2004
Eén van deze mijn minste broeders
November 2004


Eén van deze mijn minste broeders

Laat niemand de kracht van het geloof in gewone heiligen der laatste dagen onderschatten.

Er staat een boodschap voor heiligen der laatste dagen in een zelden aangehaalde openbaring die de profeet Joseph Smith in 1838 ontving. ‘Ik gedenk mijn dienstknecht Oliver Granger; zie, voorwaar, zeg Ik hem, dat zijn naam voor eeuwig van geslacht op geslacht in heilige herinnering zal worden gehouden, zegt de Here’ (LV 117:12).

Oliver Granger was een heel gewoon man. Hij was bijna blind, want hij had ‘zijn gezichtsvermogen verloren door kou en ontbering’ (History of the Church, deel 4, p. 408). Het Eerste Presidium beschreef hem als ‘een man van de grootste integriteit en morele deugd; kortom, een man Gods’ (History of the Church, deel 3, p. 350).

Toen de heiligen verdreven werden uit Kirtland (Ohio), in een episode die zich zou herhalen in Independence, Far West en Nauvoo, bleef Oliver achter om hun bezittingen te verkopen voor het weinige geld dat hij ervoor kon krijgen. Er was niet veel kans dat hij daarin zou slagen. En hij slaagde er ook niet in!

Maar de Heer zei: ‘Laat hij daarom ernstig strijden voor de bevrijding van het Eerste Presidentschap mijner kerk, zegt de Here; en wanneer hij valt, moet hij wederom opstaan, want zijn opoffering zal voor Mij heiliger zijn dan zijn [opbrengst], zegt de Here’ (LV 117:13).

Wat deed Oliver Granger waardoor zijn naam in heilige herinnering zou worden gehouden? Eigenlijk niet veel. Het ging niet zozeer om wat hij deed, maar om wat hij was.

Als we Oliver eer betonen, moet veel, en misschien wel de meeste, eer Lydia Dibble Granger, zijn vrouw, toekomen.

Oliver en Lydia verlieten Kirtland uiteindelijk om zich bij de heiligen in Far West (Missouri) te voegen. Ze waren nog maar enkele kilometers buiten Kirtland, toen een bende ze tegenhield. Ze voegden zich pas later bij de heiligen in Nauvoo.

Oliver overleed op 47-jarige leeftijd en Lydia bleef alleen achter om voor hun kinderen te zorgen.

De Heer verwachtte niet dat Oliver volmaakt was, misschien niet eens dat hij zou slagen. ‘Wanneer hij valt, moet hij wederom opstaan, want zijn opoffering zal voor Mij heiliger zijn dan zijn [opbrengst], zegt de Here’ (LV 117:13).

We kunnen niet verwachten dat we altijd zullen slagen, maar we moeten wel ons uiterste best doen.

‘Want Ik, de Heer, zal alle mensen oordelen naar hun werken, naar het verlangen van hun hart’ (LV 137:9).

De Heer heeft tegen de kerk gezegd:

‘Wanneer Ik enigen der mensenkinderen een gebod geef om een werk te verrichten ter ere van mijn naam, en die mensenkinderen met alle macht en met al hetgeen zij bezitten te werk gaan om die taak te volbrengen, en hun ijver niet laten verslappen, en hun vijanden overvallen hen, en verhinderen hun dat werk te volbrengen, ziet, dan betaamt het Mij, dat werk niet meer van die mensenkinderen te vereisen, doch hun offers aan te nemen. (…)

‘En dit geef Ik u tot voorbeeld, tot uw vertroosting aangaande allen, aan wie werd geboden een werk te verrichten, en die door hun vijanden en door verdrukking hierin zijn verhinderd, zegt de Here, uw God’ (LV 124:49, 53; zie ook Mosiah 4:27).

De weinigen in Kirtland zijn inmiddels miljoenen gewone heiligen der laatste dagen wereldwijd geworden. Zij spreken veel verschillende talen, maar zijn door de taal van de Geest één in geloof en begrip.

Die trouwe leden sluiten en onderhouden verbonden en streven ernaar waardig te zijn om de tempel te betreden. Zij geloven de profetieën en steunen leidinggevenden in wijk en gemeente.

Net als Oliver steunen zij het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf en aanvaarden zij wat de Heer heeft gezegd: ‘Indien mijn volk zal luisteren naar mijn stem en naar de stem van mijn dienstknechten, die Ik heb aangewezen om mijn volk te leiden, zie, voorwaar zeg Ik u, dan zal het niet uit zijn plaats worden bewogen’ (LV 124:45).

In de openbaring die als voorwoord bij de Leer en Verbonden is gegeven, legde de Heer uit wie zijn werk zou doen. Luister goed als ik die openbaring voorlees, en denk aan het vertrouwen dat de Heer in ons heeft:

‘Omdat Ik, de Here, wist, welk een onheil er over de inwoners der aarde zou komen, riep Ik mijn dienstknecht Joseph Smith jr. en sprak tot hem van de hemel, en gaf hem geboden;

‘En Ik gaf eveneens geboden aan anderen, dat zij deze dingen aan de wereld moesten bekendmaken: en dit alles, opdat zou mogen worden vervuld, hetgeen door de profeten is geschreven —

‘De zwakke dingen der wereld zullen voortkomen en de machtige en sterke afbreken, opdat de mens niet bij zijn medemens te rade zou gaan, noch in de arm des vlezes vertrouwen.’

Uit het volgende vers is af te leiden dat het priesterschap bevestigd kan worden op gewone mannen en jongens die dat waardig zijn:

‘Maar opdat ieder mens in de naam van God, de Here, de Zaligmaker der wereld, zou mogen spreken. (…)

‘Opdat de volheid van mijn evangelie door de zwakken en eenvoudigen zou mogen worden verkondigd tot de einden der wereld en voor koningen en regeerders.

‘Ziet, Ik ben God en heb het gesproken; deze geboden zijn van Mij en werden aan mijn dienstknechten in hun zwakheid gegeven; in hun eigen taal, opdat zij ze zouden mogen begrijpen.

‘En in zoverre zij dwaalden, dat het zou mogen worden bekendgemaakt;

‘En in zoverre zij wijsheid zochten, zij mochten worden onderricht;

‘En in zoverre zij zondigden, zij mochten worden gekastijd, opdat zij zich zouden bekeren;

‘En in zoverre zij ootmoedig waren, zij sterk mochten worden gemaakt, en van omhoog gezegend, en van tijd tot tijd kennis mochten ontvangen’ (LV 1:17-20, 23–28; cursivering toegevoegd).

En nu komt er een nieuwe generatie jongeren naar voren. Wij zien kracht in hen die groter is dan we ooit tevoren hebben gezien. Drank, drugs en onzedelijkheid maken geen deel uit van hun leven. Ze komen samen in evangeliestudie, gezellige avonden en dienstbetoon.

Ze zijn niet volmaakt. Nog niet. Ze doen wat ze kunnen, en ze zijn sterker dan de generaties die hen zijn voorgegaan.

Zoals de Heer tegen Oliver Granger zei: ‘Wanneer [zij vallen], moet[en zij] wederom opstaan, want [hun] opoffering zal voor Mij heiliger zijn dan [hun opbrengst]’ (LV 117:13).

Sommigen maken zich eindeloos zorgen over een zending die ze niet vervuld hebben, of een huwelijk dat mislukt is, of baby’s die niet gekomen zijn, of kinderen die afgedwaald lijken, of dromen die niet uitgekomen zijn, of beperkingen die hun leeftijd oplegt. Ik geloof dat het de Heer niet behaagt als we ons druk maken omdat we menen dat we niet genoeg doen, of dat wat we doen niet goed genoeg is.

Sommigen dragen nodeloos een schuldgevoel met zich mee dat door belijdenis en bekering weg te nemen is.

De Heer zei niet tegen Oliver: ‘[Als] hij valt’, maar ‘Wanneer hij valt, moet hij wederom opstaan’ (LV 117:13; cursivering toegevoegd).

Enkele jaren geleden waren we in de Filipijnen vroeg voor een conferentie. Op de stoep zaten een vader en moeder met vier kleine kinderen, in hun mooiste zondagse kleding. Ze hadden een busrit van enkele uren achter de rug en namen hun eerste maaltijd van die dag. Ze aten allemaal een kolf koude, gekookte maïs. De kosten van de busreis naar Manilla was waarschijnlijk uit hun voedselbudget gekomen.

Toen ik naar dat gezin keek, werd ik overmand door emotie. Dat is de kerk. Dat is de kracht. Dat is de toekomst. Net als gezinnen in zoveel landen, betalen zij hun tiende, steunen zij hun leiders en doen ze hun best om zich dienstbaar te maken.

Mijn vrouw en ik bereizen de wereld al meer dan veertig jaar. We kennen leden van de kerk in misschien wel honderd landen. Wij hebben de kracht in hun eenvoudige geloof gevoeld. Hun getuigenis en hun offers hebben zeer veel indruk op ons gemaakt.

Ik krijg niet graag lof toegezwaaid. Complimenten zitten me altijd dwars, want het grote werk om het evangelie voort te stuwen is altijd en wordt nu en in de toekomst gedaan door gewone leden.

Mijn vrouw en ik verwachten geen grotere beloning voor onszelf dan onze eigen kinderen of onze ouders. We zetten onze kinderen er niet toe aan om als levensdoel een vooraanstaande en opvallende functie in de wereld of zelfs in de kerk te hebben. Dat heeft zo weinig te maken met de waarde van de ziel. Zij laten onze dromen uitkomen als ze het evangelie nakomen en hun kinderen in geloof opvoeden.

Net als Johannes kennen wij geen ‘groter blijdschap […] dan dat mijn kinderen in de waarheid wandelen’ (3 Johannes 1:4).

Jaren geleden verliet ik, als president van het zendingsgebied New England, Fredericton, in New Brunswick. Het was veertig graden onder nul. Toen het vliegtuig wegtaxiede van de kleine terminal, zag ik twee jonge zendelingen buiten staan wuiven. Ik dacht: ‘Dwaze jongens. Waarom gaan ze niet naar binnen, waar het warm is?’

Plotseling kreeg ik een krachtige ingeving, een openbaring: daar, in de vorm van die twee gewone, jonge zendelingen, staat de priesterschap van de almachtige God. Ik leunde achterover en had er vrede mee om het zendingswerk in die hele Canadese provincie in hun handen te laten. Het was een les die ik nooit zal vergeten.

Twee maanden geleden hielden ouderling William Walker van de Zeventig en ik in Naha, op het eiland Okinawa, een zoneconferentie voor 44 zendelingen. President Mills van het zendingsgebied Fukuoka (Japan) was verhinderd wegens een naderende hevige tyfoon. De jonge zoneleiders leidden die bijeenkomst met net zoveel inspiratie en waardigheid als hun zendingspresident dat had kunnen doen. Wij gingen de volgende ochtend bij stormachtige wind weg en hadden er vrede mee om de zendelingen aan hun zorg toe te vertrouwen.

Onlangs vergaderden de ouderlingen Russell Ballard en Henry Eyring van de Twaalf en ik met president David Sorensen en anderen van de Zeventig met 21 zendingspresidenten en 26 gebiedszeventigers in Osaka (Japan). Onder de gebiedszeventigers bevonden zich de ouderlingen Subandriyo uit Jakarta (Indonesië); Tsjoe-Djen Tsjia uit Beijing (China); Remus G. Villarete uit de Filipijnen; Won Jong Ko uit Korea; en 22 anderen — er waren maar twee Amerikanen onder hen. Het was een vereniging van volken, talen en mensen. Geen van hen werd ervoor betaald. Zij zetten zich in zonder bezoldiging, dankbaar om geroepen te zijn tot dit werk.

Wij herorganiseerden ringen in Okazaki, Sapporo en Osaka in Japan. Alledrie de nieuwe ringpresidenten en een ongelooflijk aantal leiders was als tiener lid van de kerk geworden. De meesten hadden in de oorlog hun vader verloren.

Ouderling Yoshihiko Kikuchi van de Zeventig behoort tot die generatie.

De rampen die de Heer voorzag, treffen nu een onbekeerlijke wereld. En meteen komen er, generatie op generatie, jongeren naar voren. Zij treden in het huwelijk. Zij komen de verbonden na die zij in het huis des Heren hebben gesloten. Zij krijgen kinderen en laten niet toe dat de maatschappij grenzen stelt aan hun gezinsleven.

Vandaag laten we deze profetie uitkomen, ‘dat [de] naam [van Oliver Granger] voor eeuwig van geslacht op geslacht in heilige herinnering zal worden gehouden’ (LV 117:12). Naar wereldse maatstaven was hij geen groot man. Niettemin heeft de Heer gezegd: ‘Laat daarom niemand mijn dienstknecht Oliver Granger verachten, doch laten de zegeningen (…) voor eeuwig op hem rusten’ (LV 117:15).

Laat niemand de kracht van het geloof in gewone heiligen der laatste dagen onderschatten. Bedenk dat de Heer heeft gezegd: ‘In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (Matteüs 25:40).

Hij heeft beloofd dat ‘de Heilige Geest [hun] constante metgezel zal zijn en [hun] scepter een onveranderlijke scepter van gerechtigheid en waarheid; en [hun] heerschappij zal een eeuwigdurende heerschappij zijn, en zonder dwang zal die [hun] toevloeien, voor eeuwig en altijd’ (LV 121:46).

Niets — geen enkele kracht kan de voortgang van het werk van de Heer tegenhouden.

‘Hoelang kunnen stromende wateren onrein blijven? Welke kracht zal de hemelen tegenhouden? De mens zou evengoed zijn nietige arm kunnen uitstrekken om de rivier de Missouri in haar aangewezen loop te stuiten, of haar stroom opwaarts te wenden, als om de Almachtige te verhinderen kennis uit de hemel over de heiligen der laatste dagen uit te storten’ (LV 121:33).

Daarvan geef ik mijn apostolisch getuigenis. In de naam van Jezus Christus. Amen.