2009
In de ware leer onderwijzen
April 2009


Boodschap van het Eerste Presidium

In de ware leer onderwijzen

President Henry B. Eyring

Al van vóór de schepping van de wereld woedt er een oorlog tussen licht en duister, goed en kwaad. Die oorlog woedt nog steeds, en het aantal slachtoffers lijkt toe te nemen. We hebben allemaal wel familieleden of dierbaren die klappen krijgen van de vernietiger die al Gods kinderen ellendig wil maken. Velen van ons hebben er slapeloze nachten van gehad. We hebben alles in het werk gesteld om de krachten die overal inwerken op de mensen die gevaar lopen ten goede te keren. We hebben ze liefde gegeven. We hebben ze het best mogelijke voorbeeld gegeven. We hebben voor ze gebeden. Lang geleden heeft een wijs profeet ons verteld over een andere kracht die wij soms misschien onderschatten, waardoor we er te weinig gebruik van maken.

Alma was leider van een volk dat vernietigd dreigde te worden door meedogenloze vijanden. Geconfronteerd met dat gevaar kon hij niet alles doen, en dus moest hij kiezen. Hij had verdedigingswerken kunnen bouwen, legers kunnen oefenen of oorlogstuig kunnen maken. Maar zijn enige hoop op een overwinning was de hulp van God in te roepen, en hij wist dat zijn volk zich daarvoor moest bekeren. Daarom besloot hij om eerst de geestelijke aanpak te proberen: ‘En nu, daar de prediking van het woord het volk er dikwijls toe bewoog te doen wat rechtvaardig was — ja, het had een krachtiger uitwerking op het gemoed van het volk gehad dan het zwaard of iets anders wat hun was overkomen — daarom achtte Alma het raadzaam dat zij het met de kracht van het woord Gods probeerden’ (Alma 31:5).

Ons verstand en ons hart openstellen

Het woord Gods is de leer die door Jezus Christus en zijn profeten wordt verkondigd. Alma wist dat de leer grote kracht heeft. De leer kan het verstand van de mensen verlichten, waardoor zij geestelijke zaken inzien die niet zichtbaar zijn voor het natuurlijke oog. En zij kan het hart ontvankelijk maken voor de liefde voor God en voor de waarheid. De Heiland maakt in Leer en Verbonden 18, waar Hij hen die Hem als zendelingen willen dienen in zijn leer onderwijst, gebruik van beide krachtbronnen om onze ogen en ons hart open te stellen. Denk bij het lezen van deze tekst eens aan de jongeman in uw familie die weifelt bij de voorbereiding op zijn zending. Zo leerde de Meester twee van zijn dienstknechten, en zo kunt u de jongeman die u dierbaar is ook leren:

‘En nu, Oliver Cowdery, spreek Ik tot u, en ook tot David Whitmer, bij wijze van gebod; want zie, Ik gebied alle mensen overal zich te bekeren, en Ik spreek tot u zoals tot mijn apostel Paulus, want u bent geroepen met dezelfde roeping als waarmee hij was geroepen.

‘Bedenkt dat de waarde van zielen groot is in de ogen van God’ (LV 18:9–10).

Hij zegt eerst dat Hij ze vertrouwt. Dan wendt Hij hun hart tot Hem door te vertellen hoezeer zijn Vader en Hij iedere ziel liefhebben. Vervolgens heeft Hij het over het fundament van zijn leer. Hij beschrijft hoeveel reden wij hebben om Hem lief te hebben:

‘Want ziet, de Here, uw Verlosser onderging de dood in het vlees; aldus leed Hij de pijnen van alle mensen, opdat alle mensen zich mochten bekeren en tot Hem komen.

‘En Hij is wederom uit de doden opgestaan, opdat Hij alle mensen tot Zich mocht brengen op voorwaarde van bekering.

‘En hoe groot is zijn vreugde over de ziel die zich bekeert!’ (LV 18:11–13).

Als Hij de leer van zijn zending om hun hart open te stellen, heeft behandeld, geeft Hij hun dit gebod: ‘Welnu, u bent geroepen om dit volk bekering toe te roepen’ (LV 18:14).

Uiteindelijk doet Hij hun ogen open zodat zij door de sluier heen kunnen kijken. Hij neemt hen en ons mee naar een toekomstig bestaan, zoals beschreven in het grote heilsplan, dat ooit het onze kan zijn. Hij vertelt over iets fantastisch dat al onze inzet waard is:

‘En al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde om dit volk bekering toe te roepen, en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!

‘En nu, indien uw vreugde groot zal zijn met één ziel die u tot Mij hebt gebracht in het koninkrijk van mijn Vader, hoe groot zal dan uw vreugde zijn indien u vele zielen tot Mij brengt!’ (LV 18:15–16.)

In die passages verkondigt Hij leer die ons hart moet openstellen voor zijn liefde. En Hij verkondigt leer die onze ogen moet openen voor geestelijke zaken die onzichtbaar zijn voor elk verstand dat niet verlicht wordt door de Geest der waarheid.

Hoe wij moeten onderrichten

De noodzaak om onze ogen open te doen en ons hart open te stellen, zegt ons hoe wij leer moeten verkondigen. De leer neemt in kracht toe als de Heilige Geest bevestigt dat die waar is. Wij bereiden hen die naar ons luisteren zo goed mogelijk voor om de rustige ingevingen van de stille, zachte stem te ontvangen. Dat vergt op zijn minst enig geloof in Jezus Christus. Het vergt op zijn minst enige ootmoed, enige bereidheid om zich over te geven aan de wil van de Heiland voor ons. De persoon die u ermee zou helpen, heeft misschien maar weinig van beide, maar u kunt er bij hem of haar op aandringen om er in elk geval naar te verlangen te geloven. En u kunt daar vertrouwen in krijgen door een andere kracht van de leer. Waarheid kan namelijk haar eigen weg bereiden. Alleen al het horen van de leer kan in het hart een zaadje van geloof zaaien. En zelfs een piepklein zaadje van geloof in Jezus Christus nodigt de Geest uit.

Wij hebben meer controle over onze eigen voorbereiding. We verheugen ons in Gods schriftuurlijke woord en bestuderen de leringen van de levende profeten. We vasten en bidden zodat wij zelf, en de persoon die wij onderrichten, de Geest ontvangen.

Omdat we de Heilige Geest nodig hebben, moeten we er op letten dat we alleen maar ware leer verkondigen. De Heilige Geest is de Geest van waarheid. Als we niet speculeren en de leer niet op onze eigen wijze interpreteren, nodigen we zijn bevestiging uit. Dat kan moeilijk zijn. U hebt de persoon die u probeert te beïnvloeden tenslotte lief. Hij of zij heeft de leer misschien eerder gehoord en genegeerd. Het is verleidelijk om iets nieuws of sensationeels te proberen. Maar als we er goed op passen dat we alleen maar ware leer verkondigen, nodigen we de Heilige Geest uit om bij ons te zijn.

Een van de zekerste manieren om valse leer volledig te vermijden, is eenvoudig te zijn in ons onderricht. Eenvoud is veilig, en er gaat niet veel verloren. Wij weten dat omdat de Heiland ons heeft gezegd dat we kleine kinderen de belangrijkste leerstellingen moeten bijbrengen. Hij heeft ons deze opdracht gegeven: ‘Voor zoverre ouders kinderen hebben in Zion, of in een van haar georganiseerde ringen, en hun niet de leer van bekering en geloof in Christus, de Zoon van de levende God, leren begrijpen, en van de doop en de gave van de Heilige Geest door handoplegging wanneer zij acht jaar oud zijn, dan zal de zonde op het hoofd van de ouders rusten’ (LV 68:25).

We kunnen zelfs een kind begrip geven van de leer van Jezus Christus. Dan is het ook mogelijk om met Gods hulp de leer op eenvoudige wijze te verkondigen.

Begin vroeg

Onze grootste kansen liggen bij kinderen. De beste tijd om ze te onderrichten, is als ze heel jong en nog immuun zijn voor de verleidingen van hun doodsvijand, lang voordat de woorden van waarheid moeilijker te horen zijn temidden van het lawaai van hun persoonlijke worstelingen.

Een verstandige ouder zal nooit een kans laten schieten om de kinderen te vergaderen en hen in de leer van Jezus Christus te onderwijzen. In vergelijking met de werken van de vijand zijn die momenten zo zeldzaam. Voor elk uur dat de kracht van de leer in het leven van een kind wordt gebracht, kunnen honderden uren staan dat er boodschappen en beelden tot hem komen die de reddende waarheid loochenen of negeren.

De vraag zou niet moeten zijn of we te moe zijn om ons voor te bereiden op het onderwijzen in de leer, of dat het beter zou zijn om een betere band met een kind te krijgen door iets leuks te doen, of dat een kind denkt dat we teveel preken. De vraag moet zijn: ‘Daar er zo weinig tijd is, en zo weinig kansen, welke woorden van de leer sterken hen tegen de aanvallen op hun geloof die zeker zullen komen?’ De woorden die u vandaag tot hen spreekt, zijn misschien wel de woorden die zij onthouden. En vandaag is al snel voorbij.

De jaren vergaan, we onderwijzen onze kinderen zo goed mogelijk in de leer, en toch reageren sommige daar niet op. Dat doet ons verdriet. Maar er schuilt hoop in de schriftuurlijke verhalen over families. Denk bijvoorbeeld aan Alma de jonge en Enos. Toen zij een crisis doormaakten, dachten ze aan de woorden van hun vader, woorden over de leer van Jezus Christus (zie Enos 1:1–4; Alma 36:16–19). Dat was hun redding. Uw kinderen zullen ook aan uw woorden over die heilige leer denken.

De blijvende gevolgen van onderwijs

Er kunnen u twee twijfels bekruipen. U vraagt zich misschien af of u de leer wel goed genoeg kent om erin te onderwijzen. En als u al geprobeerd hebt om erin te onderwijzen, vraagt u zich misschien af waarom u niet goed ziet dat het positieve gevolgen heeft.

In mijn eigen familie is er een verhaal over een jonge vrouw die de moed had om al leer te verkondigen toen ze nog een recente bekeerlinge was en nog maar weinig had geleerd. Het feit dat de gevolgen van haar onderricht nog voortduren, geeft mij het geduld om te wachten op de vruchten van mijn eigen pogingen.

Mary Bommeli was mijn overgrootmoeder. Ik heb haar nooit ontmoet. Haar kleindochter heeft haar haar verhaal horen vertellen en heeft het opgeschreven.

Mary was in 1830 geboren. De zendelingen gaven haar familie in Zwitserland les toen ze 24 jaar was. Ze woonde nog thuis, en ze weefde en verkocht stoffen op hun boerderijtje om mede in het gezinsonderhoud te voorzien. Toen de familie de leer van het herstelde evangelie van Jezus Christus hoorde, wisten ze dat die waar was. Ze lieten zich dopen. Mary’s broers werden op zending geroepen. Ze gingen zonder buidel of male. De rest van de familie verkocht hun bezittingen om in Amerika met de heiligen te vergaderen.

Er was niet genoeg geld om voor allen de reis te betalen. Mary bood vrijwillig aan om achter te blijven omdat zij meende met haar weven voldoende te kunnen verdienen om in haar onderhoud te voorzien en haar reis te betalen. Ze bereikte Berlijn en maakte kennis met een vrouw die haar inhuurde om stof te weven voor de kleding van haar gezin. Ze woonde in een personeelskamer en zette haar weefgetouw op in de woonkamer van het huis.

Het was in Berlijn destijds tegen de wet om de leer van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen te verkondigen. Maar Mary kon het goede nieuws niet voor zichzelf houden. De vrouw des huizes en haar vriendinnen schaarden zich om het weefgetouw om het Zwitserse meisje te horen prediken. Ze vertelde over de verschijning van onze hemelse Vader en Jezus Christus aan Joseph Smith, de bezoeken van engelen, en het Boek van Mormon. Toen ze bij de geschriften van Alma kwam, bracht ze de leer van de opstanding.

Dat leverde problemen op met haar weven. In die tijd stierven veel kinderen erg jong. De vrouwen rond het weefgetouw hadden kinderen verloren, sommige zelfs meerdere. Toen Mary uitlegde dat kleine kinderen het celestiale koninkrijk beërven en dat die vrouwen weer bij hen konden zijn, en bij de Heiland en onze hemelse Vader, stroomden er tranen over de wangen van de vrouwen. Mary weende ook. De stof die Mary had geweven, werd nat van al die vallende tranen.

Maar Mary’s onderricht schiep een ernstiger probleem. Hoewel Mary de vrouwen had gesmeekt om niemand te vertellen wat ze hun had gezegd, deden ze dat tóch. Ze vertelden de heerlijke leer aan hun vriendinnen. En dus werd er op een avond op de deur geklopt. Het was de politie. Ze brachten Mary naar de gevangenis. Onderweg vroeg ze aan de politieman hoe de rechter heette voor wie zij de volgende ochtend zou verschijnen. Ze vroeg of hij een gezin had. En ze vroeg of hij een goede vader en echtgenoot was. De politieman glimlachte en beschreef de rechter als een man van de wereld.

In de gevangenis vroeg Mary om een potlood en wat papier. Ze schreef de rechter een brief. Ze schreef over de opstanding van Jezus Christus zoals die in het Boek van Mormon beschreven staat, over de geestenwereld, en vroeg hoe lang de rechter vóór het laatste oordeel tijd zou hebben om na te denken over zijn leven. Ze schreef dat ze wist dat hij veel had om zich van te bekeren, dingen die het hart van zijn gezinsleden zouden breken en hem groot verdriet zouden doen. Ze werkte de hele nacht door aan de brief. ’s Morgens vroeg ze de politieman of hij haar brief naar de rechter wilde brengen. Dat deed hij.

Later die dag riep de rechter de politieman bij zich in zijn kantoor. De brief die Mary had geschreven, was onweerlegbaar bewijs dat ze het evangelie verkondigde en dat ze dus de wet overtrad. Maar het duurde niet lang voordat de politieman weer terug was in Mary’s cel. Hij vertelde haar dat men alle aanklachten had laten vallen. Ze mocht gaan. Haar verkondiging van de leer van het herstelde evangelie van Jezus Christus had genoeg ogen open gedaan en harten opengesteld om haar gevangen te laten zetten. Maar het verkondigen van de leer van bekering aan de rechter bracht haar de vrijheid.1

Uw nakomelingen vormen

Het onderricht door Mary Bommeli raakte meer dan alleen de rechter en die vrouwen rond het weefgetouw. Mijn vader (haar kleinzoon) sprak met mij op de avonden vlak voor zijn dood. Hij had het over de op handen zijnde vreugdevolle herenigingen in de geestenwereld. Ik kon het heldere licht en de glimlachen in dat paradijs bijna voor me zien toen hij er met zoveel zekerheid over sprak.

Op een gegeven moment vroeg ik hem of hij zich nog ergens van bekeren moest. Hij glimlachte. Hij ginnegapte eventjes en zei: ‘O nee, Hal, ik heb mij altijd meteen bekeerd.’ De leer van het paradijs die Mary Bommeli de vrouwen bijbracht, was heel reëel voor haar kleinzoon. En zelfs de leer die Mary aan de rechter uiteen had gezet, was mijn vader tot zegen. En dit is niet alles wat Mary Bommeli’s onderricht tot stand zal brengen. Het verslag van haar woorden zal nog ongeboren generaties in haar familie de ware leer brengen. Omdat zij geloofde dat zelfs een recente bekeerlinge voldoende van de leer wist om erin te onderwijzen, zullen haar nakomelingen hun verstand en hun hart openstellen en zullen zij gesterkt worden voor de strijd.

Uw nakomelingen zullen elkaar in de leer onderwijzen omdat ú erin onderwezen hebt. De leer kan meer teweegbrengen dan alleen het verstand openstellen voor geestelijke zaken en het hart voor Gods liefde. Als de leer vreugde en gemoedsrust geeft, heeft hij ook de kracht om een mond open te doen. Net als de vrouwen in Berlijn, zullen uw nakomelingen niet in staat zijn om het goede nieuws voor zich te houden.

Ik ben dankbaar dat ik in een tijd leef waarin we met onze familie het herstelde evangelie hebben. Ik ben dankbaar voor de zending van liefde van de Heiland en de woorden van leven die Hij ons heeft gegeven. Ik bid dat wij die woorden mogen doorgeven aan de mensen die wij liefhebben. Ik getuig dat God, onze Vader, leeft en dat Hij al zijn kinderen liefheeft. Jezus Christus is zijn eniggeboren Zoon in het vlees, en Hij is onze Heiland. Ik weet dat Hij is herrezen. En ik weet dat wij rein kunnen worden gemaakt door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie van Jezus Christus.

Noot

  1. Zie Theresa Snow Hill, Life and Times of Henry Eyring and Mary Bommeli (1997), pp. 15–22.

Illustraties Michael T. Malm

Foto Christina Smith