‘Hoofdstuk 15: Zendingswerk: een heilige opdracht’, Leringen van kerkpresidenten: Thomas S. Monson (2020)
‘Hoofdstuk 15’, Leringen: Thomas S. Monson
Hoofdstuk 15
Zendingswerk: een heilige opdracht
‘Zendingswerk is een onderscheidend kenmerk van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.’
Uit het leven van Thomas S. Monson
Op een vlucht van San Francisco naar Los Angeles maakte president Thomas S. Monson iets mee waaruit blijkt dat hij klaarstond om het evangelie te verkondigen. Een jonge vrouw naast hem las ‘Een wonderbaar werk en een wonder’, een boek van ouderling LeGrand Richards (1886–1983), die lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was. President Monson vroeg de jonge vrouw of ze lid van de kerk was.
‘O nee’, antwoordde ze. ‘Hoe komt u daar bij?’
President Monson legde uit dat de schrijver van het boek een leider in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen was.
‘U meent het’, zei de jonge vrouw. ‘Ik heb het gekregen van een vriendin van me, maar verder weet ik er niet veel over. Ik ben er echter wel benieuwd naar geworden.’
Terwijl president Monson zich afvroeg of hij meer over de kerk moest vertellen, kwamen de woorden van de apostel Petrus in zijn gedachten op: ‘Wees altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is’ (1 Petrus 3:15). ‘Ik wist dat dit het moment was om mijn getuigenis te geven’, zei hij.
‘Ik vertelde haar dat ik jaren daarvoor ouderling Richards behulpzaam was geweest bij het drukken van Een wonderbaar werk en een wonder. Ik vertelde haar wat meer over die geweldige man. Ik zei haar dat duizenden mensen de waarheid hadden omarmd na zijn boek gelezen te hebben.
‘Daarna kreeg ik, de hele vlucht naar Los Angeles, de kans om haar vragen over de kerk te beantwoorden – intelligente vragen die opborrelden uit een hart dat op zoek was naar de waarheid. Ik vroeg of het goed was als ik twee zendelingzusters bij haar langs stuurde. Ik vroeg of ze misschien onze gemeente in haar woonplaats, San Francisco, wilde bezoeken. Dat wilde ze allemaal.’
Toen president Monson thuiskwam, gaf hij die informatie door aan de kerkleiders in San Francisco. ‘Kunt u zich voorstellen hoe blij ik was toen ik een paar maanden later een telefoontje kreeg van [de ringpresident], die mij meedeelde: “Ouderling Monson, ik bel u over Yvonne Ramirez, een stewardess buiten dienst die naast u zat op een vlucht naar Los Angeles. […] Zij is zojuist het nieuwste lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen geworden. Ze wil u spreken en u zeggen hoe dankbaar ze is.”’1
‘Aan de andere kant van de lijn klonk een lieve stem: “Broeder Monson, dank u wel dat u mij over het evangelie hebt verteld. Ik ben de gelukkigste mens op aarde.”
‘Met tranen in mijn ogen en dankbaarheid tot God in mijn ziel, dankte ik haar. Ik zei dat ik het geweldig vond dat ze naar de waarheid had gezocht en dat ze, toen ze die gevonden had, besloten had om zich te laten dopen, in water dat zuivert en reinigt en de poort naar het eeuwige leven vormt.’2
Leringen van Thomas S. Monson
1
Wij hebben de opdracht het evangelie van Jezus Christus te prediken.
Lang geleden gaf onze Heer en Heiland, Jezus Christus een gebod aan zijn elf geliefde apostelen: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld’ [Mattheüs 28:19–20]. Markus schrijft: ‘Zij gingen overal heen om te prediken, en de Heere werkte mee’ [Markus 16:20].
Deze heilige opdracht is niet ingetrokken. Integendeel, zij is opnieuw benadrukt.3
Zendingswerk is een onderscheidend kenmerk van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo zijn.4
Wij zijn erg op zendingswerk gericht. […] Alma, de energieke zendeling uit het Boek van Mormon, geeft ons een blauwdruk voor de mentaliteit van een zendeling: ‘Dit is mijn roem: dat ik wellicht een werktuig in de handen van God mag zijn om de een of andere ziel tot bekering te brengen; en dat is mijn vreugde’ (Alma 29:9).
Ik voeg mijn persoonlijk getuigenis eraan toe: onze zendelingen zijn geen vertegenwoordigers die iets aan de man proberen te brengen; integendeel, het zijn dienstknechten van de Allerhoogste, die hun getuigenis uitdragen, in waarheden onderwijzen en zielen redden.5
Ieder van ons krijgt de opdracht om anderen over het evangelie van Christus te vertellen. Als ons leven voldoet aan Gods eigen norm, zullen de mensen met wie wij in contact komen nooit klagen: ‘De oogst is voorbij, de zomer is ten einde, en nog zijn wij niet verlost’ [Jeremia 8:20].
De volmaakte Herder van de ziel, de Zendeling die de mensheid heeft verlost, heeft ons zijn goddelijke verzekering gegeven:
‘Al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde om dit volk bekering toe te roepen, en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!
‘En nu, indien uw vreugde groot zal zijn met één ziel die u tot Mij hebt gebracht in het koninkrijk van mijn Vader, hoe groot zal dan uw vreugde zijn indien u vele zielen tot Mij brengt!’ [Leer en Verbonden 18:15–16.]
Ik bid dat wij de moed zullen hebben om mensen de hand van vriendschap te reiken, de vasthoudendheid om het telkens weer te proberen, en de ootmoed om onze Vader om leiding te vragen bij onze opdracht om andere mensen over het evangelie te vertellen.6
2
Onze visie op anderen kan hen helpen veranderen.
We moeten in gedachten houden dat mensen kunnen veranderen. Ze kunnen slechte gewoonten achterwege laten. Ze kunnen zich bekeren van overtredingen. Ze kunnen het priesterschap waardig zijn. En ze kunnen de Heer vol ijver dienen.7
In een […] bijeenkomst […] was N. Eldon Tanner aanwezig. Hij was toen assistent van het Quorum der Twaalf en was net teruggekeerd na de zendingsgebieden in Groot-Brittannië en het westen van Europa te hebben gepresideerd. Hij vertelde over een zendeling die van alle zendelingen die hij had gesproken het meeste succes had gehad. […]
Broeder Tanner vroeg hem wat er anders was aan zijn benadering. […] Hij zei dat als hij ergens aanklopte en een man zag die een sigaar rookte, oude kleren droeg en die schijnbaar nergens in geïnteresseerd was – en zeker niet in godsdienst – hij zich die man voorstelde onder andere omstandigheden. In gedachten zag hij hem gladgeschoren en gekleed in een wit overhemd en een witte broek. En de zendeling zag zichzelf de man de wateren van de doop in leiden. Hij zei: ‘Als ik zo naar iemand kijk, kan ik tot hem getuigen op een manier die zijn hart raakt.’
Wij moeten op die manier kijken naar onze vrienden, kennissen en buren. Wij moeten die mensen niet zien zoals ze zijn, maar zoals ze kunnen worden. Ik smeek u om op die manier aan ze te denken.8
Er [zijn] talloze mensen die nu maar een bescheiden of helemaal geen getuigenis hebben die dit kunnen en zouden ontvangen als wij bereid zouden zijn om het onze te geven, en ze te helpen met veranderen. In sommige gevallen kunnen wij ze de motivatie geven om te veranderen.9
3
Een voltijdzending is de kans van uw leven.
De diepgewortelde hunkering van tallozen wordt tot uitdrukking gebracht in de smeekbede van iemand die zich tot Filippus richtte: ‘Hoe zou ik [de weg] kunnen [vinden], als niemand mij de weg wijst?’ [Handelingen 8:31.]
De wereld heeft uw hulp nodig. Er zijn knieën te schragen, handen vast te pakken, geesten te bemoedigen, harten te inspireren en zielen te redden. De oogst is inderdaad groot. Laat er geen misverstand over bestaan: u hebt de zendingskans van uw leven. Er wachten u eeuwige zegeningen. Aan u het voorrecht om geen toeschouwer maar […] speler te zijn.10
Iedere waardige, gezonde jongeman dient zich op een zending voor te bereiden. Een zending is een priesterschapsplicht – een plicht die de Heer verwacht van ons die zoveel hebben ontvangen. Jongemannen, ik spoor jullie aan om je voor te bereiden op een zending. Houd jezelf rein, zuiver en waardig, zodat je de Heer kunt vertegenwoordigen. Zorg dat je gezond en sterk blijft. Bestudeer de Schriften. Neem deel aan het seminarie en het instituut, waar dat beschikbaar is. […]
Zusters, hoewel jullie niet dezelfde priesterschapsplicht hebben als de jongemannen om een voltijdzending te vervullen, is jullie bijdrage in het zendingsveld waardevol en van harte welkom.
De oudere broeders en zusters in de kerk herinner ik eraan dat we behoefte hebben aan veel, veel meer voltijdzendingsechtparen. Als u nog niet de fase in uw leven hebt bereikt dat u als echtpaar op zending kunt gaan, spoor ik u aan om u, zo de omstandigheden het toelaten, nu al voor te bereiden op de dag dat die mogelijkheid zich aan u en uw partner voordoet. U krijgt niet zo heel vaak de kans om de fijne geest en voldoening te ervaren die uw deel zullen zijn als u samen voltijds in dienst van de Meester werkzaam bent.
Nu kan het zijn dat enkelen van u verlegen van aard zijn of zich niet geschikt achten om een dergelijke roeping te aanvaarden. Denk eraan dat dit het werk van de Heer is. Als wij in dienst van de Heer zijn, hebben wij recht op zijn hulp. De Heer zal de rug sterken waarop een last wordt gelegd.11
Bereid u erop voor om [waardig] te dienen, met het oog alleen op God en zijn doeleinden gericht. U zult nooit weten hoever de invloed van uw getuigenis en werk werkelijk reiken, maar u zult vreugdevol terugkeren vanwege de kans die u had om gehoor te geven aan de heilige roeping om de Meester te dienen. Degenen die u het licht van de waarheid brengt, zullen u voor eeuwig liefhebben.12
4
De Heer zal ons helpen bij ons zendingswerk.
[Een] voorbeeld van een leven dat gevuld is met toewijding […] is de zendingsbelevenis van Juliusz en Dorothy Fussek, die een oproep hadden ontvangen om een zending van anderhalf jaar in Polen te vervullen. Broeder Fussek was in Polen geboren. Hij sprak de taal. Hij hield van het volk. Zuster Fussek was Engels en wist weinig af van Polen en niets van het Poolse volk.
Maar met vertrouwen in de Heer gingen zij op pad om hun taak te vervullen. De woonomstandigheden waren primitief, het werk was eenzaam en hun taak was gigantisch. Er was toen nog geen volledige zendingsorganisatie in Polen. De opdracht die het echtpaar Fussek had gekregen, was om de weg voor te bereiden zodat er een permanente zendingsorganisatie kon komen, dat er andere zendelingen geroepen konden worden, mensen onderricht konden ontvangen, gemeenten gesticht konden worden, en er kerken gebouwd konden worden.
Wanhoopten broeder en zuster Fussek wegens de enorme omvang van hun taak? Geen moment. Zij wisten dat hun roeping van God kwam, zij baden om zijn goddelijke hulp, en zij wijdden zich met heel hun hart aan hun werk. Ze bleven geen anderhalf, maar vijf jaar in Polen. Alle doelen werden bereikt. Dat gebeurde in een bijeenkomst waarin de ouderlingen Russell M. Nelson, Hans B. Ringger en ik, vergezeld van ouderling Fussek, spraken met minister Adam Wopatka van de Poolse regering, en wij hoorden hem zeggen: ‘Uw kerk is hier welkom. U mag kerken bouwen, u mag zendelingen sturen. U bent welkom in Polen. Deze man,’ en hij wees op Juliusz Fussek, ‘heeft uw kerk goed gediend, en zijn vrouw eveneens. U kunt dankbaar zijn voor hun voorbeeld en hun werk.’
Laten wij, net als de Fusseks, doen wat we moeten doen in het werk van de Heer. Dan kunnen we, samen met Juliusz en Dorothy Fussek, de psalm ‘Mijn hulp is van de Heere’ zingen [Psalmen 121:2].13
5
Zendingswerk vereist voorbereiding, liefde voor anderen en onze uiterste inspanning.
Mag ik u een formule aan de hand doen die uw succes als zendeling verzekert:
-
Bereid u doelgericht voor;
-
Onderwijs met uw getuigenis;
-
Arbeid met liefde.
Ten eerste, bereid u doelgericht voor. Denk aan de voorwaarde die de Heer heeft gesteld: ‘Zie, de Heer verlangt het hart en een gewillige geest’ [Leer en Verbonden 64:34]. Zendingswerk is zwaar. Het kost energie, het put je uit, het eist het beste in je, en vaak moet je opnieuw beginnen. Geen ander werk vereist langere dagen, meer toewijding, of zulke opoffering en zoveel vurig gebed. […]
Ten tweede, onderwijs met uw getuigenis. Petrus en Johannes, vissers die tot bekering kwamen en apostelen werden, kregen de waarschuwing om Jezus Christus de gekruisigde niet te prediken. Hun antwoord was vastberaden: ‘Oordeel zelf of het juist is in Gods ogen, meer naar u te luisteren dan naar God. Want wij kunnen niet nalaten te spreken over wat wij gezien en gehoord hebben’ [Handelingen 4:19–20].
Paulus de apostel, die op zo’n voortreffelijke wijze van de waarheid getuigde, doelde op ons allen – leden en zendelingen – toen hij zijn dierbare vriend Timotheüs de volgende raad gaf: ‘Wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geest, in geloof en in reinheid’ [1 Timotheüs 4:12].
Ten derde, arbeid met liefde. Niets kan liefde vervangen. Vaak wordt deze liefde in kinderen wakker gemaakt door een moeder, uitgebouwd door een vader, en levend gehouden door de dienst aan God. Denk aan deze raad van de Heer: ‘En geloof, hoop, liefde en naastenliefde, met het oog alleen gericht op de eer van God, maken hem geschikt voor het werk’ [Leer en Verbonden 4:5]. Eenieder mag zich afvragen: Zijn mijn geloof, hoop, mensenmin en liefde vandaag groter geworden?14
45 jaar geleden werkte ik samen met Sharman Hummel in een drukkerij in Salt Lake City. Op een keer vroeg ik hem hoe hij zijn getuigenis van het evangelie had gekregen.
Hij antwoordde: ‘We woonden in het oosten van het land. Ik reisde met de bus naar San Francisco. In Salt Lake City stapte er een jong meisje in – een jeugdwerkmeisje – dat naast me kwam zitten. Ze was op weg naar haar tante in Reno in Nevada. Toen we Salt Lake City waren uitgereden, zag ik een reclamebord met de tekst: ‘U bent van harte welkom in de mormoonse zondagsschool.’
‘Ik zei tegen het meisje naast me: “Zo te zien zijn er veel mormonen in Utah.”
‘Zij antwoordde: “Ja, meneer.”
‘Toen vroeg ik haar: “Ben jij mormoon?”
‘Weer antwoordde zij: “Ja, meneer.”’
Toen vroeg Sharman Hummel haar: ‘Waar geloven mormonen in?’ En dat meisje zei het eerste geloofsartikel op, en legde het daarna uit. Vervolgens zei ze het tweede geloofsartikel op en legde uit wat het inhield. En daarna het derde, en het vierde, en het vijfde, en het zesde, en alle andere geloofsartikelen. En ze legde ze allemaal uit.
Sharman Hummel zei: ‘Ik was diep onder de indruk. Het eerste wat ik heb gedaan toen ik in San Francisco arriveerde’, zei Sharman, ‘was De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen opzoeken. […] Ik belde de zendingspresident, waarop hij twee zendelingen langs stuurde. Ik werd lid van de kerk, mijn vrouw werd lid en al onze kinderen werden lid.’
De hele familie Hummel is actief in de kerk gebleven. Iedere dochter is naar de tempel geweest. Heel veel mensen zijn dankzij deze familie tot de kennis van het evangelie gekomen – en dat allemaal omdat een meisje in de geloofsartikelen was onderwezen en de moed had om de waarheid te verkondigen aan iemand die op zoek was naar het licht van het evangelie.15
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
President Monson heeft gezegd dat ieder van ons ‘de opdracht om anderen over het evangelie van Christus te vertellen’ heeft (sectie 1). Waarom wil onze hemelse Vader dat wij het evangelie verkondigen? Op welke manieren hebt u het evangelie verkondigd? Wanneer hebt u gevoeld dat uw hemelse Vader uw inspanningen leidde? Wanneer hebt u vreugde ervaren door het evangelie te verkondigen?
-
Neem het verhaal van de zendeling in sectie 2 door. Waarom denkt u dat de manier waarop deze zendeling mensen zag hem hielp om het evangelie te verkondigen? Hoe heeft het evangelie u geholpen om veranderingen in uw leven aan te brengen?
-
Hoe is zendingswerk u of iemand die u kent tot zegen geweest? (Zie sectie 3.) Hoe kunnen we ons op zendingswerk voorbereiden? Wat kunnen volwassenen doen om kinderen en jongeren te helpen zich voor te bereiden op een zending? Hoe kunnen we de zendelingen helpen?
-
Wat kunnen we van het verhaal over ouderling en zuster Fussek leren? (Zie sectie 4.)
-
President Monson beklemtoonde dat ‘niets liefde kan vervangen’ bij zendingswerk (sectie 5). Waarom is liefde essentieel voor zendingswerk? Wat kunnen we over zendingswerk leren van het jonge meisje dat over de geloofsartikelen vertelde? Overweeg elke dag hoe u de volgende vraag van president Monson zou beantwoorden: ‘Is mijn geloof, hoop, mensenmin en liefde vandaag groter geworden?’
Relevante Schriftteksten
Ezechiël 34:11–15; Markus 16:15; Alma 26:1–16; Leer en Verbonden 15; 60:2; 84:85–88; 88:81; 123:11–17.
Onderwijstip
‘Als de leerlingen vertellen wat zij aan het bestuderen zijn, voelen zij niet enkel de Geest en versterken ze hun eigen getuigenis, maar moedigen zij ook de [familie- of] klasgenoten aan de waarheid voor zichzelf te ontdekken. […] Reserveer elke les tijd om de aanwezigen aan het woord te laten – soms zult u merken dat deze besprekingen de kern van de les zijn.’ (Zie Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland [2016], 30.)