Geloof in de Heer Jezus Christus vinden
Alleen geloof in de Heer Jezus Christus en zijn verzoening kan ons gemoedsrust, hoop en begrip geven.
Geloven in de Heiland en zijn zending is zo essentieel dat het ’t eerste beginsel van het evangelie is: ‘Geloof in de Heer Jezus Christus.’1 Wat is geloof? In zijn nieuwtestamentische brief aan de Hebreeën geeft de apostel Paulus deze definitie van geloof: ‘Geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.’2 En hoe ontwikkelen we geloof? Hoe krijgen we bewijzen van het bestaan van onze Heiland, die we niet hebben gezien? In de Schriften staat:
‘Sommigen wordt het door de Heilige Geest gegeven om te weten, dat Jezus Christus de Zoon van God is, en dat Hij voor de zonden der wereld werd gekruisigd.
Anderen wordt het gegeven hun woorden te geloven, opdat zij eveneens het eeuwige leven mogen hebben, indien zij getrouw blijven.’3
Al sinds het begin van de geschiedenis hebben profeten geweten dat Jezus Christus de Zoon van God is, en hebben zij van zijn zending in het sterfelijk leven en zijn verzoening voor alle mensen afgeweten. In heilige verslagen vinden wij de profetieën van duizenden jaren — niet alleen van de eerste komst van onze Heiland, maar ook van de wederkomst, een heerlijke gebeurtenis die zeker komt.
Als wij in de tijd van deze eerste profeten hadden geleefd, hadden wij hun woorden dan geloofd? Zouden wij geloof hebben gehad in de komst van onze Heiland?
In het oude Amerika profeteerde de Lamaniet Samuël dat er in de nacht van de geboorte van de Heiland ‘grote lichten aan de hemel [zouden] zijn (…) zodat het de mensen zal toeschijnen, alsof het dag was’.4
Velen geloofden Samuel en gingen op zoek naar Nephi, beleden hun zonden, bekeerden zich en lieten zich dopen. ‘En engelen verschenen aan [hen] en verkondigden hen blijde tijdingen van grote vreugde.’5
Maar de meeste Nephieten ‘begonnen […] hun hart te verstokken’6 en werden blind voor de ‘wonderbare werken’ in hun tijd. Die tekens werden gegeven ‘opdat [de mensen] zouden weten, dat de Christus spoedig moest komen.’7 Maar in plaats van er acht op te slaan, gingen de Nephieten ‘op hun eigen […] wijsheid vertrouwen, en zeiden: […] sommige dingen hebben [de gelovigen] juist geraden; maar […] wij weten, dat […] het niet redelijk [is] dat zulk een Wezen, als een Christus, zal komen.’8
In die tijd overtuigden enkelen die dit ontkenden, antichristen genoemd, anderen dat een Heiland en een verzoening niet nodig waren. Toen Samuëls profetie eindelijk uitkwam, en er ‘een dag, een nacht en een dag [was], alsof die één dag waren’9, wat moeten zij die de profeten geloofd hadden toen een vreugde hebben gevoeld! ‘Het was geschied, ja, alles, in ieder opzicht, volgens de woorden van de profeten. En tevens verscheen er een nieuwe ster, overeenkomstig het woord.’10
Zij die de woorden van de profeten geloofden, erkenden de Heiland gedurende zijn leven en bediening, en werden gezegend doordat zij Hem volgden. Maar soms werd het geloof van zelfs de meest toegewijde volgelingen op de proef gesteld. Na de kruisiging hoorde Tomas zijn broeders getuigen dat de Heiland uit het graf was opgestaan. Maar in plaats van hun woorden te geloven, zei Tomas: ‘Indien ik […] niet zie […], zal ik geenszins geloven’.11 Later kreeg deze geliefde apostel de gelegenheid om de tekens van de spijkers in de handen van de Heiland aan te raken, en hij zei: ‘Mijn Here en mijn God!’12 Vervolgens leerde de Heiland hem en ons allen liefdevol wat geloof inhoudt: ‘Omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd. Zalig zijn zij, die niet gezien hebben en toch geloven.’13
Gelovigen in Amerika werden met soortgelijke beproevingen van hun geloof geconfronteerd. Zoals Samuel had geprofeteerd, waren er ‘donderslagen en bliksemen’14 en bedekte duisternis ‘de ganse aarde voor drie dagen’.15 Maar zij die ‘de profeten hadden ontvangen en niet gestenigd’16 vluchtten niet bang weg. Zij herkenden dit als ‘het teken [dat] was gegeven’17 van de Heiland en zijn dood, en zij kwamen bij de tempel bijeen en verwonderden zich er samen over. En daar verscheen Hij aan hen, en zei:
‘Ziet, Ik ben Jezus Christus, die in de wereld zou komen, zoals de profeten hebben getuigd.
‘(…) Ik heb uit die bittere beker gedronken, die de Vader Mij heeft gegeven, en Ik heb de Vader verheerlijkt door de zonden der wereld op Mij te nemen. (…)
‘En toen Jezus deze woorden had gesproken, viel de ganse schare ter aarde; want zij werden indachtig, dat onder hen was geprofeteerd, dat Christus zich na zijn hemelvaart aan hen zou vertonen.’18
Broeders en zusters, de profetieën van de eerste komst van Christus werden ‘in ieder opzicht’ vervuld. Als gevolg daarvan geloven velen in de hele wereld dat de Heiland echt is gekomen dat Hij in het midden des tijds heeft geleefd. Maar er moeten nog veel profetieën worden vervuld! Tijdens deze conferentie, en andere conferenties, horen we levende profeten profeteren en getuigen van Christus’ tweede komst. Zij getuigen ook van de tekens en wonderen die overal om ons heen plaatsvinden en die ons zeggen dat Christus beslist wederkomt. Geloven wij hun woorden? Of wachten wij, ondanks hun getuigenissen en waarschuwingen, op bewijzen — wandelen wij ‘op klaarlichte dag in duisternis’19 en weigeren wij de gebeurtenissen in het licht van de hedendaagse profetieën te zien en ontkennen wij dat het Licht der wereld zal terugkeren om ons te besturen en te regeren?
Gedurende mijn leven heb ik veel goede, grootmoedige mensen meegemaakt die zich aan christelijke waarden hielden. Maar sommigen ontbreekt het aan het geloof dat Hij leeft, dat Hij de Heiland van de wereld is, en dat zijn kerk op aarde hersteld is. Omdat zij de woorden van de profeten niet geloven, ontbreekt het ze aan de vreugde van het evangelie en van de heilsverordeningen.
Ik heb een goede vriend die op een dag in een moment van broederlijke genegenheid vroeg: ‘Ouderling Hales, ik wil graag geloven. Ik heb altijd willen geloven, maar hoe doe ik dat?’ Vandaag wil ik die vraag beantwoorden.
De apostel Paulus heeft aan de Romeinen geschreven: ‘Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.’20 Alleen al het feit dat u naar deze conferentie kijkt of luistert, of de toespraken leest, betekent dat u het woord van Christus hoort. De eerste stap tot ontwikkeling van geloof in de Heer Jezus Christus is zijn woord — gesproken door zijn dienstknechten, de profeten — uw hart te laten raken. Maar het is niet genoeg om die woorden alleen maar over u heen te laten komen, alsof u alleen al daardoor getransformeerd kunt worden. Wij moeten ons deel doen. Of, met de woorden van de Heiland zelf: ‘Wie oren heeft, die hore!’21 Met andere woorden: horen betekent in dit geval actief luisteren. ‘Geloof zonder werken is dood.’22 Het betekent dat we de leringen serieus nemen, zorgvuldig overwegen, in gedachten onderzoeken. Zoals de profeet Enos leerde, betekent het dat we het getuigenis dat anderen van het evangelie hebben sterk ‘ter harte’23 nemen. Laten we eens kijken naar enkele elementen van Enos’ diepzinnige, geloofsontwikkelende ervaring:
Ten eerste hoorde Enos evangelische waarheden van zijn vader, net zoals u die in uw gezin en tijdens deze conferentie hoort. Ten tweede nam hij zijn vaders leringen over ‘het eeuwige leven en de vreugde der heiligen’24 sterk ter harte. Ten derde was hij vol verlangen om er voor zichzelf achter te komen of die leringen waar waren, en waar hij stond wat zijn Schepper betreft. Enos zegt: ‘mijn ziel hongerde’.25 Door die grote geestelijke honger kwam Enos in aanmerking voor de zegen in deze belofte van de Heiland: ‘Gezegend zijn allen, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen met de Heilige Geest worden vervuld.’26 Ten vierde gehoorzaamde Enos de geboden van God. Daarmee stemde hij zich af op de invloed van de Heilige Geest. Ten vijfde schrijft Enos: ‘Ik knielde voor mijn Maker neder en riep Hem aan in krachtig gebed en smeken voor mijn ziel; en de ganse dag riep ik Hem aan; ja, toen de avond viel, verhief ik nog steeds mijn stem ten hemel.’27 Het was niet makkelijk. Het geloof kwam niet snel. In feite noemde Enos zijn ervaring met het gebed een ‘strijd […] die ik voor God had’28 Maar het geloof kwam. Door de kracht van de Heilige Geest kreeg hij zijn eigen getuigenis.
We kunnen geen geloof zoals dat van Enos krijgen zonder zelf in gebed strijd te leveren voor God. Ik getuig dat de beloning de moeite waard is. Onthoud deze stappen: (1) hoor het woord van God, gesproken en geschreven door zijn dienstknechten, (2) neem dat woord sterk ter harte, (3) honger in uw ziel naar gerechtigheid, en (4) leef de evangeliewetten, -verordeningen en -verbonden getrouw na, en (5) verhef uw stem in vurig gebed en smeekbeden, en vraag in geloof te mogen weten dat Jezus Christus onze Heiland is. Ik beloof u dat als u dit oprecht en onophoudelijk doet, de woorden die Christus tot zijn discipelen heeft gesproken, voor u zullen uitkomen: ‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.’29
Krijgen we eenmaal een sprankje geloof in Jezus, dan maakt onze hemelse Vader het mogelijk dat ons geloof versterkt wordt. Dat gebeurt op veel verschillende manieren, waaronder de beleving van tegenspoed. Een kennis schreef mij onlangs:
‘Wij hebben een kleinzoon van twee en een half jaar verloren aan leukemie. (…) Mijn kinderen hebben zijn ledikantje nog steeds niet weggehaald, terwijl het [binnenkort] al zeven jaar geleden is dat hij overleed. [Het is] moeilijk om geloof te hebben. [Ik] raakte een vriend [van] 69 kwijt. [Hij] had in een periode van tien jaar drie verschillende soorten kanker gekregen en had twee keer een remissie gehad. [Eerst vonden ze het in zijn] nieren, [toen in zijn] hersenen, [en] toen in [zijn] longen. [Hij] kon zich er niet meer tegen verzetten. [Hij] probeerde alles wat in menselijk opzicht maar enigszins mogelijk is, en zes jaar geleden ontdekte hij het geloof (…) maar kreeg er geen dag extra door, dus ik neem aan dat het moeilijk is om te geloven.’
Mijn antwoord aan haar luidde: ‘Ik was diep geraakt door het verhaal over het verlies van je kleinzoon aan leukemie. Hopelijk vinden je kinderen en jij gemoedsrust als je antwoorden zoekt op de vraag over het doel van het leven. We krijgen geloof als we met een oprecht verlangen bidden om dichtbij God te komen en we op Hem vertrouwen om onze lasten te dragen en ons antwoorden te geven op de onverklaarde verborgenheden rond het doel van het leven: waar zijn we vandaan gekomen? Waarom zijn wij op aarde? En waar gaan we naar toe na ons verblijf op aarde? Het gaat jullie kleintje goed omdat hij gestorven is voordat hij acht werd, de leeftijd van verantwoordelijkheid, en hij bij God is. Streef ernaar geloof te krijgen, en mogen Gods zegeningen de jouwe zijn.’
Is het niet interessant dat degene die lijdt vaak door dat lijden geloof krijgt en de wil van de Heer aanvaardt — ‘uw wil geschiede’30 — terwijl familieleden of verzorgers het moeilijk vinden om de tragische uitkomst te aanvaarden en hun geloof door die ervaring te versterken. We kunnen geloof niet meten aan de hand van ‘een dag extra’.
Als we met levensproblemen te maken krijgen, en ieder van ons krijgt ze, dan kan het moeilijk lijken om geloof te hebben. Dan kan alleen geloof in de Heer Jezus Christus en zijn verzoening ons gemoedsrust, hoop en begrip geven. Alleen geloof dat Hij voor ons heeft geleden, geeft ons de kracht om tot het einde toe te volharden. Als we dat geloof ontwikkelen, maken we een grote verandering van hart door en worden we, net als Enos, sterker en krijgen we het verlangen om te pleiten voor het welzijn van onze broeders en zusters. Wij bidden voor hen dat ook zij mogen worden opgebouwd en gesterkt door geloof in de verzoening van onze Heiland, Jezus Christus.
Laten we eens kijken naar enkele profetische getuigenissen van de invloed die de verzoening op ons heeft. Ik nodig u uit om ze goed ter harte te nemen en er de honger en dorst in uw ziel mee te stillen.
‘En te dien dage viel de Heilige Geest, die getuigt van de Vader en de Zoon, op Adam, zeggende: Ik ben de Eniggeborene des Vaders, sedert den beginne (…) opdat gij, die immers gevallen zijt, en alle mensen verlost worden.’31
De Heer vertoonde Zich aan de broeder van Jared en zei: ‘Zie, Ik ben het, die sedert de grondlegging der wereld was bereid om mijn volk te verlossen. In Mij zal het ganse mensdom, namelijk zij, die in mijn naam zullen geloven, licht hebben, en wel voor eeuwig.’ 32
Abinadi getuigde: ‘Ik zou willen, dat gij zoudt verstaan, dat God zelf onder de mensenkinderen zal nederdalen en zijn volk verlossen. (…) Ja, zo zal Hij worden geleid, gekruisigd en gedood (…) om [Hem] macht [te geven] om de Voorspraak te zijn voor de mensenkinderen (…) [en zo] heeft Hij hen verlost en aan de eisen der gerechtigheid voldaan.’33
En ten laatste Joseph Smith. Als jongen van veertien had hij al onwankelbaar geloof en volgde hij de raad op van de profeet Jakobus om God te bidden.34 Vanwege zijn profetische roeping verschenen God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus, aan hem en gaven zij hem instructies. Wat was dit eerste visioen heerlijk voor de eerste profeet van deze laatste bedeling! Zestien jaar later werd hij in de Kirtlandtempel weer door de Heiland bezocht, en getuigde hij: ‘Wij zagen de Here (…) en zijn stem was als het geruis van grote wateren, ja, de stem van Jehova, zeggende: Ik ben de Eerste en de Laatste; Ik ben het, die leeft, Ik ben het, die werd gedood; Ik ben uw Voorspraak bij de Vader.’35
Mijn kennis en ieder die in zijn ziel hongert naar geloof, nodig ik uit om ‘deze Jezus te zoeken, van wie de profeten en apostelen hebben geschreven’.36 Neem hun getuigenis dat de Heiland zijn leven voor u heeft gegeven sterk ter harte. Streef ernaar om door gebed en de Heilige Geest een getuigenis van die waarheid te krijgen, en laat uw geloof vervolgens sterker worden terwijl u met vreugde de beproevingen van dit sterfelijk leven tegemoet treedt en u voorbereidt op het eeuwige leven.
Jezus Christus is echt gekomen. Hij heeft echt op aarde geleefd. En Hij komt echt terug. Dat weet ik zeker en daar wil ik van getuigen. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.