Het begon met een brochure
Een jonge postbeambte in Korea vond de antwoorden waar hij naar op zoek was, maar zou zijn familie naar hem luisteren?
Op een zomerdag in 1969 gaf een jonge zendeling in Sjoentsjeon., in de republiek Korea, de beambte in het postkantoor die de buitenlandse post verdeelde een brochure over het doel van dit leven. De jonge ouderling had waarschijnlijk geen idee wat een rij aan bekeringen hij daarmee in gang zette.
En de postbeambte die de brochure aannam ook niet. Tsjo Joeng Hioen wist niet waarom hij voor zijn baan zo ver van zijn geboorteplaats, Soentsjeon, vlakbij de zuidpunt van het Koreaanse schiereiland, moest verhuizen. Pas later zou hij begrijpen dat hij daar op dat moment moest zijn om die brochure in handen te krijgen.
Dat kleine voorval zou leiden tot de bekering van zijn hele familie en van veel mensen op wie hij later een goede invloed zou hebben. Maar die bekeringen kwamen niet zomaar tot stand. ‘Het duurde meer dan twintig jaar voordat al mijn familieleden gedoopt waren’, zegt hij. Door hem hebben zijn ouders, broers, zussen en hun partners en kinderen de zegeningen van het evangelie ontvangen.
Tsjo Joeng Hioens eigen bekering verliep best wel moeilijk. De brochure die de zendeling hem gaf, was ‘erg goed’, zegt hij, want het gaf antwoord op vragen over het doel van het leven die hij nooit had gevonden in enige andere christelijke kerk waar hij heen was gegaan. Maar hij dacht niet dat hij een onbekende Amerikaanse kerk serieus kon nemen, dus hij legde de brochure in een la en dacht er een tijdje niet aan.
Hij vergat ze totdat hij op een ochtend wakker werd na een avond met vrienden gedronken en gebiljart te hebben en bedacht dat hij iets aan zijn leven moest veranderen. En toen dacht hij weer aan de brochure waar hij antwoorden in had gevonden.
De eerste zondag dat hij een bijeenkomst in de kerk bijwoonde, was hij niet erg onder de indruk. Het was in een klein huurgebouwtje en hij herinnert zich dat de aanwezigen in de zondagsschool alleen de zendelingen, hun kokkin, een grootmoeder met twee kinderen en een paar studenten waren.
Maar door de antwoorden die hij in de brochure had gevonden en de ootmoed en het getuigenis van de jonge zendelingen bleef hij met hen praten, zelfs al was hij op zijn hoede voor hun kerk. Hij herinnert zich dat hij hen vaak tegensprak. Als zij teksten uit het Boek van Mormon aanhaalden, dacht hij: ‘Ze verzinnen dit echt heel goed. Het klinkt net als de Bijbel.’ Ze gaven hem een exemplaar van het Boek van Mormon met voorin met de hand de belofte in Moroni 10:3–5 uitgeschreven dat de lezer door de Heilige Geest de waarheid van het boek te weten zou komen. Tsjo Joeng Hioen dacht aan het verhaal van Joseph Smith en ging naar zijn lievelingsplekje in de bergen om een gebed uit te spreken. Maar hij kreeg niet meteen antwoord.
‘Ze zijn waar’
Op een dag zat hij in een bibliotheek in het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden te lezen toen hij duidelijk een stem tot hem hoorde spreken: ‘Ze zijn waar, ze komen van Mij.’ Hij keek om zich heen om te zien of iemand anders de stem had gehoord. Er stroomden tranen over zijn wangen toen hij besefte dat die boodschap alleen voor hem was.
Toen hij in 1969 was gedoopt en bevestigd, veranderde de wereld voor Tsjo Hioen. Mensen en zaken die voorheen onaangenaam leken, waren dat niet meer. Hij zag overal schoonheid om zich heen, ook al was er niets veranderd. Hij ging met de zendelingen langs de deuren en gaf zijn getuigenis.
Hij moest tijdens de Vietnamoorlog even zijn zendingswerk terzijde leggen toen hij in het leger zat. Maar toen hij halverwege de jaren zeventig naar Soentsjeon terugkeerde, zette hij zijn pogingen om het evangelie te verbreiden weer voort.
Er waren geen andere kerkleden in de stad. Hij probeerde daar verandering in te brengen door mensen die hij tegenkwam een boek-van-mormon te geven. ‘Ik vond dat ik de waarheid in dit waardevolle boek aan anderen moest doorgeven’, zegt hij. Maar hij had er niet veel succes mee. Vooral bij zijn eigen broers en zussen had hij als zendeling een grote invloed.
Zijn jongste zus, Tsjo Soengja (Koreaanse vrouwen houden hun meisjesnaam als ze trouwen), herinnert zich dat haar broer eerst gewoon gezinsavonden hield met zijn broers en zussen waarop hij ze evangeliebeginselen bijbracht. Maar uiteindelijk stelde hij de zendelingen aan ze voor.
Zijn jongste zus nam het evangelie makkelijk aan. Ze voelde dat de Heilige Geest tot haar getuigde van de waarheid van het eerste visioen van Joseph Smith. Leden van een ander geloof hadden haar een tekst in het boek Openbaring laten zien waarvan zij zeiden dat het waarschuwde tegen het toevoegen aan de woorden in dat boek (zie Openbaring 22:18–19). Maar toen ze op een dag in het Boek van Mormon 2 Nephi 29 las, werd daar in enkele verzen de noodzaak tot aanvullende openbaring uiteengezet (zie vss. 11–14), en weer voelde ze de Geest getuigen dat dit waar was.
Haar vader was ertegen dat ze tot de kerk toetrad, maar uiteindelijk gaf hij zijn toestemming, waarmee haar gebeden werden verhoord. In 1976 — ze was toen 16 — werd ze gedoopt en bevestigd.
Hun vertrouwde leidsman
Net als haar pionierende oudere broer, Joeng Hioen, wilde ook Soengja het gevonden evangelie doorgeven. Ze vertelde er al haar vriendinnen op school over en uiteindelijk lieten vijf van hen zich dopen en bevestigen.
Soengja’s oudste broer, Tsjo Jong Hioen, had samen met zijn broers en zussen ook naar de zendelingen geluisterd. Hun ouders hadden het druk met het restaurant van de familie, en Joeng Hioen, de op-een-na-oudste zoon, moest vaak voor zijn jongere broers en zussen zorgen. Zijn broers en zussen hadden hem allemaal lief en vertrouwden op zijn oordeel. ‘Ik had veel respect voor mijn oudere broer, dus toen hij mij voor het eerst vertelde over het evangelie, kon ik het aanvaarden’, zegt Jong Hioen.
Maar Jong Hioens bekering was niet alleen maar gebaseerd op het getuigenis van zijn broer. Hij kreeg zelf ook een sterk getuigenis van de waarheid. En toen hij eenmaal tot de kerk was toegetreden, werd hij een toegewijd en trouw lid.
Door die toewijding kreeg hij tijdens zijn studie het verlangen om een zending te vervullen — een keuze waar zijn vader tegen was. Maar Jong Hioen kreeg zijn vaders toestemming door te beloven harder te studeren na zijn terugkeer, een belofte waar hij zich aan hield.
Vader en zoon zouden enkele jaren later weer met elkaar botsen over de kerk als Jong Hioen een baan bij de kerkelijke onderwijsinstellingen krijgt aangeboden. Hij had succes in zijn baan bij een oliebedrijf, maar hij nam de baan bij de kerk aan en is sinds 1986 CES-coördinator in de regio Gwangdjoe, in het zuiden van Korea. Zijn vader was ertegen en vond het onverstandig dat zijn zoon een goede baan bij een prestigieuze firma verliet om te werken voor een relatief onbekende kerk die in Amerika was opgericht. Zijn vader zei later dat hij bittere tranen had gestort vanwege Jong Hioens beslissing en dat hij hem bijna onterfd had. Gelukkig werd de kloof later overbrugd.
Alle broers en zussen Tsjo zeggen dat hun vader de grootste tegenstander was van hun studie en naleving van het evangelie. Hij kon erg veeleisend zijn en in zijn traditionele rol als hoofd van de familie verwachtte hij gehoorzaamheid.
Dienstbaarheid was de oplossing
Maar sommige andere broers en zussen hadden hun eigen bedenkingen over de kerk. De tweede dochter, Tsjo Gil Ja, had haar reserves omdat ze zich afvroeg waarom haar broer gevraagd werd zoveel vrijwillig te doen in zijn kerk terwijl predikanten in andere kerken voor hun werk betaald werden. Zij had verkering, huwde en was al kinderen aan het grootbrengen toen ze uiteindelijk haar broers verzoek inwilligde om met de zendelingen te praten.
Toen zij haar vroegen om het Boek van Mormon te lezen, raakte ze erin verdiept en las ze het in drie dagen uit. Ze gaf gehoor aan de aansporing van Moroni om te bidden over de leringen die erin stonden en kreeg een sterke bevestiging dat die waar waren. Toen, zegt ze, ‘had ik het gevoel dat er iets was dat ik voor God kon doen.’ In antwoord daarop kreeg ze de ingeving dat ook zij naar de kerk moest gaan en zich ervoor moest inzetten.
Gil Ja had geleerd om zich in te zetten door het goede voorbeeld wat ze had gekregen. Haar moeder had dat beginsel ook altijd nageleerd en had zich al voor kerkleden ingezet voordat ze zelf lid werd.
Haar moeder had liefde opgevat voor de leden van de kerk en voor de zendelingzusters die haar wilden onderrichten. Maar ze vond het moeilijk om haar traditionele godsdienst op te geven. In haar kast stond een boeddhabeeldje waar ze elke dag tot bad. Het keerpunt in haar bekering kwam toen ze gedroomd had dat ze tot haar boeddha bad en dat zijn geschilderde ogen begonnen te tranen en hij haar langzaam de rug toekeerde. Zij begreep dat de droom betekende dat het tijd was dat zij een nieuw godsdienstig pad volgde.
Drie jaar na haar doop en bevestiging stemde haar man — die toen het enig overblijvende familielid was dat nog geen lid van de kerk was geworden — er eindelijk mee in om naar het evangelie te luisteren en kwam ook hij tot bekering. Volgens zijn kinderen werd hij door zijn toetreding tot de kerk een ander mens: liever, vriendelijker en toleranter.
Een familie herenigd
Ongeveer 26 jaar na Tsjoe Joeng Hioens doop waren al zijn familieleden eindelijk lid van de kerk. Een hoogtepunt voor de familie was de verzegeling van hun moeder en vader in de Seoeltempel. En het was voor de hele familie een ontroerend moment toen de kinderen Tsjo voor hun vader het wiegeliedje zongen dat hij voor ze had gezongen toen zij nog klein waren.
Hun moeder was tot haar dood getrouw werkzaam in de kerk. Zelfs toen ze met maagkanker in het ziekenhuis lag, deed ze zendingswerk door de jongeman in het bed naast haar bekend te maken met het evangelie.
Haar zoons en dochters zetten die traditie van dienstbaarheid voort. Er zijn twee presidenten Tsjo in de familie. Jong Hioen, de CES-coördinator, heeft in de loop der jaren allerlei verschillende priesterschapsroepingen gehad en is momenteel president van de ring in Gwangdjoe. Tsjo Joeng Hioen, die zijn familie de weg heeft gewezen naar de kerk, heeft ook verschillende leiderschapsposities bekleed in Soentsjeon, waaronder districtspresident. Momenteel is hij president van de gemeente Soentsjeon. Tsjo Gil Ja is meer dan zestien jaar lang achtereenvolgens ZHV-presidente van de wijk en van de ring geweest. Andere broers en zussen in de familie zijn ook actief waar zij wonen en zijn alle getrouwd met actieve leden.
Er zijn al zeven kinderen en kleinkinderen Tsjo op zending geweest en anderen bereiden zich voor op een zending. Enkele kinderen en kleinkinderen zijn met teruggekeerde zendelingen getrouwd. En nu wordt de vierde generatie Tsjo in de kerk grootgebracht. De moeilijkheden van het leven worden hen niet bespaard, maar door hun gehoorzaamheid zijn we wél gezegend.
De zendeling die bijna veertig jaar geleden die brochure aan een jonge postbeambte gaf kon onmogelijk weten wat er zou groeien uit dat kleine zaadje dat hij zaaide. Maar de oogst is overvloedig — en dit is waarschijnlijk nog maar het begin.