Boodschap van het Eerste Presidium
Geroepen door Goden ondersteund door mensen
We worden als kerkleden vaak gevraagd om onze steun te verlenen wanneer een ander een nieuwe roeping krijgt. Een aantal jaren geleden liet een achttienjarige student me zien wat het betekent om steun te verlenen aan de dienstknechten van de Heer. Zijn voorbeeld is mij nu nog tot zegen.
Hij was nog maar net met zijn studie op de universiteit begonnen en had zich één jaar eerder laten dopen. Op die grote universiteit diende ik als zijn bisschop.
Aan het begin van schooljaar had ik een kort gesprek met hem in het kantoor van de bisschop. Ik weet niet meer zoveel over dat eerste gesprek, behalve dat hij het erover had dat hij het moeilijk had in een nieuwe omgeving. Maar ik ben ons tweede gesprek nooit vergeten.
Hij wilde met me spreken. Ik was verbaasd toen hij zei: ‘Is het goed als ik een gebed uitspreek?’ Ik wilde eigenlijk net zeggen dat ik al had gebeden en dat ik dacht dat hij dat ook al had gedaan. Toch stemde ik in.
Hij begon zijn gebed met te zeggen dat hij een getuigenis had van de goddelijke roeping van de bisschop. Hij vroeg aan God om mij te vertellen wat hij moest doen als ergens grote geestelijke gevolgen aan vast zouden zitten. De jongeman zei tegen God dat hij zeker wist dat de bisschop zijn behoeften al kende, en dat hij hem de nodige raad zou geven.
Terwijl hij sprak, zag ik in gedachten welke gevaren hij zou lopen. De raad was eenvoudig maar heel duidelijk: bid altijd, onderhoud de geboden en vrees niet.
Door het voorbeeld van die jongeman, die nog maar één jaar lid van de kerk was, leren we hoe God een leider kan gebruiken die door het geloof en de gebeden van degenen die hij leidt gesteund wordt. Die jongeman liet zien hoe krachtig algemene instemming in de kerk is (zie LV 26:2). Hoewel de Heer zijn dienstknechten door openbaring roept, kunnen ze hun functie alleen uitoefenen als ze ondersteund worden door degenen die ze dienen.
Door onze stem maken we plechtige beloften. We beloven dat we bidden dat de Heer zijn dienstknechten zal leiden en sterken (zie LV 93:51). We zullen uitzien naar de inspiratie die zij van God ontvangen wanneer ze met hun roeping bezig zijn (zie LV 1:38).
Die belofte moeten wij regelmatig in ons hart hernieuwen. De zondagschoolleerkracht zal proberen met de Geest te onderwijzen. Maar net als u kan hij of zij een fout maken. Daarentegen moet u het besluit nemen dat u luistert en oplet, zodat u inspiratie kunt krijgen. Na verloop van tijd zullen de fouten u minder opvallen en zult u steeds vaker merken dat God de leerkracht bijstaat.
Als we onze hand opsteken om steun aan iemand te verlenen, zeggen we toe om mee te werken aan het doel waartoe de Heer die persoon geroepen heeft. Toen we nog kleine kinderen hadden, werd mijn vrouw geroepen als leerkracht voor de jonge kinderen in het jeugdwerk. Ik stak niet alleen mijn hand op om haar steun te verlenen, maar bad ook voor haar en vroeg om toestemming om haar te mogen helpen. De waardering die ik kreeg voor wat vrouwen doen en de liefde van de Heer voor kinderen, is mijn gezin en mij nog steeds tot zegen.
Ik sprak onlangs met die jongeman die zijn bisschop jaren geleden steun verleende. Ik kwam erachter dat de Heer en de mensen om hem heen hem steunden in zijn roeping als zendeling, als ringpresident en als vader. Toen we aan het eind van ons gesprek kwamen, zei hij: ‘Ik bid nog steeds elke dag voor u.’
We kunnen elke dag vastberaden bidden voor iemand die door God geroepen is om ons te dienen, of iemand bedanken die ons heeft gediend en tot zegen is geweest. We kunnen besluiten om ons vrijwillig aan te melden als iemand die we steun hebben verleend zegt dat er iets gedaan moet worden.1
Zij die de dienstknechten in het koninkrijk van de Heer tot steun zijn, zullen zelf gesteund worden door zijn weergaloze macht. We hebben allemaal die zegening nodig.