2004
Welk standpunt neem ik in?
November 2004


Welk standpunt neem ik in?

Als wij, wat er ook gebeurt, geluk en vreugde willen vinden, moeten we ondubbelzinnig achter de Heer gaan staan.

Mijn geliefde broeders, zusters en vrienden. President Hinckley heeft ons eraan herinnerd dat met de ouderdom de lichamelijke gebreken komen! Daarom blijf ik vandaag zitten terwijl ik u toespreek. Ik ben herstellende van een verschoven wervel en beklemde zenuw. Er is mij gezegd dat ik mag verwachten volledig te herstellen.

Ik spreek mijn grote waardering uit voor de zegeningen die de wereld ontvangen heeft door de uitnemende diensten van onze overleden broeders, de ouderlingen Neal A. Maxwell en David B. Haight van de Raad der Twaalf Apostelen. Het is een groot verlies voor ons. We verwelkomen broeder Uchtdorf en broeder Bednar, gelovige, krachtige mannen, in het Quorum der Twaalf Apostelen.

Ik bid in ootmoed dat u mij zult begrijpen, dat u mij niet verkeerd zult begrijpen. Als wij, wat er ook gebeurt, geluk en vreugde willen vinden en willen overleven in een steeds onrechtvaardiger wordende wereld, moeten we ondubbelzinnig achter de Heer gaan staan. Wij moeten proberen elk uur, elke dag, getrouw te zijn, zodat ons fundament van vertrouwen in de Heer nooit zal wankelen. Mijn boodschap vandaag is er een van hoop en raad voor hen die zich misschien afvragen waarom pijn, lijden, rampen en verdriet schijnbaar oneerlijk verdeeld worden in dit leven. Sommigen vragen zich misschien af:

‘Waarom ben ik geboren met een lichamelijk of verstandelijk handicap?’

‘Waaraan heb ik dit verdriet verdiend?’

‘Waarom moest mijn vader zo lijden na een verlammende beroerte? Hij was zo’n rechtschapen man en was de Heer en zijn kerk altijd trouw.’

‘Waarom moest ik twee keer mijn moeder kwijtraken — de eerste keer aan de schadelijke gevolgen van Alzheimer, en de tweede keer aan de dood? Ze was zo’n engel.’

‘Waarom heeft de Heer onze kleine meid laten doodgaan? Ze was zo lief en we hielden zoveel van haar.’

‘Waarom heeft de Heer onze gebeden niet verhoord zoals wij wilden?’

‘Het leven is niet eerlijk. Wij kennen mensen die heel nare dingen hebben gedaan en toch lijken ze alles te hebben wat hun hartje begeert.’

Dr. Arthur Wentworth Hewitt suggereert redenen waarom de goeden ook lijden, en niet alleen de slechten. ‘Ten eerste: geen idee. Ten tweede: we zijn misschien niet zo onschuldig als we denken. Ten derde: (…) ik denk dat het komt doordat Hij ons zoveel meer liefheeft dan ons geluk. Hoezo? Als iedereen meteen een beloning kreeg voor het goede wat hij deed, zouden alle goeden altijd gelukkig zijn en zouden de slechten alleen maar rampen overkomen (terwijl het vaak juist andersom is), maar dat zou de subtielst denkbare verdoemenis van het karakter zijn.’1

President Kimball heeft deze verhelderende uitleg gegeven:

‘Als er onmiddellijk pijn en verdriet en totale straf volgden op het doen van kwaad, dan zou niemand ooit een wandaad herhalen. Als vreugde, vrede en beloning onmiddellijk gegeven werden aan hem die het goede deed, dan kon er geen kwaad bestaan — dan zou iedereen het goede doen, maar niet omdat goed doen juist was. Onze kracht zou niet beproefd worden, we zouden ons karakter niet kunnen ontwikkelen en geen vooruitgang maken in onze vaardigheden; er zou geen keuzevrijheid zijn (…). Er zou bovendien geen vreugde, succes, opstanding, eeuwig leven of godschap zijn.’2

Onze liefde voor God moet zuiver zijn en vrij van zelfzuchtige bedoelingen. De reine liefde van Christus moet het motief voor onze toewijding zijn.

Al dit lijden zou inderdaad oneerlijk kunnen lijken als alles eindigde met de dood, maar dat is niet zo. Het leven is geen eenakter. Het is een toneelstuk met drie aktes. We hebben al een akte achter de rug in ons voorsterfelijk bestaan. Nu hebben we een akte in het sterfelijk leven. En we krijgen nog een akte waarin we terugkeren naar God.3 Jezus heeft beloofd: ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen.’4 We zijn sterfelijk gemaakt om beproefd en getest te worden. Zoals de Heer aan Abraham heeft uitgelegd: ‘En wij zullen hen hiermee beproeven om te zien of zij alles zullen doen wat de Here, hun God, hun ook zal gebieden.’5

Volgens Paulus weegt ons lijden in het heden en het verleden niet op ‘tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden’6 in de eeuwigheid. ‘Want na vele beproevingen komen de zegeningen. Daarna komt de dag, dat gij met grote heerlijkheid zult worden gekroond.’7 Beproeving is dus nuttig in zoverre het ons naar het celestiale koninkrijk helpt.

Sommigen hebben niet voldoende geloof in, of begrip van, het eeuwige plan en raken verbitterd en verliezen de hoop. Een van hen was een negentiende-eeuwse auteur die succes had en rijkdommen vergaarde met zijn verbluffende scherpzinnigheid en schrijfstijl. Zijn vrouw kwam uit een godsdienstige familie en hij wilde wel in God geloven, maar was er niet echt zeker van of God bestond. Toen kreeg hij de ene klap na de andere. In 1893 raakte hij door een financiële crisis ernstig in de schulden. Zijn oudste dochter overleed toen hij als spreker op tournee was. De gezondheid van zijn vrouw begaf het, en zij overleed in 1904. Zijn jongste dochter overleed in 1909. Zijn eigen gezondheid nam af. Uit zijn schrijfsels, die eerst zo sprankelend waren geweest, bleek nu verbittering. Hij raakte steeds depressiever, cynischer en gedesillusioneerder, en dat ging zo door tot hij in 1910 overleed. Ook al was hij briljant, hij had niet de innerlijke kracht om met tegenspoed om te gaan en hij gaf zich over aan zijn ellende.

Het gaat er niet zozeer om wat er met ons gebeurt, maar hoe we daarop reageren. Dat doet mij denken aan een tekst uit Alma. Na een lange oorlog ‘waren velen verhard’, terwijl ‘velen […] zachtmoedig [werden] wegens hun beproevingen.’8 Dezelfde omstandigheden leverden tegengestelde reacties op. De schrijver die zoveel kwijtraakte, was niet in staat om kracht te putten uit een bron van geloof. Ieder van ons moet een eigen voorraad aan geloof hebben om zichzelf te helpen boven moeilijkheden uit te stijgen die deel uitmaken van deze proeftijd in het sterfelijk leven.

Thomas Giles, een bekeerling uit Wales die in 1844 lid van de kerk werd, had ook veel te lijden. Hij was mijnwerker, en toen hij op een dag in de mijn kolen aan het hakken was, kreeg hij een groot stuk op zijn hoofd, wat een wond van meer dan twintig centimeter veroorzaakte. De artsen gaven de man niet meer dan 24 uur. Maar toen kwamen de ouderlingen en gaven hem een zalving. Hij kreeg de belofte dat hij beter zou worden, maar dat hij, ‘zelfs al zou hij nooit meer zien, in zijn leven veel goeds in de kerk tot stand zou brengen.’ Broeder Giles bleef inderdaad in leven, maar bleef blind tot aan zijn dood. Binnen een maand na het ongeluk reisde hij voor zijn kerkelijke taken al door het hele land.

In 1856 emigreerde broeder Giles met zijn gezin naar Utah. Voordat hij zijn vaderland verliet, schonken de heiligen in Wales hem een harp, die hij goed leerde bespelen. In Council Bluffs sloot hij zich aan bij een handkargroep en trok naar het westen. ‘Ondanks zijn blindheid trok hij een handkar van Council Bluffs naar Salt Lake City’. Bij de trek over de vlakten overleden zijn vrouw en twee kinderen’. Hij was bijzonder verdrietig en zijn hart was vrijwel gebroken, maar zijn geloof liet hem niet in de steek. In zijn verdriet zei hij, net als iemand vanouds: “De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd.”’9 Toen broeder Giles in Salt Lake City aankwam, hoorde president Young zijn verhaal en besloot hij hem een waardevolle harp te lenen totdat de harp uit Wales was aangekomen. Broeder Giles ‘reisde in Utah van nederzetting tot nederzetting en beurde de mensen op met zijn prachtige muziek’.10

Hoe we de morele keuzevrijheid gebruiken die God ons gegeven heeft, verklaart waarom sommige dingen ons overkomen. Sommige keuzes hebben onvoorziene gevolgen, en die kunnen goed of slecht zijn. Maar vaak weten we van tevoren dat sommige keuzes negatieve of zelfs schadelijke gevolgen zullen hebben. Dat noem ik ‘geïnformeerde keuzes’ omdat we weten dat onze daden desastreuze gevolgen zullen hebben. Die geïnformeerde keuzes zijn onder meer ongepaste seksuele omgang en gebruik van drugs, alcohol en tabak. Dergelijke slechte, geïnformeerde keuzes kunnen iemand ervan weerhouden om op zending te gaan of tempelzegeningen te ontvangen. We kunnen de verkeerde geïnformeerde keuzes doen omdat de verlokkingen van de wereld de realiteit vervormen en ons kwetsbaar maken. In onze omgang met het andere geslacht kan een verkeerde keuze die in een vroeg stadium gedaan wordt ertoe leiden dat men later niet in staat is om het goede te kiezen.

Dus welk standpunt moet ieder van ons innemen? Tonen wij door dagelijks rechtschapen gedrag onze toewijding aan God, dan weet Hij wat ons standpunt is. Voor ieder van ons is dit leven een tijd om gezift en gezuiverd te worden. We worden allemaal met beproevingen geconfronteerd. De leden in de begintijd van de kerk werden beproefd en gezuiverd toen ze moesten besluiten of ze, net als broeder Giles, het geloof hadden om hun bezittingen in een huifkar of handkar te laden en de Amerikaanse vlakten over te trekken. Sommigen hadden dat geloof niet. Zij die dat wél hadden, reisden ‘met geloof bij elke voetstap’. Wij maken een steeds moeilijker wordende tijd mee waarin we gezuiverd en beproefd worden. De beproevingen zijn subtieler omdat de grens tussen goed en kwaad vervaagt. Er lijkt in de media nog maar weinig heilig. In dat milieu moeten we ervoor zorgen dat we pal staan voor onze toewijding aan eeuwige waarheden en verbonden.

Hoe we met lijden om moeten gaan, leren we van een man ‘in het land Us […], wiens naam was Job, en die man was vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad.’11 Satan kreeg toestemming van de Heer om Job te verleiden en beproeven. Job was rijk en had zeven zoons en drie dochters, maar hij raakte al zijn bezittingen en kinderen kwijt. Hoe reageerde Job daarop? Hij zei het volgende over de Heer: ‘Wil Hij mij doden, ik blijf op Hem [vertrouwen]’12 en ‘Hij zal mij tot heil zijn’13 Job getuigde: ‘Ik weet: mijn Losser leeft en ten laatste dage zal Hij op het stof optreden. Nadat mijn huid aldus geschonden is, zal ik [van]uit mijn vlees God aanschouwen.’14 Job vertrouwde er volledig op dat de Heer voor al het andere zou zorgen.

De manier om vreugde in dit leven te krijgen, is ons net als Job voor te nemen om voor God en zijn werk alles te doorstaan. Doen we dat, dan krijgen we de oneindige, onbetaalbare vreugde die voortvloeit uit de eeuwige nabijheid van onze Heiland. Zoals wij in een van onze bekende lofzangen zingen:

Als door bitter lijden Ik u roep te gaan,

Kan en zal Ik niet aan zijn vijanden overleveren;

Die ziel, al ware zij door de hel geschud,

maar bijstand en hulpe in kommer u biên.15

President Howard W. Hunter heeft eens gezegd: ‘God weet wat wij niet weten en ziet wat wij niet zien.’16 Niemand kent de wijsheid van de Heer. Wij weten niet van tevoren hoe Hij ons van waar wij nu zijn krijgt waar wij moeten zijn, maar Hij geeft ons wel richtlijnen in onze patriarchale zegen. We kunnen op de levensweg naar de eeuwigheid veel hobbels, bochten en splitsingen tegenkomen. Tijdens onze reis over die weg leren we zoveel en worden we zoveel bijgestuurd. De Heer heeft gezegd: ‘Hij, die geen kastijding wil verdragen, is mijn koninkrijk niet waardig.’17 ‘Wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here.’18

Wij moeten op aarde leven in geloof, zonder te twijfelen. Lijkt de reis ondraaglijk te worden, dan kunnen we troost putten uit de woorden van Heer: ‘Ik heb uw gebed gehoord. Ik heb uw tranen gezien; Ik zal u gezond maken.’19 Die genezing kan ten dele in een andere wereld plaatsvinden. We komen er misschien wel nooit achter waarom sommige dingen in dit leven gebeuren. Alleen de Heer kent de reden voor een deel van ons lijden.

President Brigham Young heeft een diepzinnige uitleg gegeven die het doel van ten minste een deel van ons lijden verklaart:

‘Alle intelligente wezens die een kroon van heerlijkheid, onsterfelijkheid en eeuwig leven ontvangen, moeten elke bezoeking doormaken die intelligente wezens moeten doormaken alvorens hun heerlijkheid en verhoging te ontvangen. Elke ramp die een sterfelijk wezen kan overkomen, moet die weinigen overkomen om hen voor te bereiden op de aanwezigheid van de Heer. (…) Elke beproeving en ervaring die u hebt doorstaan is nodig voor uw heil.’20

We hebben veel reden om hoop te koesteren. We kunnen vreugde hebben als we bereid zijn om alles op te offeren voor de Heer. Dan kunnen we uitzien naar de oneindige, onbetaalbare mogelijkheid om alle beproevingen van dit leven te overwinnen. Dan zijn we voor eeuwig bij de Heiland, en — zoals president Brigham Young ook heeft gezegd — ‘verwachten wij de vreugde van de heerlijkheid, de uitnemendheid en de verhoging die God de getrouwen heeft bereid.’21 God leeft, Jezus is de Christus, president Gordon B. Hinckley is onze profeet, en dit is een tijd waarin wij ons allen voor moeten voorbereiden om God te ontmoeten. Dat getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Fragment uit een brief.

  2. The Teachings of Spencer W. Kimball, Edward L. Kimball (red.), 1982, p. 77.

  3. Zie Prediker 12:7.

  4. Johannes 14:2.

  5. Abraham 3:25.

  6. Romeinen 8:18.

  7. LV 58:4.

  8. Alma 62:41.

  9. Zie Job 1:21.

  10. Zie Andrew Jenson, Latter-day Saint Biographical Encyclopedia, 4 delen, 1901–1936, deel 2, pp. 507–508.

  11. Job 1:1.

  12. Job 13:15.

  13. Job 13:16.

  14. Job 19:25–26

  15. ‘O, vast als een rotssteen’, lofzang 53.

  16. In: Ensign, november 1987, p. 60.

  17. LV 136:31.

  18. Hebreeën 12:6.

  19. 2 Koningen 20:5.

  20. Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe (1954), p. 345.

  21. ‘Remarks’, Deseret News, 31 mei 1871, p. 197.