2004
Uit het kleine komt het grote voort
November 2004


Uit het kleine komt het grote voort

We mogen niet lusteloos in onze goede werken worden, noch mogen we ongeduldig worden. De veranderingen waar we naar streven, zullen ‘op hun tijd’ geschieden.

De woorden van de prachtige lofzang over de herstelling die aan het begin van deze bijeenkomst is gezongen, houden mijn gedachten en mijn hart bezig sinds we voor het eerst het thema uitzochten. ‘Laat Zion opstaan in haar pracht, haar grenzen uitgebreid (…) trek pronkgewaden aan om Hem, de Heer, (…) tegemoet te gaan.’ (‘Laat Zion opstaan in haar pracht’, lofzang 29.) Het is heerlijk om na te denken over die beloofde tijd dat de Heer zal terugkeren, maar het is ook goed om te overwegen wat voor veranderingen we moeten aanbrengen om ons daarop voor te bereiden. Maar lieve zusters, als ik u en uw toewijding aanschouw, geloof ik dat we als volk niet zoveel tekortschieten als we vaak denken. We kunnen bij onze voorbereiding vertrouwen en hoop hebben.

September 1832 was een drukke tijd voor de heiligen. De profeet was met de voorbereidingen bezig om naar het huis van John Johnson ten zuidoosten van Kirtland te verhuizen. De andere broeders waren zich aan het voorbereiden om naar Missouri te gaan. Tijdens al die voorbereidingen ontving Joseph Smith de openbaring die nu in Leer en Verbonden 64 staat. Nadat Hij de mannen opdracht had gegeven om naar Missouri te gaan, zei de Heer: ‘Maar alle dingen moeten op hun tijd geschieden. Verflauwt daarom niet in goeddoen, want gij legt het fundament van een groot werk. En uit het kleine komt het grote voort’ (LV 64:32–33; cursivering toegevoegd).

Deze verzen zijn een leidraad voor ons als wij ons en ons gezin voorbereiden om in ‘zware tijden’ te leven. (Zie 2 Timoteüs 3:1.) We mogen niet lusteloos in onze goede werken worden, noch mogen we niet ongeduldig worden. De veranderingen waar we naar streven, zullen ‘op hun tijd’ geschieden. Maar het belangrijkste is dat het grote werk dat we willen verrichten, ‘uit het kleine’ zal voortkomen.

Ik heb geleerd dat een van die kleine dingen is dat ik de tijd moet vinden om dagelijks mijn eigen geestelijke reservoir te vullen. Het is verleidelijk om een lange lijst met zwakheden te maken en daar aan te gaan werken alsof je leven er vanaf hangt. Zelfverbetering lijkt wel op een project, maar het is eigenlijk een innerlijke verandering. Als wij als vrouw strijden om in het leven overeind te blijven — kinderen opvoeden, in behoeften voorzien, naar school gaan, problemen met oud of ziek worden — komt ons eigen geestelijk niveau vaak onderaan onze lange lijst terecht.

Schriftstudie en gebed kunnen verandering teweegbrengen — maar niet vanzelf. Als we met één oog lezen en met een half hart bidden, zijn we plichtmatig bezig, en hoewel die tijd niet waardeloos is, is die ook niet echt productief. Met de hulp van ons gezin moeten we voldoende tijd vrijmaken om te studeren (niet alleen lezen), te overwegen, te voelen en op antwoord te wachten. De Heer heeft beloofd dat Hij ons zal sterken en verfrissen als wij ieder dag tijd voor Hem vrijmaken. (Zie LV 88:63.)

Zusters, wij moeten ons voorbereiden als we willen dienen, en wij moeten dienen als wij ons willen voorbereiden. Toen ik zestien was, werd ik gevraagd om driejarige kinderen in de toenmalige junior zondagsschool les te geven. (Die hadden we toen, weet u nog.) Het waren drukke kinderen. Ze klommen op of kropen onder de tafel en stoelen, en ze zaten nooit stil. Ik was erg onervaren, en gedurende de eerste weken vroeg ik me af of ik die roeping wel had mogen aanvaarden.

Maar ik hield vol, en wat ik al snel leerde, was dat het niet voldoende was om alleen om hulp te bidden. Ik moest me voorbereiden. Dat hield in dat ik activiteiten, verhalen en lessen moest voorbereiden, en dat ik een plan B moest hebben, en de plannen C tot en met Z. Toen ik jaren later werd geroepen om een junior zondagsschool te leiden, wist ik hoe ik de nieuwe leerkrachten moest helpen. Ik wist hoe ik van die kinderen kon genieten, en hoe belangrijk het is om trouw mijn roeping te vervullen.

Net als velen van u heb ik veel roepingen in de kerk gehad. Sommige zijn makkelijker dan andere geweest, maar ik heb altijd geprobeerd ze groot te maken. Maar wordt u ooit nerveus van de woorden ‘uw roeping grootmaken’? Ik wel! Onlangs las ik wat president Thomas S. Monson over dat onderwerp heeft gezegd: ‘En hoe maken we onze roeping groot? Eenvoudigweg door het werk te verrichten dat van ons verwacht wordt.’ (‘Macht in het priesterschap’, Liahona, januari 2000, p. 60.) Dat kunnen we, zusters! Ik hoor vrouwen zeggen dat ze door hun roeping uitgeput raken of dat ze geen tijd hebben om te dienen. Maar onze roeping grootmaken wil niet zeggen dat we hele nachten opblijven om uitreikbladen en uitgebreide decoraties te maken. Het houdt niet in dat we altijd iets moeten meenemen als we op huisbezoek gaan. Soms zijn we onze eigen vijand. Laten we de zaken vereenvoudigen. Een goede les komt door geestelijke voorbereiding tot stand. Laten we ons op de beginselen van het evangelie richten en op het materiaal in ons lesboek. Laten we door middel van besprekingen interessante ideeën uitwisselen, en niet door extra werk waardoor we zo moe worden dat we met tegenzin onze roeping vervullen.

Als we geroepen worden om te dienen, wordt er geen datum van ontheffing genoemd. Ons leven is onze dienstbaarheid. Lois Bonner, een vrouw in onze ring van 92 jaar oud, begon haar dienstbaarheid als huisbezoekster toen ze ruim 65 geleden trouwde. En ze is nog steeds dienstbaar. Het echtpaar Nelson uit Canada en het echtpaar Ellsworth uit Utah hebben ons als zendeling in onze kleine, groeiende wijk in Missouri onderwezen, begeleid en liefgehad. Door hen leerden we de vreugde van dienstverlening kennen en haalden we ons voordeel uit de wijsheid van hun ervaringen. Ik kan me geen betere manier bedenken om onze hemelse Vader voor al onze zegeningen te bedanken dan door zijn kinderen te dienen, ongeacht onze leeftijd.

En eindelijk ga ik begrijpen hoe belangrijk onze offers zijn — En dan bedoel ik vooral onze tiende en vastengaven. In de Leer en Verbonden moedigt de Heer ons herhaaldelijk aan om voor elkaar te zorgen en onze stoffelijke middelen te gebruiken om het koninkrijk van God op te bouwen. Onze bereidheid om dat te doen, is in feite een vereiste voor de wederkomst van de Heer op aarde. (Zie Daniel H. Ludlow, A Companion to Your Study of the Doctrine and Covenants, 2 delen [1978], deel 2, p. 46.) Hoewel onze omstandigheden verschillen, is het belangrijk dat wij geven wat we kunnen. De Heer heeft zelden van iemand geëist dat hij alles opgeeft, maar het is belangrijk dat Hij weet dat we dat zullen en kunnen doen als dat van ons gevraagd wordt. (Zie Bruce R. McConkie, ‘Obedience, Consecration, and Sacrifice’, Ensign, mei 1975, p. 50.) In een van de ringen waar mijn man en ik gewoond hebben, moedigde de ringpresident de leden aan om hun vastengaven te verdubbelen en zich voor te bereiden op de zegeningen die daaruit zouden voortkomen. Ik kan nu uit persoonlijke ervaring getuigen dat de Heer ons op ondoorgrondelijke wijze zal zegenen als wij trouw en royaal van onze middelen afstaan.

Een geestelijke instelling door gebed en studie. Andere mensen dienen. Tiende en royaal andere gaven betalen. Dat zijn geen nieuwe beginselen. Ze zijn onderdeel van ‘het kleine’ waaruit het grote voort zal komen. Maar in het volgende vers staat wat de Heer van ons verwacht. Hij verlangt ‘het hart en een gewillige geest’ (LV 64:34; cursivering toegevoegd). Het zijn ons hart en onze geest die vernieuwd moeten worden. Wij hebben allemaal tekortkomingen, zwakheden en een onvolmaakte instelling. De Heer wil dat wij openhartig tegen Hem zijn — en niets achterhouden. Hij zegt dat wij niet moeten proberen ons ‘eigen leven te behouden’, maar ‘mijn wil te doen en mijn geboden te onderhouden’ (Helaman 10:4). Die innerlijke verandering komt tot stand als wij doen en geven wat we kunnen, en dan ons hart en onze wil aan de Vader bieden. Als we dat doen, belooft onze Vader dat we nu en in de eeuwigheid een overvloedig leven zullen leiden. We hoeven niet bang te zijn.

Zusters, word niet lusteloos in goeddoen. Als we geduldig zijn, kunnen we die innerlijke verandering ondergaan. Voor de meesten van ons is daar maar een kleine koersverandering voor nodig, waardoor wij naar het geografische noorden geleid worden. De aanpassingen die wij moeten doen, zijn niet meer dan ‘het kleine’, maar dat houdt niet in dat ze gemakkelijk zijn. Er zijn te veel krachten die ons kompas in de war brengen. Maar de aantrekkingskracht van de poolster kunnen we herkennen. Dat is de weg naar huis.

Ik getuig tot u dat de beloften die onze Vader zijn geliefde dochters heeft gegeven, werkelijk uitkomen. Ik getuig dat als wij onszelf afstemmen op het voorbeeld van de Heiland, we zullen weten dat Zion in haar pracht aan het opstaan is, dat wij een volk aan het worden zijn dat op zijn wederkomst voorbereid is. In de naam van Jezus Christus. Amen.