De kracht van Gods liefde
Vervuld met Gods liefde kunnen we pijn doorstaan, angst onderdrukken, vrijelijk vergeven, twist vermijden, kracht hernieuwen, en anderen helpen en tot zegen zijn.
Waarom raakt ware liefde toch ieder hart? Waarom roept het eenvoudige zinnetje ‘Ik hou van jou’ bij iedereen zulke gevoelens van vreugde op?
Mensen geven er allerlei redenen voor op, maar de ware reden is dat iedereen die naar deze aarde komt een geestzoon of -dochter van God is. Daar alle liefde van God komt, worden wij geboren met het vermogen en het verlangen om liefde te geven en te ontvangen. Een van de sterkste banden die we met ons voorsterfelijk leven hebben, is hoezeer onze Vader en Jezus ons liefhadden en hoezeer wij Hen liefhadden. Hoewel er een sluier over ons geheugen ligt, doet elke keer dat wij ware liefde voelen een verlangen ontwaken dat we niet kunnen ontkennen.
Het ligt in onze aard om te reageren op ware liefde. Wij hebben een aangeboren verlangen om hier weer de liefde te voelen die we daar voelden. We kunnen pas echt gelukkig zijn als we Gods liefde voelen en ons hart vullen met zijn liefde.
Gods liefde vult de onmetelijke ruimte. Daarom is er geen tekort aan liefde in het heelal — er is slechts een tekort aan bereidheid om te doen wat nodig is om het te voelen. Jezus heeft uitgelegd dat we dat moeten doen door ‘de Here, uw God, lief [te] hebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf’ (Lucas 10:27).
Hoe meer we God gehoorzamen, hoe meer we ernaar verlangen om anderen te helpen. Hoe meer we anderen helpen, hoe meer we God liefhebben. Omgekeerd geldt: hoe meer we zelfzuchtig en God ongehoorzaam zijn, hoe minder liefde we voelen.
Blijvende liefde willen vinden zonder God te gehoorzamen, is net als dorst willen lessen door uit een lege beker te drinken: je kunt het proberen, maar de dorst blijft. Zo is liefde willen vinden zonder anderen te helpen en ons opofferingen voor hen te getroosten net als willen leven zonder te eten: het is tegen de natuurwetten en kan onmogelijk slagen. Je kunt liefde niet voorwenden. Liefde moet een deel van ons worden. De profeet Mormon heeft uitgelegd:
‘Maar naastenliefde is de reine liefde van Christus, en duurt voor eeuwig; en wie ook ten laatsten dage in het bezit er van wordt bevonden, met hem zal het wél zijn.
Daarom, mijn geliefde broederen, bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart, dat gij met deze liefde moogt worden vervuld, die Hij op allen, die oprechte volgelingen zijn van zijn Zoon, Jezus Christus, heeft uitgestort’ (Moroni 7:47–48).
God wil ons graag helpen om zijn liefde te voelen, waar we ons ook bevinden. Daar zal ik u een voorbeeld van geven.
Mijn eerste standplaats als jonge zendeling was een eilandje met ongeveer zevenhonderd inwoners in een afgelegen deel van zuidelijk Oceanië. De hitte was drukkend, de muggen waren verschrikkelijk, de modder was overal, de taal was onmogelijk en het voedsel was … nou ja, ‘anders’.
Na enkele maanden werd ons eiland getroffen door een krachtige orkaan. Er vond enorme verwoesting plaats. Er werden oogsten vernield, levens gingen verloren, huizen werden weggeblazen, en het telegraafstation, onze enige verbinding met de buitenwereld, werd vernietigd. Meestal kwam er ongeveer elke vier tot acht weken een kleine overheidsboot, dus rantsoeneerden we ons voedsel zo dat we er vier tot vijf weken mee konden doen, in de hoop dat de boot dan zou komen. Maar er kwam geen boot. We werden met de dag zwakker. Er werden bijzonder goede daden gedaan, maar toen de zesde en zevende week verstreken met erg weinig eten, namen onze krachten duidelijk af. Mijn collega, een inboorling die Feki heette, hielp me zoveel hij kon, maar aan het begin van de achtste week had ik geen energie meer. Ik zat alleen maar in de schaduw van een boom, bad, en las in de Schriften, en zat urenlang aan eeuwige zaken te denken.
De negende week begon met maar weinig uiterlijke verandering. Er was echter een grote innerlijke verandering. Ik voelde de liefde van de Heer sterker dan ooit tevoren en leerde dat zijn liefde ‘boven alles begeerlijk [is]. Voorzeker, en de meest verblijdende voor de ziel’ (1 Nephi 11:22–23).
Inmiddels was ik al aardig vel over been. Ik herinner me dat ik met grote eerbied waarnam dat mijn hart klopte, mijn longen ademden, en ik bedacht wat een fantastisch lichaam God had geschapen om onze al net zo fantastische geest in te huizen! De gedachte aan een permanente vereniging van die twee elementen, mogelijk gemaakt door de liefde van de Heiland, zijn zoenoffer en opstanding, was zo inspirerend en bevredigend dat elk lichamelijk ongemak daarbij volkomen in het niet viel.
Als we begrijpen wie God is, wie wij zijn, hoezeer Hij ons liefheeft, en wat zijn plan voor ons is, verdwijnt onze angst. Als we maar het kleinste glimpje opvangen van deze waarheden, verdwijnt onze bezorgdheid om wereldse zaken. Te bedenken dat we werkelijk in Satans leugens trappen, dat zaken zoals macht, roem of rijkdom belangrijk zijn, is echt om te lachen — als het niet zo droevig was.
Ik kwam erachter dat wij, net als raketten de aantrekkingskracht van de zwaartekracht moeten overwinnen om de ruimte in te knallen, de aantrekkingskracht van de wereld moeten overwinnen om de eeuwige sferen van begrip en liefde in te zweven. Ik besefte dat mijn leven daar ten einde kon komen, maar ik raakte niet in paniek. Ik wist dat het leven verder zou gaan; en of dat hier of daar was, deed er eigenlijk niet toe. Maar wat er wel heel erg toe deed, was hoeveel liefde ik in mijn hart had. Ik wist dat ik meer liefde moest hebben! Ik wist dat onze vreugde nu en in de eeuwigheid onverbrekelijk verbonden is met ons vermogen om lief te hebben.
Terwijl die gedachten mijn ziel vervulden en verhieven, werd ik mij er geleidelijk van bewust dat er opgewonden stemmen klonken. De ogen van mijn collega, Feki, dansten toen hij zei: ‘Kolipoki, er is een boot aangekomen, vol voedsel. We zijn gered! Bent u niet blij?’ Ik wist het niet zeker, maar aangezien er een boot was gekomen, moest dat Gods oplossing zijn, dus — ja, was ik blij. Feki gaf me wat eten en zei: ‘Hier, eet.’ Ik aarzelde. Ik keek naar het eten. Ik keek naar Feki. Ik keek naar de hemel en sloot mijn ogen.
Ik had een uiterst diepzinnig gevoel. Ik was dankbaar dat mijn leven zou verder gaan als voorheen, maar toch had ik ook een gevoel van weemoed — een subtiel gevoel van uitstel, zoals je kunt krijgen op het moment dat het duister de schitterende kleuren van een volmaakte zonsondergang omsluit en je beseft dat je op de volgende avond moet wachten om weer van een dergelijke schoonheid te kunnen genieten.
Ik was er niet zeker van of ik mijn ogen wel wilde opendoen, maar toen ik dat toch deed, besefte ik dat Gods liefde alles had veranderd. De hitte, de modder, de muggen, de mensen, de taal, het eten — dat alles was niet moeilijk meer. Wie geprobeerd had mij kwaad te doen, was mijn vijand niet meer. Iedereen was mijn broeder of zuster. Vervuld worden met Gods liefde geeft werkelijk de meeste vreugde en is elke prijs waard.
Ik dankte God voor zijn uitstekende timing, en voor de vele geheugensteuntjes aan zijn liefde: de zon, de maan, de sterren, de aarde, de geboorte van een kind, de glimlach van een vriend. Ik dankte Hem voor de Schriften, het voorrecht om te bidden, en voor die allerfijnste herinnering aan zijn liefde: het avondmaal.
Ik kwam erachter dat als wij met heel ons hart woorden zingen als ‘Hoe groot de wijsheid van de Heer, zijn liefde eindeloos’ of ‘Teder, teder mint Hij ons! O, minnen wij ook Hem’ (‘Hoe groot de wijsheid’, lofzang 131 en ‘Er is een heuvel ver van hier’, lofzang 130), ons hart vervuld wordt met liefde en dankbaarheid. Als wij oprecht luisteren naar de gebeden, woorden zoals ‘Hem altijd indachtig zijn’, ‘zijn geboden onderhouden’, ‘zijn Geest altijd met zich mogen hebben’ (LV 20:77, 79), vervult dat ons hart met een overweldigend verlangen om ons te verbeteren. En als we dan met een gebroken hart en berouwvolle geest van het brood en water nemen, kunnen we deze heerlijke woorden voelen en horen: ‘Ik heb je lief. Ik heb je lief.’
Ik dacht dat ik die gevoelens nooit zou vergeten, maar de aantrekkingskracht van de wereld is groot, en we zijn geneigd om af te glijden. En toch blijft God van ons houden.
Enkele maanden nadat ik mijn kracht herwonnen had, kwamen we weer in een hevige storm terecht, maar dit keer op zee. De golven werden door de storm zo hoog dat ons bootje omsloeg, waardoor we met zijn drieën in de kolkende zee werden geworpen. Toen ik ineens in woelig water lag, was ik verbaasd, bevreesd en een beetje boos. Waarom is dit gebeurd?, dacht ik. Ik ben een zendeling. Waar is mijn bescherming? Zendelingen horen niet te zwemmen!’
Maar ik moest zwemmen als ik in leven wilde blijven. Elke keer dat ik klaagde, raakte ik onder water, dus het duurde niet lang voordat ik ophield met klagen. De situatie is zoals hij is, en klagen helpt niet. Ik had elk beetje energie nodig om mijn hoofd boven water te houden en de kust te bereiken. Als kroonverkenner was ik een goede zwemmer, maar na een tijdje begon mijn kracht door de hevige wind en golven toch af te nemen. Ik gaf het niet op, maar er kwam een moment dat mijn spieren zich gewoon niet meer konden bewegen.
Ik had een gebed in mijn hart, maar toch begon ik te zinken. Toen ik, voor wat de laatste keer had kunnen zijn, weer kopje onder ging, doordrong de Heer mijn verstand en mijn hart met een groot gevoel van liefde voor een bijzonder persoon. Het was net alsof ik haar kon zien en horen. Ook al was ze meer dan dertienduizend kilometer ver weg, de kracht van die liefde overbrugde die afstand en tijd, reikte mij de hand en trok mij uit de diepten van duister, wanhoop en dood, en verhieven mij tot een niveau van licht, leven en hoop. Met een plotselinge energiestoot haalde ik de kust, waar ik mijn scheepsmakkers vond. Onderschat nooit de kracht van ware liefde, want die kent geen grenzen.
Als wij vervuld zijn met Gods liefde, kunnen wij dingen doen, zien en begrijpen die we anders niet zouden kunnen doen, zien of begrijpen. Vervuld met zijn liefde kunnen we pijn doorstaan, angst onderdrukken, vrijelijk vergeven, twist vermijden, kracht hernieuwen, en anderen helpen en tot zegen zijn op manieren die ons zelfs kunnen verbazen.
Jezus Christus was vervuld met onmetelijk grote liefde terwijl Hij onbegrijpelijke pijn, wreedheid en onrechtvaardigheid verduurde. Door zijn liefde voor ons steeg Hij uit boven al die anderszins onoverkomelijke hindernissen. Zijn liefde kent geen hindernissen. Hij nodigt ons uit om Hem te volgen en deel te hebben aan zijn oneindige liefde zodat ook wij mogen uitstijgen boven de pijn, wreedheid en onrechtvaardigheid van deze wereld, en anderen mogen helpen, vergeven en tot zegen zijn.
Ik weet dat Hij leeft en dat Hij ons liefheeft. Ik weet dat wij hier en nu zijn liefde kunnen voelen. Ik weet dat Hij een volmaakt milde stem heeft die tot ons diepste wezen doordringt. Ik weet dat Hij glimlacht en dat Hij vervuld is met mededogen en liefde. Ik weet dat Hij vol zachtaardigheid, vriendelijkheid en barmhartigheid is, en vol verlangen om te helpen. Ik heb Hem met heel mijn hart lief. Ik getuig dat zijn reine liefde, als wij daar klaar voor zijn, onmiddellijk door tijd en ruimte heen ons de hand reikt en ons uit de diepte van elke willekeurige zee van duisternis, zonde, verdriet, dood of wanhoop trekt, en ons in het eeuwig licht, het leven en de liefde van de eeuwigheid brengt. In de naam van Jezus Christus. Amen.