2007
Ieder van harte welkom heten
Augustus 2007


Boodschap van het Eerste Presidium

Ieder van harte welkom heten

Met deze boodschap wil ik alle leden, gehuwd of ongehuwd, kansen bieden om zich te ontwikkelen en gelukkig te worden. Als u uw leven in de hand wilt hebben en succes wilt smaken, ongeacht uw burgerlijke staat, beveel ik u aan om uw Vader in de hemel te leren kennen.

Dat doet u het beste door te bidden, te studeren en de geboden te onderhouden. Onthoud altijd dat Hij u liefheeft en u zal leiden en steunen als u Hem in uw leven uitnodigt. Betrek Hem bij de beslissingen die u neemt. Betrek Hem erbij wanneer u nadenkt over uw eigenwaarde. Bid tot Hem als u ontmoedigd bent: ik getuig tot u dat Hij ons hulpgeroep hoort. In zijn leerzame leerrede over het gebed heeft de profeet Zenos gezegd: ‘En Gij hebt mij gehoord wegens mijn ellende en mijn oprechtheid’ (Alma 33:11).

Het stemt ons ernstig en verdrietig als we horen wat veel alleenstaande leden van de kerk zeggen. Sommigen zijn voortdurend eenzaam en ontmoedigd. Een goede ziel met een goede bisschop, goede huisonderwijzer, goede baan en in comfortabele leefomstandigheden heeft eens gezegd: ‘Ik heb geen behoefte aan extra bezigheden, maar aan iemand om mijn bezigheden mee te delen.’ Dat wordt een punt van grote zorg als we bedenken dat ten minste een derde van alle volwassen kerkleden alleen staat.

Zonder de eenzaamheid te bagatelliseren die sommige alleenstaanden voelen bood president Gordon B. Hinckley een soort tegengif: ‘Ik geloof dat voor de meesten onder ons de beste medicijn tegen eenzaamheid werken is, en zich dienstbaar maken voor andere mensen. Ik bagatelliseer uw problemen niet, maar ik aarzel niet om te zeggen dat er veel mensen zijn met veel ernstiger problemen dan de uwe. Reik hen de hand — help en bemoedig hen. Er zijn zo veel jongens en meisjes die het niet redden op school omdat ze wat individuele aandacht en bemoediging te kort komen. Er zijn zo veel bejaarden die in ellendige, eenzame en zelfs bange omstandigheden leven die door een gewoon gesprek weer een sprankje hoop en licht zouden zien.’1

Bedenk alstublieft dat wij allemaal alleenstaand zijn geweest, nu alleenstaand zijn, of weer ooit alleenstaand kunnen worden. Dus alleen staan in de kerk is niet zo bijzonder. Gehuwd zijn brengt ook moeilijkheden en plichten met zich mee. Misschien hebt u wel eens een jonge bruid horen zeggen: ‘Als ik eenmaal getrouwd ben, kom ik aan het eind van mijn moeilijkheden.’ Waarop haar wijze moeder antwoordde: ‘Ja, schat, maar wélk einde?’

Onze vooruitgang meten

Het is niet goed om zo geobsedeerd te raken met ons verlangen om te trouwen dat we zegeningen en kansen tot groei mislopen als we nog alleen staan. Ik geloof wel degelijk dat het nuttig is om doelen te stellen: zonder doelen kunnen we onze vooruitgang niet meten. Maar raak niet gefrustreerd als u geen zichtbare resultaten behaalt. Sommige dingen zijn niet te meten. Als u naar uitmuntendheid streeft — als u dagelijks uw best doet en uw tijd en energie zo verstandig mogelijk inzet om realistische doelen te bereiken — wordt u een succes, of u nu gehuwd of ongehuwd bent.

President Harold B. Lee (1899–1973) heeft ooit over ongehuwde leden gezegd: ‘In uw gelederen zijn enkele van de edelste leden van de kerk — getrouwe, kloekmoedige mensen die ernaar streven om de geboden van de Heer na te leven, te helpen met de opbouw van het koninkrijk op aarde, en uw medemensen te dienen.’2 Maar al te vaak zijn we onattent en ongevoelig voor de gevoelens van die fijne zielen onder ons. Een goedbedoelende priesterschapsleider die zich zorgen maakte over een van die fijne alleenstaande vrouwen die zo naar kameraadschap en een meer voldoeninggevend leven verlangde, vroeg haar: ‘Waarom neemt u geen echtgenoot?’ Waarop zij met enig gevoel voor humor antwoordde: ‘Broeder, dat zou ik maar al te graag doen, maar ik kan er geen uit een boom plukken.’

Hoewel veel alleenstaande volwassen leden zich goed hebben aangepast aan de problemen van het leven, hebben ze toch nog liefdevolle aandacht van de kerk en haar leden nodig ter bevestiging dat zij waarde hebben en dat God ieder van hen liefheeft. Hoewel het volkomen terecht en gepast is dat de kerk zich zo op het gezin concentreert, is het voor sommige alleenstaande leden zonder partner of kinderen soms toch aanleiding om zich buitengesloten te voelen.

Een van hen schrijft: ‘Veel leden van de kerk behandelen iemand die gescheiden is als een melaatse. Ik heb jarenlang in een wijk van de kerk in Salt Lake City gewoond waar ze elk jaar in de kerstperiode een feest voor weduwen en weduwnaars hadden. Ik werd nooit uitgenodigd. Ik heb altijd goed geleefd en ben ervan overtuigd dat de Heiland mij wél zou hebben uitgenodigd. Ik ken zowel mensen die met een sterfgeval te maken hebben gehad als met een echtscheiding en ze zeggen dat een echtscheiding erger is dan een sterfgeval.’

Iemand anders schrijft: ‘Geloof me, met de nadruk die de kerk op het gezin en op kinderen legt, zijn we ons al grondig bewust dat we “vreemd” zijn. Het was heerlijk om als een normale persoon geaccepteerd te worden.’ Niemand mag zich geïsoleerd voelen omdat hij of zij alleen staat. Wij willen graag dat ieder het gevoel heeft tot de kerk te behoren zoals Paulus dat bedoelde in zijn boodschap aan de Efeziërs: ‘Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods’ (Efeziërs 2:19). We behoren niet alleen tot de kerk van de Heer, maar ook tot elkaar.

De hele samenleving, inclusief alleenstaande volwassen leden, heeft belang bij vaders, moeders en gezinnen. Enkele jaren geleden heeft president Boyd K. Packer, waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen, tegen de alleenstaande leden van de kerk gezegd: ‘We hebben het vaak over het gezin. Soms wilt u misschien verbitterd zeggen: “Al dat gepraat over het gezin. Ik heb helemaal geen gezin en …” stop daar! Maak de rest van die zin “Ik zou willen dat ze het niet zo vaak over het gezin hadden”, maar liever niet af. Bid dat we blijven praten over het gezin, over vaders en moeders en kinderen en gezinsavond, tempelhuwelijk en kameraadschap en al het andere, want dat wordt ooit allemaal uw deel. Als we het er niet meer over hebben, dan bent u, samen met alle anderen, de verliezers.’3 Ik ben het daarmee eens. Dat krijgt u straks inderdaad allemaal.

Mensen in nood zoeken

Wij denken aan de gelijkenis van de goede herder die de kudde verliet en op zoek ging naar het eenzame schaap dat verdwaald was (zie Lucas 15:3–6). Sommige van onze leden die alleen staan en eenzaam zijn, verdwalen misschien als we ze niet de hand reiken. Er zijn heel wat dingen die we kunnen doen om juist diegene te vinden die onze hulp nodig heeft.

Wat kunnen we doen om een betere christen te worden? We kunnen bijvoorbeeld ons best doen om ze meer het gevoel te geven dat ze erbij horen. Als we in een kerkbijeenkomst iemand alleen zien zitten kunnen we ernaast gaan zitten of die persoon uitnodigen bij ons te komen zitten. Wij allemaal kunnen hen vriendschap bieden. We zouden er goed aan doen om te denken aan het advies van president Hinckley aangaande bekeerlingen en dat ook toe te passen op mensen die alleen zijn: ook zij hebben een vriend, een roeping en voeding met het goede woord Gods nodig. Ik denk dat we er nog een aan deze lijst kunnen toevoegen — een goede huisonderwijzer. IJverige huisonderwijzers passen hun huisonderwijsboodschap aan de behoeften van alleenstaande leden aan. En ze kunnen hen vriendschap, bemoediging, een gevoel van acceptatie en, met name aan alleenstaande zusters, priesterschapszegens bieden.

Het is makkelijk om iemand het etiket alleenstaand op te plakken en dan niet meer verder te kijken dan dat etiket. Alleenstaanden zijn mensen en willen als dusdanig behandeld worden. Ze zijn niet allemaal vrijwillig alleen. Laten wij, zoals de psalmist heeft geschreven, ‘vader der wezen’ zijn en bedenken dat ‘God (…) eenzamen in een huisgezin doet wonen’ (Psalmen 68:6–7). Wij behoren allemaal tot Gods huisgezin en keren eens terug naar Hem, naar de woningen die Hij voor al zijn kinderen heeft bereid.

Hoe leidinggevenden kunnen helpen

Hier volgen enkele richtlijnen voor leidinggevenden in de kerk: ‘De bisschap [of het gemeentepresidium] kan een of meer gezinsavondgroepen in het leven roepen voor alleenstaanden die geen kinderen thuis hebben en die niet bij hun ouders thuis wonen.’4 Daarnaast dienen er voor ‘alleenstaanden […] in ring en wijk activiteiten georganiseerd [te worden] zoals haardvuuravonden, dansavonden, koorzang, instructiebijeenkomsten ter voorbereiding op het priesterschap, instructiebijeenkomsten ter voorbereiding op tempelbezoek, tempelbezoek, en culturele en sportactiviteiten.’5

Leidinggevenden in de kerk behoren ook regelmatig in leiderschapsvergaderingen aandacht te besteden aan de noden van alleenstaande leden en hen zinvolle roepingen, taken en activiteiten te geven. Leidinggevenden in quorum en ZHV moeten bedacht zijn op de behoeften van alleenstaande leden, vooral als de les gaat over zaken zoals huwelijk en kinderen. We moeten aan alleenstaande leden denken en moeten hen geestelijk voeden.

Nu gelukkig zijn

Alleen staan wil niet zeggen dat u gelukkig zijn moet uitstellen. Zoals president Harold B. Lee (1899–1973) heeft gezegd: ‘Geluk is niet afhankelijk van wat er buiten je om gebeurt, maar van wat er binnenin je gebeurt. Het wordt afgemeten aan de wijze waarmee je de problemen van het leven tegemoet treedt.’6

Ik herinner u eraan dat veel alleenstaanden hun huisgenoten, nichten en neven, broeders en zusters, verre familieleden en andere mensen de kracht, steun, aanvaarding en liefde geven die zij zo hard nodig hebben. Dus in zeker opzicht kunnen alleenstaanden op hun eigen manier ook een goede ouderlijke invloed uitoefenen. Op die manier kunnen ze veel goed doen, want maar al te vaak kunnen zij dingen zeggen die ouders niet tegen hun eigen kinderen kunnen zeggen.

Tot besluit geef ik de alleenstaanden onder u het advies om vaak te bidden, want onze hemelse Vader kent u beter dan wie ook. Hij kent uw talenten en sterke kanten, maar ook uw zwakheden. Hij heeft u naar de aarde gebracht om die eigenschappen te ontwikkelen en bij te schaven. Ik beloof u dat Hij u zal helpen. Hij is op de hoogte van uw behoeften en u zult de beloofde zegeningen van kameraadschap allengs krijgen.

Voor de huisonderwijzers

Nadat u dit artikel met een gebed in uw hart hebt bestudeerd, bespreekt u het zo dat iedereen aan de bespreking wil deelnemen. Enkele voorbeelden:

  1. Bespreek president Fausts aansporing om iets te doen voor iemand die daar behoefte aan heeft. Daag de gezinsleden uit om een alleenstaande, lid of niet-lid, een bezoek te brengen. Vraag de gezinsleden op welke andere manieren zij die persoon het gevoel kunnen geven dat hij of zij welkom is en gewaardeerd wordt. Moedig hen aan tijd te maken om hem of haar beter te leren kennen.

  2. Begin de les met een bespreking of een spelletje. Laat tijdens de activiteit een persoon de kamer enkele minuten verlaten. Roep hem terug en stuur vervolgens iemand anders de kamer uit. Als iedereen de kamer uit is geweest, vraag dan hoe het voelde om alleen te zijn. Leg uit dat ‘we allemaal alleenstaand zijn geweest, nu alleenstaand zijn, of ooit weer alleenstaand kunnen worden.’ Bespreek hoe ieder van ons een gelukkig en zinvol leven kan leiden ondanks zijn omstandigheden.

  3. Neem een liniaal of meetlint mee. Laat het zien terwijl u vertelt wat er in het onderdeel ‘Onze vooruitgang meten’ staat. Bespreek hoe we ons leven dienen te meten. Getuig dat we succes kunnen hebben in ons streven naar uitmuntendheid.

Noten

  1. ‘A Conversation with Single Adults’, De Ster, november 1997, p. 20.

  2. Cornerstones of a Happy Home (brochure, 1973), p. 8.

  3. MP/OOV-conferentie, juni 1973; aangehaald door James E. Faust in Conference in ‘Happiness Is Having a Father Who Cares’, Ensign, januari 1974, p. 23.

  4. Handboek kerkbestuur, boek 1: ringpresidiums en bisschappen (2006), p. 128.

  5. Handboek kerkbestuur, boek 1, p. 128.

  6. ‘A Sure Trumpet Sound: Quotations from President Lee’, Ensign, februari 1974, p. 78.