De wortel van de christelijke leer
President Gordon B. Hinckley heeft ons geleerd dat we het evangelie dieper in ons hart moeten laten wortelen en in het hart van hen die wij liefhebben en dienen. Ik geloof dat een van de manieren om aan president Hinckley’s aansporing te voldoen is ons te richten op de verzoening van Jezus Christus.
Jaren geleden heeft president Boyd K. Packer, waarnemend president van het Quorum der Twaalf Apostelen, het volgende gezegd over de genade van onze Middelaar, Jezus Christus: ‘Dit is de wortel van de christelijke leer. U weet misschien veel over het evangelie als aftakking hiervan, maar als u uitsluitend de aftakkingen kent zonder die met de wortel te verbinden — als ze van de waarheid zijn afgesneden — zal er geen leven, waarheid of verlossing uit voortkomen.’1
Ik geef u drie suggesties hoe we ons sterker met die wortel kunnen verbinden en daarbij het evangelie dieper in ons eigen hart en in het hart van hen die wij dienen te laten wortelen.
Nemen van de zinnebeelden van zijn lijden
In het tempelaanbevelingsgesprek wordt ons gevraagd: ‘Hebt u een getuigenis van de verzoening van Christus en van zijn rol als Heiland en Verlosser?’ Vanuit mijn ervaring als bisschop en als ringpresident kan ik u gelukkig meedelen dat ik daar nog nooit een negatief antwoord op heb gehad. En toch vraag ik me af of we die vraag wel goed inschatten. Ik vind het significant dat er van de vele rollen die Christus bekleedt bij ons alleen maar naar die van Heiland en Verlosser gevraagd wordt. Blijkbaar hebben deze beide rollen een bijzonder belang voor de tempel — een plek waar Hij Zich door verbonden aan ons bindt.
Als ringpresident vroeg ik me af of de leden van de ring ‘een getuigenis van de verzoening van Christus en van zijn rol als Heiland en Verlosser’ hadden. Ik had het gevoel dat de meesten onder hen Christus liefhadden — wat geen sinecure is — maar ik vroeg me af of ze Hem als Heiland kenden (Diegene die hen gered heeft) of als hun Verlosser (Diegene die hen heeft vrijgekocht). Op een dag dacht ik daarover na en zag toen bij het lezen in 3 Nephi 11 enkele aspecten die me nooit eerder waren opgevallen.
De mensen waar we in dat hoofdstuk over lezen, waren het rechtvaardige overblijfsel van het volk, zij die gehoor hadden gegeven aan de waarschuwingen van de profeten. Zij waren voorbereid om de Heer te ontmoeten. Toen de herrezen Heer aan hen verscheen, strekte ‘Hij zijn hand uit’ en toonde zijn wond — het zinnebeeld en bewijs van zijn offer. Toen sprak Hij ‘tot het volk, zeggende: Zie, Ik ben Jezus Christus, die volgens het getuigenis der profeten in de wereld zou komen’ (3 Nephi 11:9–10).
Vervolgens zei Hij: ‘Ik ben het licht en het leven der wereld; en Ik heb gedronken uit die bittere beker die de Vader Mij heeft gegeven en heb de Vader verheerlijkt door de zonden der wereld op Mij te nemen, waarmee Ik Mij in alle dingen aan de wil van de Vader heb onderworpen vanaf het begin’ (3 Nephi 11:11).
Dat was zijn boodschap. Hij is de Gezalfde van Wie de profeten hebben getuigd. Hij is de Schepper. Hij heeft voor ons geleden.
Let op de reactie van het volk: ‘En toen Jezus deze woorden had gesproken, viel de ganse schare ter aarde; want zij werden indachtig, dat onder hen was geprofeteerd, dat Christus zich […] aan hen zou vertonen’ (3 Nephi 11:12).
Wat er toen gebeurde is voor mij het heiligste onderdeel van de gebeurtenis. Jezus gebood hen om één voor één naar voren te komen en iets moeilijks te doen: ‘Staat op en nadert tot Mij om uw hand in mijn zijde te steken, en ook om de tekens van de nagels in mijn handen en in mijn voeten te voelen, opdat gij zult weten dat Ik de God van Israël en de God der gehele aarde ben, en ben gedood voor de zonden der wereld’ (3 Nephi 11:14).
Die mensen hadden fysiek contact met deze zinnebeelden van zijn lijden: ‘En het geschiedde dat de menigte toetrad en de handen in zijn zijde stak en de tekens van de nagels in zijn handen en in zijn voeten voelde; en dat deden zij en traden één voor één toe totdat allen waren toegetreden’ (3 Nephi 11:15) — alle twee en een half duizend.
Let eens op wat er toen gebeurde:
‘En toen zij allen waren toegetreden en er zelf getuige van waren geweest, riepen zij eenparig uit, zeggende:
‘Hosanna! Gezegend zij de naam van de Allerhoogste God! En zij vielen aan de voeten van Jezus neer en aanbaden Hem’ (3 Nephi 11:16–17).
De tweede keer dat deze mensen aan Jezus’ voeten vielen, ‘aanbaden [zij] Hem’. De eerste keer zijn ze misschien wel om andere redenen op de grond gevallen: angst, ontzag of omdat anderen het deden. Maar de tweede keer vielen zij op de grond om Hem te aanbidden. Vanwaar die andere reactie? De tweede keer riepen zij eensgezind uit: ‘Hosanna!’, wat ‘Red ons nu!’ betekent. Waarom riepen deze mensen om onmiddellijke verlossing tot Christus?
Ik wil een antwoord suggereren. Hoewel zij gehoorzaam waren geweest, hadden zij Hem misschien niet als hun Heiland leren kennen omdat ze nog niet de noodzaak tot verlossing hadden gevoeld. Zij hadden een leven vol goede werken geleid. Zij kenden Jezus als God en als Voorbeeld. Maar misschien kenden ze Hem nog niet als Heiland. Hun gebed luidde niet: ‘Wij danken U dat U ons in het verleden hebt verlost en ons daaraan vandaag door uw aanwezigheid herinnert.’ Nee, het gebed was een actuele smeekbede: ‘Hosanna!’ oftewel ‘Red ons nu!’ Dat zegt mij dat ze Hem toen als Heiland leerden kennen.
Waardoor waren zij van goede, gehoorzame mensen ineens gehoorzame mensen geworden die Jezus Christus nu als Heiland kenden? Waardoor waren zij aan zijn voeten neergevallen om Hem te aanbidden? Het was het fysieke contact met de zinnebeelden van zijn lijden.
Dat was wat de leden van onze ring nodig hadden om Christus te leren kennen als hun Heiland en Verlosser: fysiek contact met de zinnebeelden van zijn lijden. Maar hoe kregen we dat voor elkaar? En toen bedacht ik dat we dat elke zondag kunnen doen door deel te nemen aan het avondmaal. Wij eten het gebroken brood, een zinnebeeld van zijn gedode lichaam. Wij drinken het water, een zinnebeeld van zijn vergoten bloed. Dat zijn treffende zinnebeelden die bedoeld zijn om bij ons een sterk gevoel van dankbaarheid en eerbied op te roepen.
Ik geloof dat wij, als wij deelnemen aan het avondmaal van de Heer, in ons hart tot Christus roepen: ‘Red ons nu!’, en dat wij aan zijn voeten willen neervallen om Hem te aanbidden.
Zijn offer overpeinzen
Om het evangelie in ons hart geworteld te krijgen en in het hart van hen die wij dienen, moeten we bovendien tot in detail weten, begrijpen en aanvoelen welke gebeurtenissen deel uitmaakten van de verzoening van Jezus Christus. In Leer en Verbonden 19 geeft de Heer uit de eerste hand een gedetailleerd verslag van het lijden dat Hij heeft doorstaan:
‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren; (…)
‘welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen’ (vss. 16, 18).
Wat voor God aanbidden wij? Een God die wil dat wij weten dat zijn liefde voor ons oneindig en eeuwig is. Een God die wil dat wij weten dat zijn liefde voor ons Hem de kracht gaf om voor ons te lijden. Dit te weten, zou voldoende voor ons moeten zijn om ons leven in gehoorzaamheid en dankbaarheid aan Hem te onderwerpen.
Enige tijd geleden hoorde ik een levendige discussie tussen twee mensen over een kunstwerk dat een realistische afbeelding van Christus’ lijden voorstelde. Een van hen maakte bezwaar tegen het kunstwerk en zei: ‘Ik wil er niet aan hoeven denken hoeveel Christus geleden heeft.’ Ik vond dat een vreemde uitspraak omdat ik vind dat geen van ons zich kan veroorloven om niet aan zijn lijden te denken, ook al kunnen we niet volledig bevatten hoezeer Hij heeft geleden.
Voordat Moroni zijn relaas in het Boek van Mormon besloot met de aansporing ‘komt tot Christus’ (Moroni 10:30, 32), haalde hij een brief van zijn vader aan. Die moet veel indruk op hem hebben gemaakt, en ik denk dat hij hoopte dat hij ook indruk zou maken op ons: ‘Mijn zoon, wees getrouw in Christus; en mogen de dingen die ik heb geschreven u niet bedroeven, zodat ze u tot stervens toe terneerdrukken; maar moge Christus u verheffen, en mogen zijn lijden en dood, en de verschijning van zijn lichaam aan onze vaderen, en zijn barmhartigheid en lankmoedigheid, en de hoop op zijn heerlijkheid en op het eeuwige leven, u voor eeuwig bijblijven’ (Moroni 9:25).
Een van de dingen die wij altijd in gedachte moeten houden is ‘het lijden en de dood’ van Christus. We moeten gedachtes aan de prijs die Hij voor onze ziel betaald heeft niet uit de weg gaan. Onze lofzangen herinneren ons eraan:
‘Als ’k denk aan zijn wonden voor onze strafwaardigheid’
Zal ’k ooit dan vergeten zijn groot’ offervaardigheid?’2
‘Laat ons niet vergeten, Heiland,
dat Gij voor ons leedt en stierft.’3
‘Denkt, o heil’gen, denkt aan Mij,
denkt eraan, hoe uit mijn zij,
van mijn hoofd, uit hand en voet,
werd voor u gestort mijn bloed.
Met mijn lichaam aan het hout
leed ik ook voor úw behoud.’4
Onlangs las ik mee toen een spreker een bekende schrifttekst voorlas: ‘Bedenkt dat de waarde van zielen groot is in de ogen van God’ (LV 18:10). En toen zag ik in het volgende vers iets dat mij nooit eerder was opgevallen. De Heer zegt dat Hij de waarde van onze ziel als volgt heeft bewezen: ‘Want zie, de Heer, uw Verlosser, heeft de dood in het vlees ondergaan; aldus heeft Hij de pijn van alle mensen geleden, opdat alle mensen zich zouden kunnen bekeren en tot Hem komen’ (LV 18:11; cursivering toegevoegd).
Zijn lijden bewijst zijn liefde, maar doet nog meer. Het is tevens de manier waarop Hij ons ertoe brengt om ons te ‘bekeren en tot Hem [te] komen’. Als we tot enig besef zijn gekomen van wat Hij voor ons heeft gedaan — en in het bijzonder wat Hij voor ons heeft geleden — dan is onze natuurlijke reactie als kind van God om onze dank en liefde te willen tonen door Hem te gehoorzamen. Volgens mij is dit vers de kortste en diepzinnigste beschrijving — afkomstig van de Heer zelf — van de manier waarop wij het evangelie in ons hart kunnen laten wortelen.
De beste manier om mensen over te halen zich te bekeren en tot Christus te komen, is hen laten denken aan wat Hij voor ons heeft gedaan en vooral aan wat Hij voor ons heeft geleden. Zo doet de Heer het.
Hem indachtig zijn
Enkele jaren geleden hoorde ik ouderling Gerald N. Lund van de Zeventig een tijdschriftenartikel over bergbeklimmen beschrijven. Het artikel ging over zelfzekeringen — het systeem dat de veiligheid van klimmers garandeert. Een klimmer bereikt een veilige positie, bevestigt het touw en roept vervolgens naar zijn of haar metgezel: ‘Je bent gezekerd’, wat betekent: ‘Je bent veilig.’ De directeur van een school in bergbeklimmen, Alan Czenkusch, vertelde de auteur van het artikel welke ervaringen hij met zelfzekeringen had:
‘Czenkusch heeft door de methode van zelfzekering zijn beste en slechtste momenten in het klimmen meegemaakt. Czenkusch viel eens van een hoge rotswand af, trok drie steunen mee en trok degene die hem gezekerd had van een richel af. Hij kwam ondersteboven drie meter boven de grond tot stilstand toen zijn medeklimmer met uitgestrekte armen de val stopte.
‘“Don redde mijn leven”, zegt Czenkusch. “Hoe reageer je op zo iemand? Geef hem een tweedehands klimtouw voor Kerstmis? Nee, je onthoudt het. Je denkt altijd aan hem.”’5
President Gordon B. Hinckley heeft gezegd:
‘Geen enkel lid van deze kerk mag ooit de hoge prijs vergeten die onze Verlosser met zijn lijden betaald heeft om alle mensen te laten leven — de kwelling van Getsemane, de bittere bespotting bij zijn verhoor, de gemene doornenkroon die zijn huid openreet, de menigte die bij Pilatus om zijn bloed riep, de eenzame last van zijn loodzware gang naar Golgota, de gruwelijke pijn toen grote spijkers zijn handen en voeten doorboorden (…).
‘Dat moeten we nooit vergeten. We mogen het nooit vergeten, want daar gaf onze Heiland, onze Verlosser, de Zoon van God, Zich als plaatsvervangend offer voor eenieder.’6
Mogen wij Hem altijd indachtig zijn, alsmede de prijs die Hij heeft betaald voor onze ziel.
Naar een toespraak gehouden tijdens een devotional aan de Brigham Young University op 14 maart 2006.
Hem altijd indachtig zijn
‘Het is de gewonde Christus die de Aanvoerder van onze ziel is, Hij die nog de littekens draagt van onze vergiffenis, het letsel van zijn liefde en ootmoed.
‘Hij nodigt jong en oud, toen en nu, uit om naar voren te komen en die wonden te zien en te voelen (zie 3 Ne. 11:15; 3 Ne. 18:25). Dan gedenken wij net als Jesaja dat het voor ieder van ons was dat onze Meester ‘veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met’ verdriet was (Jesaja 53:3). Dit kunnen we allemaal in gedachte houden als we door een geknielde jonge priester worden uitgenodigd om Christus altijd indachtig te zijn.’
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen, ‘This Do in Remembrance of Me’, Ensign, november 1995, p. 69.