Enthousiast om te leren
‘Zoekt kennis, ja, door studie en ook door geloof’ (LV 88:118).
Russell deed voorzichtig zijn twee potloden en zijn notitieblok in zijn schooltas. Hij kamde zijn haar en keek of zijn kleren goed zaten. Daarna gaf hij zijn moeder als afscheid een knuffel en rende hij naar de bushalte. Hij had het gevoel dat hij uit elkaar zou barsten als de bus niet snel kwam. Hij was zo opgewonden dat hij voor het eerst naar school ging.
Russell had zijn oudere broers en zussen elk jaar naar de halte zien lopen om daar op de bus naar school te stappen. Hij wilde met hen mee in de bus. Hij wilde zo graag hetzelfde leren als zij. Hij wilde meer te weten komen over dinosaurussen. Hij wilde weten hoe treinen werken. Hij wilde leren lezen. Hij wist gewoon dat naar school gaan hem goed zou bevallen.
Russells lerares, mevrouw Wilson, glimlachte toen hij de klas inliep. Ze liet Russell zien waar zijn tafeltje was. Ze liet hem ook zien waar hij zijn schooltas kon ophangen.
‘Misschien leren we wel eerst over dinosaurussen’, dacht Russell.
‘Welkom op school’, zei mevrouw Wilson. ‘We gaan ons voorstellen en iets over onszelf vertellen.’
Russell fronste zijn wenkbrauwen. ‘Nou ja, we moeten wel iedereen leren kennen’, dacht hij. ‘Misschien leren we later wel over dinosaurussen.’
Toen het Russells beurt was om zich voor te stellen, zei hij: ‘Ik ben Russell. Ik wil graag van alles wat leren — en vooral over treinen en dinosaurussen.’
‘Geweldig, Russell’, zei mevrouw Wilson. Russell glimlachte. Hij was ervan overtuigd dat ze wel gauw iets over treinen en dinosaurussen zouden leren.
Maar dat gebeurde niet. Ze aten een tussendoortje en speelden met blokken in de vorm van cirkels, driehoeken en vierkanten.
‘Mevrouw Wilson, wanneer leren we iets over dinosaurussen en treinen?’ vroeg Russell.
‘Nu niet, Russell’, zei ze. ‘Het is nu tijd voor een verhaal.’
‘Gaat het over dinosaurussen?
‘Nee, Russell.’
Na het verhaal leerden ze iets van het alfabet. En toen was het tijd om naar huis te gaan.
Russell was boos.
Hij zat fronsend door het raam van de bus naar buiten te kijken. Hij rende van de bushalte naar huis en stormde via de voordeur naar binnen. Hij rende naar zijn kamer en begroef zijn hoofd in een deken.
Mama kwam binnen en legde haar hand op Russells hoofd. ‘Hoe was je eerste dag?’ vroeg ze.
‘Verschrikkelijk. Ik leer nooit iets, en ik ga er niet meer heen. We hebben vandaag alleen maar met blokken gespeeld en naar verhalen geluisterd.’
‘Het was nog maar je eerste dag, Russell’, zei mama.
Russell ging overeind zitten en keek mama aan. ‘Ik wil graag over treinen en dinosaurussen leren — vandaag!’
Mama ging naast Russell op het bed zitten. ‘Je kunt niet alles meteen leren. Leren kost tijd. En hoe meer je nu leert, hoe meer je later kunt leren.’
‘Wat bedoel je?’ vroeg Russell.
‘Nou, je moet het alfabet leren voordat je kunt leren lezen. En je moet leren lezen om te kunnen lezen over de dingen die je interesseren’, zei ze.
Daar dacht Russell over na. Misschien waren er nog andere dingen te leren dan dingen over dinosaurussen en treinen. ‘Dan zal ik het morgen nog maar een keer proberen op school’, zei hij.
Mama glimlachte naar hem.
‘Maar mam, denk je dat we uit de bibliotheek een boek over dinosaurussen kunnen halen?’
‘Ja hoor, ik denk dat we dat wel kunnen doen.’