Een stem tot waarschuwing
‘Raakt het onreine niet aan’ (Jesaja 52:11).
Gebaseerd op een waar gebeurd verhaal
De zweetdruppels liepen over Teds gezicht toen hij de grasopvangbak van de grasmaaier door het poortje het steegje in trok. Ted kon op deze hete zaterdag maar aan één ding denken: een glas koud water. Toen hij de vuilnisbak opendeed om het afgemaaide gras in te doen, zag hij onderin een tijdschrift liggen.
Ted bukte zich om het te pakken en toen hij zijn arm terugtrok, kwam die tegen het hete metaal van de vuilnisbak. Au! Hij ging rechtop staan en keek naar het tijdschrift dat hij vasthield. Op de voorkant stond een glimlachende vrouw die niet fatsoenlijk gekleed was.
Ted herinnerde zich dat zijn vader hem gewaarschuwd had voor tijdschriften met dergelijke plaatjes. Iemand moest het tijdschrift in de vuilnisbak hebben gegooid toen hij of zij door het steegje liep.
‘Ted, wil je iets te drinken?’ riep moeder vanaf de veranda achter het huis.
Teds hart sloeg bijna een slag over. Hij wist dat hij het tijdschrift in het vuilnis moest laten liggen, maar hij was er nog niet klaar mee.
‘Ik kom zo, mam’, riep Ted terug. Snel rolde hij het tijdschrift op, stopte een uiteinde in zijn spijkerbroek en trok zijn shirt er overheen. Hij gooide het afgemaaide gras weg en liep terug door het poortje. Mama gaf hem een glas limonade.
‘Bedankt, mam’, zei hij.
‘Jij bedankt voor het maaien van het gras’, antwoordde mama. ‘Maar je moet nu binnen komen. Je gezicht begint al rood te zien van de hitte.’ Ze draaide zich om en liep het huis weer in.
Ted wist dat zijn gezicht waarschijnlijk rood was omdat hij bang was betrapt te worden. Toen hij zijn lege glas in de keuken zette, kwam papa plotseling binnenkopen. Ted sprong van schrik op.
‘Hé, Ted! Gras gemaaid?’ vroeg papa.
‘Ja.’
‘Ik kan wel wat hulp gebruiken met het repareren van de auto’, zei papa. ‘Zin?’
‘Zeker’, zei Ted. ‘Ik ben zo terug.’
‘Bedankt’, zei papa en liep naar buiten.
‘Tjonge! Dat scheelde niet veel’, dacht Ted. Hij haastte zich naar zijn slaapkamer en deed de deur dicht. Hij pakte het tijdschrift. Zijn handen beefden toen hij een verstopplekje zocht. Ted deelde de kamer met zijn jongere broer Alex en hij wilde niet dat die het tijdschrift zou vinden. Ted trok een stoel bij de kast. Hij klom erop en keek naar de hoogste plank. Hij zag een lege kartonnen koker waar ooit zijn telescoop in had gezeten. Hij schoof het tijdschrift in de koker en duwde die naar achteren op de plank. Een vreemd gevoel knaagde aan hem, het gevoel dat als hij iets stiekem moest doen, het iets was wat hij niet moest doen. Ted negeerde het gevoel en ging papa buiten helpen.
De rest van de dag was zo druk dat Ted geen tijd had voor het tijdschrift. Hij was gefrustreerd en in de war. Toen hij zich op zondag klaarmaakte voor de kerk ging hij zich steeds ongemakkelijker voelen. Hij had een somber gevoel dat hij maar niet kon kwijtraken.
‘Waarom heb ik het gehouden?’ dacht hij. ‘Waarom heb ik het niet gelaten waar het was?’
In het jeugdwerk had Teds klas het over het goede kiezen en hoe jongens zich op het priesterschap konden voorbereiden. Ted was op weg naar huis diep in gedachten verzonken. Hij besloot dat hij maandag na schooltijd het tijdschrift zou verbranden. Hij voelde zich meteen beter.
Toen Ted die maandag van school thuiskwam, haastte hij zich naar zijn kamer. ‘Des te eerder ik dit doe, des te beter’, dacht hij. Maar toen hij de hoek om ging, struikelde hij bijna over een stapel boeken op de grond. En een sterke geur van verse verf trok zijn aandacht.
Ted keek in zijn kamer en zag mama op zijn bed zitten. Op een grote doek op de grond lagen verfspullen uitgespreid. Toen mama Ted aankeek, wist hij dat ze het onfatsoenlijke tijdschrift had gevonden.
Teds hart begon harder te kloppen. ‘Wat doe je met mijn kamer?’ vroeg hij.
‘Ik wilde hem schilderen en had sterk het gevoel dat ik moest beginnen met de kast’, zei mama. Ze gebaarde Ted dat hij naast haar moest gaan zitten. Ze sloeg haar arm om hem heen en zei eventjes niets. ‘De Heilige Geest wilde dat ik vond wat je in je kast had verstopt.’
Ted keek naar de grond. Hij was bang om te horen wat zijn moeder van hem dacht. Er kwamen tranen in zijn ogen.
‘Hoe kwam je eraan?’ vroeg mama streng.
‘Het lag in de vuilnisbak in het steegje’, zei hij. ‘Zaterdagmiddag.’
‘Heb je ernaar gekeken?’
‘Nee, mam. Op zondag … nou ja, het voelde gewoon niet goed. Ik besloot het vandaag na schooltijd te verbranden.’
‘O, Ted, ik ben zo blij dat je dat zegt!’ Mama trok hem naar zich toe en gaf hem een stevige knuffel. ‘Ik heb me de hele dag zo’n zorgen over je gemaakt. Onze hemelse Vader maakte Zich ook zorgen over je. Hij wilde niet dat je die porno zou zien omdat je daardoor slechte beelden in je gedachten had gekregen.’
‘Het spijt me, mam’, zei Ted. Hij schaamde zich diep.
‘Dat zie ik, Ted. Ik denk al de hele dag aan de gave van de Heilige Geest en wat een stem tot waarschuwing Hij kan zijn.’
Ted was blij dat zijn moeder ernaar had geluisterd. Hij besloot dat hij er de volgende keer ook naar zou luisteren.
Toen Ted die avond bij zijn bed neerknielde, hing er nog een verflucht. Hij zag hoe goed zijn kast eruitzag zonder de slijtplekken, vegen en vingerafdrukken. Hoewel dat vieze tijdschrift maar een weekend in zijn kast had gelegen, voelden die twee dagen als de langste en smerigste van zijn leven. Toen Ted aan zijn avondgebed begon, wist hij dat hij zijn hemelse Vader eerst voor zijn moeder wilde bedanken.
‘De Heilige Geest zal ons tegen misleiding beschermen, maar om die prachtige zegen te ontvangen, moeten we al het nodige doen om die Geest te behouden.’
Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen, ‘Niet misleid worden’, Liahona, november 2004, p. 43.