen verdriet en hartzeer hebben vanwege een afgedwaald kind dat besluit zich af te wenden van het pad dat naar de eeuwige waarheid leidt en zich liever begeeft op het gladde, hellende vlak van dwaling en ontluistering. Ziekte kan ons of een dierbare treffen en lijden en soms zelfs de dood tot gevolg hebben. Ongelukken kunnen hun wrede littekens achterlaten of de levensvlam uitblazen. De dood treft mensen op leeftijd die wankelen op hun benen. Hij ontbiedt ook hen die nog maar nauwelijks halverwege de levensreis zijn. En vaak stilt hij zelfs het gelach van kleine kinderen. […]
Hoe leggen we een sterke fundering die standhoudt tegen de grillen van het leven? Hoe bewaren we het noodzakelijke geloof en getuigenis om de vreugde te voelen die de getrouwen beloofd is? Dat vereist voortdurend onverminderde inzet. De meesten onder ons hebben wel eens inspiratie gekregen die zo duidelijk was dat ons de tranen in de ogen schoten en we vastbesloten waren om altijd trouw te blijven. Ik heb wel eens iemand horen zeggen: ‘Als ik dergelijke gevoelens altijd zou hebben, zou ik er nooit moeite mee hebben om te doen wat ik moet doen.’ Maar dergelijke gevoelens kunnen vluchtig zijn. De inspiratie die we [nu] voelen, kan afnemen en wegsterven als de maandag aanbreekt en we weer geconfronteerd worden met de routine van werk, school, huishouden en gezin. Die dingen kunnen onze aandacht makkelijk afleiden van het heilige naar het alledaagse, van wat ons opbouwt naar wat – mits we dat toelaten – ons getuigenis, die sterke geestelijke fundering, wegvreet.
Natuurlijk leven wij niet in een wereld waarin we alleen maar geestelijke ervaringen hebben, maar we kunnen onze funderingen van geloof en van ons getuigenis van de waarheid sterken, zodat we niet wankelen, niet mislukken.6
3
Met gebed, Schriftstudie en dienstverlening leggen we een sterke geloofsfundering.
U kunt zich afvragen hoe we op de meest doeltreffende wijze die fundering verkrijgen en onderhouden die we nodig hebben om in de wereld waarin wij leven geestelijk te overleven. Ik wil drie richtlijnen aanreiken die ons daarbij kunnen helpen.
Ten eerste: versterk uw fundering door gebed. ‘Wat is ’t gebed? D’oprechte wens, door ons tot God gericht.’ (‘Wat is ’t gebed’, Lofzangen, nr. 100.)
Als we bidden, laten we dan écht communiceren met onze Vader in de hemel. We kunnen onze gebeden makkelijk vullen met herhalingen en woorden die niet of nauwelijks doordacht zijn. Maar als we eraan denken dat ieder van ons letterlijk een geestzoon of -dochter van God is, zullen we het niet moeilijk vinden om Hem in gebed te benaderen. Hij kent ons; Hij heeft ons lief; Hij wil alleen het beste voor ons. Laten wij oprecht en betekenisvol bidden, onze dank uitspreken en vragen om wat wij nodig hebben. Laten wij luisteren of er antwoord komt en het herkennen als het komt. Als we dat doen, worden we gesterkt en gezegend. We leren Hem kennen en komen te weten wat Hij wil dat wij doen in ons leven. Als we Hem kennen en op zijn wil vertrouwen, wordt onze fundering van geloof versterkt. Als er iemand onder ons niet goed geluisterd heeft naar de raad om altijd te bidden, dan is er geen beter moment om daarmee te beginnen dan nu. […]
Mijn tweede richtlijn: laten we de Schriften bestuderen en ze ‘dag en nacht’ overpeinzen, zoals de Heer ons in het boek Jozua aanraadt (1:8). […]
Als we dagelijks tijd besteden aan Schriftstudie zal dat zonder enige twijfel onze fundering van geloof en ons getuigenis van waarheid versterken.
Denk nu met mij eens aan de vreugde die Alma voelde toen hij van het land Gideon zuidwaarts reisde naar het land Manti, waar hij de zoons van Mosiah tegenkwam. Alma had ze een tijdlang niet gezien en was buitengewoon verheugd dat ze ‘nog steeds zijn broeders in de Heer [waren]; ja, en zij waren sterk geworden in de kennis van de waarheid, want het waren mannen met een zuiver begrip en zij hadden de Schriften zorgvuldig onderzocht om het woord van God te leren kennen’ (zie Alma 17:1–2).
Mogen ook wij het woord Gods leren kennen en dienovereenkomstig leven.
Mijn derde richtlijn voor het opbouwen van een sterke fundering van geloof en getuigenis heeft te maken met dienstverlening.
Toen ik op een ochtend naar kantoor reed, kwam ik langs een stomerij met een bord in de etalage. Daar stond op: ‘Wij zijn u graag van dienst.’ Ik kon de eenvoudige boodschap van dat bord maar niet uit mijn hoofd zetten. Plotseling besefte ik waarom. Het gaat inderdaad om dienstverlening – ja, dat wij de Heer van dienst zijn.
In het Boek van Mormon lezen we over de edele koning Benjamin. Met de ware ootmoed van een geïnspireerd leider sprak hij over zijn verlangen om zijn volk van dienst te zijn en hen op de paden van rechtschapenheid te leiden. Vervolgens zei hij tegen hen:
‘Hoewel ik u heb gezegd mijn dagen in uw dienst te hebben doorgebracht, [wens] ik niet te roemen, want ik ben louter in dienst van God geweest.
‘En zie, ik vertel u deze dingen opdat u wijsheid zult leren; opdat u zult leren dat wanneer u in dienst van uw medemensen bent, u louter in dienst van uw God bent’ (Mosiah 2:16–17).
Dat is de dienstverlening waar het echt om draait, de dienstverlening waartoe wij allen zijn geroepen: de dienst aan de Heer Jezus.
Op het pad van het leven zult u merken dat u niet de enige reiziger bent. Er zijn andere mensen, die uw hulp nodig hebben. Er zijn benen te schragen, handen vast te pakken, geesten te bemoedigen, harten te inspireren en zielen te redden. […]
Laten wij bij het leggen van sterke funderingen voor ons leven denken aan de volgende dierbare belofte van Hem:
Vat moed! Ik ben met u, o, weest niet verschrikt,
want Ik ben uw God die uw lot hier beschikt.
Ik sterk u en help u en waarschuw voor ’t kwaad,
als gij vol vertrouwen Mij nimmer verlaat.
(‘O, vast als een rotssteen’, Lofzangen, nr. 53.)7
Als we onze hemelse Vader zoeken door vurig, oprecht gebed en ijverige, doelgerichte Schriftstudie, zal ons getuigenis sterk worden en diepgeworteld raken. Wij zullen Gods liefde voor ons kennen. Wij zullen inzien dat we er nooit alleen voor staan. Ik beloof u dat u op een dag zult terugblikken op de moeilijke tijden die u hebt gehad, en u zult beseffen dat Hij u altijd nabij is geweest.8
4
Als we ons in tijden van beproeving tot onze hemelse Vader wenden, zal Hij ons steunen en ons helpen met leren en groeien.
We zijn geneigd om onze eigen tegenslagen in een al te pessimistisch daglicht te zien. We voelen ons verlaten, diepbedroefd en eenzaam. Als u zich in zo’n situatie bevindt, smeek ik u om u in geloof tot onze hemelse Vader te wenden. Hij zal u opbouwen en leiden. Hij zal uw verdrukkingen niet altijd wegnemen, maar Hij zal u in alle stormen die op uw pad komen liefdevol troosten en leiden.9
[De Heer] zal ons helpen in tijden van nood. We krijgen moeilijkheden, problemen die we niet voorzien hadden en die we zelf nooit zouden kiezen. Geen van ons is daar immuun voor. Het doel van het sterfelijk leven is te leren en te groeien zodat we meer op onze Vader gaan lijken, en vaak zijn het de moeilijkste tijden waar we het meeste van leren, hoe pijnlijk die lessen ook mogen zijn. Ons leven kan echter vol vreugde zijn als we ons houden aan de leringen van het evangelie van Jezus Christus.10
Onze hemelse Vader geeft ons zoveel om ons in te verheugen. En Hij weet ook dat we leren, groeien en sterker worden als we de nodige beproevingen tegemoet treden en doorstaan. Wij weten dat we bij tijd en wijle hartverscheurend verdriet zullen hebben, dat we zullen rouwen, en dat we tot het uiterste beproefd kunnen worden. Maar die moeilijkheden stellen ons in staat om een beter mens te worden, ons leven zo in te richten als onze hemelse Vader ons leert, en iets anders te worden dan we waren: beter dan voorheen, begripvoller dan voorheen, meevoelender dan voorheen, met een sterker getuigenis dan voorheen.
Dat zou ons doel moeten zijn: vol te houden en te volharden, ja, maar ook om ons geestelijk te ontwikkelen op onze tocht door zonneschijn en schaduw. Hadden wij geen moeilijkheden te overwinnen en problemen op te lossen, dan zouden wij blijven zoals we zijn, met niet of nauwelijks vooruitgang op het pad naar ons doel, het eeuwige leven. Een dichter heeft een soortgelijke gedachte als volgt verwoord:
Goed hout zal niet zomaar uitkomen
Hoe sterker de wind, hoe sterker de bomen
Hoe hoger de hemel, hoe hoger de groei
Hoe woester de stormen, hoe mooier de bloei
Slechts als ’t regent en sneeuwt, hagelt en dauwt
Groeit in boom en mens ’t goede hout
[Naar Douglas Malloch, ‘Good Timber’, in Sterling W. Sill, Making the Most of Yourself (1971), 23.]
Alleen de Meester kent de omvang van onze beproevingen, onze pijn en ons lijden. Hij alleen biedt ons eeuwige gemoedsrust in tijden van tegenspoed. Hij alleen raakt onze gekwelde ziel met zijn woorden van troost:
‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.
‘Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel;
‘want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht’ [Mattheüs 11:28–30].
Of het nu de beste tijd of de slechtste tijd is, Hij is met ons. Hij heeft beloofd dat dit nooit zal veranderen.
Broeders en zusters, moge onze toewijding aan onze hemelse Vader met de jaren of door levenscrisissen niet wisselvallig worden. Wij zouden geen moeilijkheden moeten ondervinden om aan Hem te denken, en we zouden niet tot ootmoed gedreven hoeven te worden om Hem ons geloof en vertrouwen te schenken.
Mogen wij er altijd naar streven om dicht bij onze hemelse Vader te blijven. Daarvoor moeten we elke dag tot Hem bidden en naar Hem luisteren. Hij moet echt altijd ons hoogste Goed zijn, hetzij in zonneschijn of in regen. Moge zijn belofte altijd ons wachtwoord zijn: ‘Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten’ [Jozua 1:5].
Met alle kracht van mijn ziel getuig ik dat God leeft, dat Hij ons liefheeft, dat zijn eniggeboren Zoon voor ons heeft geleefd en is gestorven, en dat het evangelie van Jezus Christus het doordringende licht is dat door de duisternis van ons leven heen schijnt. [Ik bid] dat dit altijd zo mag zijn.11
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
President Monson zegt dat het evangelie ons troost geeft in tijden van lijden en verdrukking (zie sectie 1). Hoe heeft het evangelie u in een moeilijke tijd troost en kracht gebracht? Hoe kunnen we in tijden van beproeving de liefde van onze hemelse Vader en onze Heiland voelen?
-
Lees president Monsons verhaal over president N. Eldon Tanner in sectie 2. Waarom is voortdurende, gestage inspanning nodig om onze fundering van geloof te versterken? Waarom zijn uitdagingen en moeilijkheden een noodzakelijk onderdeel van het sterfelijk leven?
-
Neem president Monsons drie richtlijnen voor het bouwen van een sterke fundering van geloof door. (Zie sectie 3.) Hoe is uw geloof versterkt door het gebed? Hoe is uw getuigenis versterkt door Schriftstudie? Hoe heeft het dienen van anderen uw fundering versterkt?
-
Welke leringen in sectie 4 geven u hoop en kracht bij de beproevingen die u doormaakt? Hoe heeft de Heer u in moeilijke tijden geholpen? Wat moeten we doen om de troost en de kracht te ontvangen die de Heer ons biedt? Hoe hebt u zich geestelijk ontwikkeld in tijden van beproeving?
Relevante Schriftteksten
Jakobus 2:14–26; Openbaring 21:1–4; 2 Nephi 31:19–20; Mosiah 23:21–22; Alma 32:21, 26–43; Leer en Verbonden 121:7–9; 122:5–9.
Onderwijstip
‘Moedig leerlingen aan de indrukken die zij van de Heilige Geest ontvangen tijdens hun studie te noteren. […] De Geest [zal] hen soms […] zaken onderwijzen die nooit luidop zijn uitgesproken.’ (Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland [2016], 30.)