Vier toespraken, vier veranderde levens
Elk jaar in april en oktober luisteren miljoenen heiligen der laatste dagen naar de dienstknechten van de Heer. Vier leden van de kerk vertellen hoe de algemene conferentie hen in de loop der jaren tot zegen is geweest.
Goede dingen zullen komen
Kort nadat mijn man zijn mastersgraad had gehaald, overwoog hij nog verder te studeren voor een doctorsgraad. Dit vooruitzicht schrikte ons eigenlijk af, omdat het halen van zijn mastersgraad al zo moeilijk was geweest. We hadden twee kleine kinderen en verlangden naar een goede baan en misschien wel een huis.
In die oktoberconferentie sprak ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen over enkele ervaringen die hij had gehad bij de verhuizing van zijn jonge gezin naar Connecticut om daar verder te studeren. Wij waren ook voor een studie naar Connecticut verhuisd. Hij beschreef hoe hij met zijn gezin al hun bezittingen in hun autootje had geladen — dat hadden wij ook gedaan. Hij beschreef dat de motor van de auto aan het begin van de tocht oververhit was geraakt en het niet één maar twee keer had begeven! Ons voertuig had het ook twee keer begeven.
Uiteindelijk beschreef hij een recentere ervaring toen hij met een betrouwbare auto naar de plek was gereden waar zijn auto het dertig jaar geleden had begeven. In gedachten zag hij zichzelf weer als jonge vader en zei: ‘Geef het niet op, jongen. Geef het niet op. (…) Er liggen hulp en geluk in het verschiet — heel veel zelfs. (…) Kop op. Het komt uiteindelijk allemaal goed. Vertrouw op God en geloof in goede dingen die zullen komen.’1 De ervaring van ouderling Holland heeft me het gevoel gegeven dat er begrip en liefde voor mij was. Zijn voorbeeld heeft me de moed gegeven om de geestelijke bevestiging te zoeken dat een verdere opleiding voor mijn man de wil van de Heer voor ons gezin was. Vijf jaar en twee baby’s later was mijn man klaar met zijn proefschrift. Zijn studie was beslist zwaar, maar we waren gelukkig. We hadden de wil van de Heer gevolgd en Hij had ons lichamelijk, geestelijk en financieel gezegend.
Sinds die conferentie heb ik vaak aan de toespraak van ouderling Holland gedacht. Ik heb geleerd dat als ik mijn vertrouwen in God probeer te stellen door de raad van zijn profeten en apostelen op te volgen, daar echt veel goeds uit voortkomt.
Melinda McLaughlin, Maryland (VS)
Ik heb oma leren waarderen
Als kind vond ik het fijn om mijn oma te schrijven. Ze woonde aan de andere kant van het land, dus zag ik haar hooguit een of twee keer per jaar. Maar als tiener kreeg ik het geleidelijk aan zo druk dat ik niet meer schreef, en onze band werd steeds minder sterk. Als oma een paar dagen op bezoek was, vroeg of zei ik wel eens wat, maar onze gesprekken waren nooit oprecht of uit het hart. Tegen de tijd dat ik zestien werd, kende ik haar nauwelijks meer en wist ik niet wat ik tegen haar moest zeggen.
Op de laatste dag van een van haar bezoeken was ik alleen in de keuken met het eten bezig toen ze binnenkwam en ging zitten. Ik groette haar, maar wist toen niet meer wat ik nog moest zeggen. Ik merkte wel dat ze met me wilde praten en waarschijnlijk al een tijdje naar een gelegenheid had gezocht om dat te doen, maar hoe moest ik in vredesnaam een gesprek aanknopen met een vrouw van vijfenzeventig jaar met wie ik niets gemeen leek te hebben?
Ik zei iets over het eten dat ik aan het klaarmaken was, maar dat onderwerp was geen lang leven beschoren. Uiteindelijk vroeg ik oma hoe haar leven was toen ze mijn leeftijd had. Ze vertelde me verhalen over haar werk en sociale bezigheden, en daarna hoe ze mijn opa had leren kennen en verliefd was geworden. Ik realiseerde me dat haar leven en verlangens als tiener niet veel anders waren dan die van mij.
Enkele maanden later sprak president Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, in de algemene conferentie over grootouders. In zijn toespraak, ‘In rijpere jaren’, sprak hij over de wijsheid en adviezen die de oudere leden van de kerk te bieden hebben. Zijn onderwerp heeft me ertoe aangezet mijn relatie met mijn grootmoeder te overdenken. Ik besefte dat ik een waardevolle vriendschap had laten liggen.
Ik besloot oma weer te schrijven. Ik wist nog steeds niet goed wat ik moest zeggen, dus schreef ik maar over mijn werk, mijn vrienden, familie en wat ik zoal deed. Ze reageerde op al mijn brieven en schreef terug over andere familieleden, haar tuin en haar dagelijkse bezigheden. De volgende keer dat we samen waren, was het niet moeilijk om met haar te praten.
Ik ben dankbaar voor de conferentietoespraak die kwam op een moment dat ik klaar en gewillig was om mijn grootmoeder opnieuw te leren kennen. Door de woorden van president Packer zag ik in dat de ‘onbetaalbare bron van ervaring, wijsheid en inspiratie’2 die mijn grootmoeder werkelijk was, mij was ontgaan. Nu ben ik deze prachtige vrouw gaan waarderen en ben ik gezegend door haar voorbeeld en vriendschap.
Laura A. Austin, Utah (VS)
Ik ben het zelf te weten gekomen
Ik moet toegeven dat mijn getuigenis aan het begin van mijn zending beperkt was tot mijn kennis van het heilsplan en het Boek van Mormon. Ik zag in dat mijn getuigenis niet diep genoeg geworteld was en voelde me als zendeling dan ook tekortschieten.
Net als de meeste Franse leden van de kerk in die tijd had ik nog nooit een uitzending van de algemene conferentie bijgewoond. We waren altijd aangewezen op een herhaling van de uitzending, waarbij we de conferentie via een tolk in het Frans beluisterden. Nu was ik als zendeling in Wales en sprak ik Engels, zodat ik de stem van de profeet, president Ezra Taft Benson (1899–1994), rechtstreeks zou horen.
Toen de bijeenkomst begon, zongen de plaatselijke leden met de leden in de Tabernakel in Salt Lake City mee. Ik zong ook mee en raakte al snel overstelpt door een overweldigend gevoel van vreugde en eenheid. Die gevoelens waren voor mij een getuigenis dat ik lid was van de kerk van Jezus Christus.
Toen ik daar zo zat, kreeg ik een gedachte: ‘Als ik de Heer nou eens zou vragen om een bevestiging dat president Benson zijn profeet is?’
Ik wist dat ik God kon vragen (zie Moroni 10:4), maar was bang dat ik Hem zou beledigen met mijn vragen. Na enige overweging besloot ik het toch te proberen. Ik boog mijn hoofd en vroeg de Heer om tot mij te getuigen dat de man die zou gaan spreken zijn profeet, ziener en openbaarder was. Vrij snel daarna kreeg ik een intens blij en vredig gevoel in mijn hart. Ik keek op en hoorde president Benson getuigen van het Boek van Mormon.
Vanaf dat moment wist ik zelf dat de Heer de kerk leidt door een profeet die Hij heeft gekozen. Door dat getuigenis verliet ik de conferentie met nieuwe voornemens, en wist ik dat het aan mij was om ze te uit te voeren. Ik verlegde het accent van mijn zending en keek uit naar de algemene conferenties die nog zouden komen. Ik keek ook uit naar de kerkelijke tijdschriften waarin ik de heilige woorden van de dienstknechten van de Heer kon lezen.
Thierry Hotz, Frankrijk
Zeg dat u van ze houdt
In de algemene oktoberconferentie van 2007 zei ouderling Claudio R. M. Costa van het Presidium der Zeventig dat we niet moeten uitstellen tot morgen wat we vandaag kunnen doen, vooral wat onze familie betreft.3 Aan het einde van zijn toespraak haalde hij enkele regels uit een gedicht van Norma Cornett Marek aan. De woorden van ouderling Costa en van dat gedicht hebben me diep geraakt en me ertoe aangezet mijn liefde voor mijn ouders, zussen en vrienden vaker te uiten.
Uiteraard had ik mijn familie en vrienden lief voordat ik die conferentietoespraak had gehoord, maar het was niet mijn gewoonte om dat hardop te zeggen, tenminste niet elke dag. Misschien was het wel nodig dat ze die bijzondere woorden vaker uit mijn mond zouden horen. Ik wist eerst niet goed hoe ze erop zouden reageren, maar na de eerste positieve reacties besloot ik ermee door te gaan. In de daaropvolgende maanden merkte ik dat mijn band met hen sterker was geworden, deels omdat ik de woorden van ouderling Costa had opgevolgd.
Ik ben nu duizenden kilometers van huis op voltijdzending in Costa Rica. Ik mis mijn familie, maar dat is geen probleem. Ik weet dat ze mij liefhebben en ik weet ook dat zij weten dat ik hen liefheb. Ik vind het fijn dat ik de gelegenheid heb genomen (en nog steeds neem) om mijn liefde te uiten.
Ik ben dankbaar dat we geregeld naar leiders kunnen luisteren die door God zijn geroepen. Ik weet dat als we hen volgen, ons leven en het leven van onze dierbaren wordt gezegend.
Ouderling Hugo Lino Rivera Mena, zendingsgebied Boise (Idaho)