De eer en orde van het priesterschap
De sleutels van het priesterschap
‘In 1976 werd er in Kopenhagen een gebiedsconferentie gehouden. Na de laatste bijeenkomst wilde president Spencer W. Kimball [1895–1985] een bezoek brengen aan de Vor Frue-kerk, waarin zich de beelden van Christus en de twaalf apostelen bevinden. (…)
‘Voorin de kerk, achter het altaar, staat het bekende Christus-beeld met zijn armen enigszins naar voren gespreid. In de handen staan de littekens van de nagels, de wond in zijn zij is duidelijk zichtbaar. Aan elke kant staan de beelden van de apostelen, Petrus rechts vooraan en de andere apostelen in volgorde.
‘Het grootste deel van de groep stond achterin de kerk bij de beheerder. Ik stond voorin bij president Kimball, met ouderling Rex D. Pinegar en Johan Helge Benthin, president van de ring Kopenhagen, voor het marmeren beeld van Petrus.
‘Petrus houdt een bos sleutels in zijn hand. President Kimball wees op die sleutels en legde uit waar zij voor staan. Ik zal nooit vergeten dat hij toen president Benthin aankeek, zijn vinger naar hem ophief en met een kracht die ik niet van hem gewend was, tegen hem zei: “Ik wil dat u iedereen in Denemarken vertelt dat ik de sleutels draag! Wij hebben de echte sleutels en we gebruiken ze elke dag.”
‘Die uitspraak zal ik nooit vergeten, dat getuigenis van de profeet. Er ging grote geestelijke kracht van uit, die ook fysiek te voelen was.
‘We liepen terug naar de overigen in de groep achterin de kerk. Wijzend op de beelden zei president Kimball tegen de vriendelijke beheerder: “Dat zijn de dode apostelen.” Hij wees op mij en zei: “Hier hebben we de levende apostelen. Ouderling Packer is apostel. Ouderling Thomas S. Monson en ouderling L. Tom Perry zijn apostel, en ik ben apostel. Wij zijn de levende apostelen.
‘“U leest in het Nieuwe Testament over de zeventigers. Hier zijn twee van de levende zeventigers, ouderling Rex D. Pinegar en ouderling Robert D. Hales.”
‘De beheerder, die tot dan toe geen emoties had getoond, was plotseling in tranen.
‘Ik had het gevoel dat dit de ervaring van mijn leven was.’2
Je kunt het priesterschap niet opdelen
‘Het priesterschap zelf is belangrijker dan de ambten ervan. Als iemand voor het eerst het Aäronisch of Melchizedeks priesterschap ontvangt, krijgt hij dat door handoplegging. Nadat hem het priesterschap is verleend, wordt hij tot een priesterschapsambt geordend. Alle ambten ontlenen hun gezag aan het priesterschap.
‘Je kunt het priesterschap niet opdelen. Een ouderling draagt hetzelfde priesterschap als een apostel (zie LV 20:38). Als een man het priesterschap ontvangt, ontvangt hij het volledig. Er zijn echter ambten in het priesterschap — categorieën van gezag en verantwoordelijkheid. Iemand mag het priesterschap gebruiken volgens de rechten van het ambt waartoe hij geordend of aangesteld is. (…)
‘Wie het Melchizedeks of hogere priesterschap draagt, draagt ook al het gezag van het Aäronisch priesterschap.’3
Het voorbereidende priesterschap
‘Het feit dat het het lagere priesterschap wordt genoemd, doet het belang van het Aäronisch priesterschap niet teniet. De Heer heeft gezegd dat het voor het Melchizedeks priesterschap nodig is. (Zie LV 84:29.) Iemand die het hogere priesterschap draagt, zou zich vereerd moeten voelen om de verordeningen van het Aäronisch priesterschap te verrichten, want ze zijn van groot geestelijk belang.
‘Ik heb als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen het avondmaal bediend. Ik verzeker u dat ik mij meer vereerd en nederig voelde dan ik in woorden kan uiten, terwijl sommigen dat als een routineklusje beschouwen. (…)
‘Men keek vanouds vooruit naar de verzoening van Christus door de offerceremonie. Wij kijken terug op diezelfde gebeurtenis door de avondmaalsverordening.
‘Zowel het offer ervoor als het avondmaal erna draaien om Christus, zijn vergoten bloed en de verzoening die Hij voor onze zonden wrochtte. Zowel toen als nu behoort het gezag om die verordeningen te verrichten de Aäronische priesterschap toe.
‘Dat is inderdaad een heilige verantwoordelijkheid, waarmee je hoort tot de broederschap van dienaren van de Heer vanouds. Geen wonder dat we ons zo nederig voelen wanneer we deelnemen aan de verordeningen die de Aäronische priesterschap zijn toegewezen (…)
‘Sommigen van jullie die nu diaken, leraar of priester zijn, zullen eens als apostelen en profeten over de kerk presideren. Jullie moeten je voorbereiden.
‘Het is inderdaad op zijn plaats om het Aäronisch priesterschap het voorbereidende priesterschap te noemen.4
Uitnodiging aan toekomstige ouderlingen
‘Het ambt van ouderling is een eerzame en plechtige roeping, en bevat gezag en macht op geestelijk niveau. De aanduiding “toekomstige” suggereert hoop, optimisme en mogelijkheden. Ik spreek vandaag tot hen, ook al weet ik dat veel anderen er misschien ook iets aan hebben. (…)
‘Als u terugkeert naar een omgeving waar geestelijke waarheid tot u werd gesproken, zal hetgeen waarvan u dacht dat u het vergeten was weer in u opkomen. Dingen die verstikt zijn door vele jaren van onbruik en inactiviteit zullen weer aan de oppervlakte verschijnen. (…)
‘Als u de tocht terug naar de kerkleden onderneemt, begrijpt u de taal van inspiratie alweer spoedig. En na een tijdje zal het lijken alsof u nooit weg bent geweest. Het is zo belangrijk dat u beseft dat als u terugkeert, alles zal goed komen, alsof u nooit ben afgedwaald. (…)
‘Binnenkort voelt u zich volledig en adequaat in zijn kerk en koninkrijk. Dan zult u weten hoe hard we u hier nodig hebben en wat voor krachtige bijdrage u levert, door uw ervaringen te delen, aan het redden van anderen.’5
Priesterschapsroepingen
‘Een roeping is meer dan een verzoek of uitnodiging. Het is een oproep van de Heer door zijn uitgekozen dienstknecht. Jaren geleden had president Spencer W. Kimball, toen president van een ring in Arizona (VS), een ervaring met het verstrekken van een roeping aan iemand. Ze hadden iemand nodig als jongemannenpresident van de ring. President Kimball stond op van zijn bureau in de bank en liep de deur uit naar een bedrijf dat iets verderop gelegen was. Toen hij daar binnenkwam, zei hij: “Jack, hoe zou je het vinden om jongemannenpresident van de ring te worden?”
‘Jack vroeg: “Oh Spencer, je bedoelt mij toch zeker niet?”
‘“Natuurlijk wel,” zei hij. “Je bent een jonge man en je gaat goed met jongeren om. Je bent geschikt voor de opdracht.”
‘Het gesprek dat daarop volgde, vond president Kimball erg onaangenaam, want Jack wees de roeping af. Hij ging terug naar de bank en zat erg over zijn falen in. Toen wist hij het. Hij stond weer op en liep terug — naar hetzelfde gebouw en dezefde man — en noemde hem bij zijn volledige naam, waarna hij zei: “Afgelopen zondag is het ringpresidium bijeengekomen om de roeping van een jongemannenpresident voor de ring te bespreken. We hebben erover gepraat en gebeden. Uiteindelijk kregen we als antwoord op ons gebed de openbaring van de Heer dat we jou moesten roepen. Als dienstknecht van de Heer roep ik je voor die functie.”
‘“Nou, Spencer, als je het zo brengt, verandert dat de zaak”, zei Jack.
‘“Dat is hoe het ik het breng”, zei hij.’6
‘Iedere ouderling behoort te weten dat een roeping meer dan slechts een verzoek of uitnodiging is, zelfs meer dan een opdracht. Het komt te vaak voor dat iemand zegt: “Ik ben als raadgever in het ouderlingenquorumpresidium gevraagd.” Het is gepaster om te zeggen: “Ik ben als raadgever geroepen.”
‘We geven onszelf geen kerkroeping, maar we geven gehoor aan de roeping via de kerkleiders die ons presideren. Zij hebben de verantwoordelijkheid om in gebed te gaan en de Heer om zijn wil aangaande de functie in de kerk te vragen. Dan wordt het beginsel van openbaring in werking gesteld. De desbetreffende persoon wordt dan door de leidinggevende geroepen, die de Heer vertegenwoordigt.’7
Het belang van ordening
‘Het priesterschap wordt bevestigd door ordening, niet gewoon door een verbond te sluiten of een zegen te ontvangen. Zo is het altijd al geweest. Wat anderen ook mogen aannemen, impliceren of concluderen uit iets dat nu of in het verleden gezegd of geschreven is, ordening tot een specifiek ambt in het priesterschap is de enige weg. Het is altijd door middel van ordening geweest, en dat is nu nog steeds zo.
‘Er staat duidelijk in de Schriften aangegeven dat de enige geldige manier van priesterschapsordening komt door “iemand die het gezag daartoe bezit, en het de kerk bekend is dat hij bevoegd is en door de hoofden van de kerk op de juiste wijze geordend is” [LV 42:11]. (…)
‘Ga niet voorbij aan dat eenvoudige, overduidelijke gegeven: het priesterschap wordt altijd verleend door ordening door iemand die het gezag daartoe bezit, en het is de kerk bekend dat hij bevoegd is. En zelfs als het priesterschap aan iemand verleend is, heeft hij niet meer macht dan wat hem toebehoort door het ambt waartoe hij geordend is. Die beperking geldt ook voor de roeping die hij krijgt. Door ongeoorloofde ordening of aanstelling wordt geen priesterschapsmacht of –gezag overgedragen.’8
De macht van het priesterschap
‘We hebben het goed gedaan wat de verspreiding van het gezag van het priesterschap betreft. Wij hebben het priesterschapsgezag bijna overal gevestigd. We hebben wereldwijd quorums met ouderlingen en hogepriesters. Maar de verspreiding van het gezag van het priesterschap ligt, denk ik, ver voor op de verspreiding van de macht van het priesterschap. Het priesterschap heeft niet de kracht die het zou moeten hebben en niet zal hebben totdat de macht van het priesterschap naar behoren stevig in de gezinnen is verankerd. (…)
Het gezag van het priesterschap is in ons bezit. Na alles wat we hebben gecoördineerd en georganiseerd, is het nu onze plicht om de macht van het priesterschap in de kerk in werking te stellen. Gezag in het priesterschap krijgt men door ordening; macht in het priesterschap krijgt men door getrouw en gehoorzaam de verbonden na te komen. Die macht neemt toe door het priesterschap in gerechtigheid uit te oefenen en te gebruiken.
‘Vaders, ik wil u herinneren aan het heilige karakter van uw roeping. U hebt de macht van het priesterschap rechtstreeks van de Heer om uw gezin te beschermen. Er zullen tijden zijn dat die macht het enige is wat als een schild tussen uw gezin en het kwaad van de boze staat. U zult leiding van de Heer krijgen door middel van de gave van de Heilige Geest.’9
‘U ontvangt de macht als u goed met deze onzichtbare, heilige gave omgaat.
‘U krijgt gezag als u geordend wordt; maar u krijgt macht als u gehoorzaam en waardig bent. (…)
‘U krijgt priesterschapsmacht door dagelijks uw plicht te vervullen: naar de avondmaalsdienst gaan, taken aanvaarden, in de Schriften lezen en het woord van wijsheid naleven.’10
Ware dienstknechten van de Heer
‘Geen van de andere christelijke kerken zegt de priesterschapssleutels te gebruiken. Het is wel vreemd dat we soms een niet-christelijke kerk worden genoemd, hoewel we de enige kerk zijn met het gezag en de organisatie die Hij heeft gesticht.
‘De huidige Twaalf zijn doodgewone mensen. Net zomin als de oorspronkelijke Twaalf, zijn zij individueel opzienbarend, maar samen zijn de Twaalf sterk.
‘We hebben een verschillend beroepsverleden. Wij zijn wetenschappers, juristen, docenten.
‘Ouderling Nelson was een vooruitstrevend hartchirurg. (…)
‘Anderen in dit Quorum dienden in de krijgsmacht — als matroos, marinier of piloot.
‘Zij hebben verschillende taken in de kerk vervuld: huisonderwijzer, leerkracht, zendeling, quorumpresident, bisschop, ringpresident, zendingspresident, en de belangrijkste: echtgenoot en vader.
‘Zij leren en verkondigen allen het evangelie van Jezus Christus van Jezus Christus. Wat ons verenigt, is onze liefde voor de Heiland en zijn Vaders kinderen, en ons zekere getuigenis dat Hij het hoofd van de kerk is.
‘Bijna alle Twaalf zijn van eenvoudige komaf, zoals het was toen Hij op aarde was. De levende Twaalf worden aaneengesmeed in de bediening van het evangelie van Jezus Christus. Toen de roeping werd gegeven heeft ieder van hen, zogezegd, zijn netten achtergelaten en is de Heer gevolgd.’11
‘Ik verklaar u dat de veertien mannen die geordend zijn, net als ik, ware apostelen zijn. Daarmee zeg ik slechts wat de Heer onderwezen heeft. Daar kan eenieder die met een oprecht hart en een eerlijke bedoeling naar een persoonlijk getuigenis van de Geest zoekt, openbaring over ontvangen.
‘Deze mannen zijn ware dienstknechten van de Heer; geef gehoor aan hun raad.’12
Het getuigenis van een apostel
Er ontbreekt veel aan mij. Er is zoveel in mijn bediening waarin ik tekortschiet. Er is maar één enkel ding, één kwalificatie, die dat verklaart. Evenals Petrus en alle anderen die sindsdien zijn geordend, heb ik dat zekere getuigenis.
‘Ik weet dat God onze Vader is. Hij heeft zijn Zoon, Jezus Christus, aan Joseph Smith voorgesteld. Ik getuig tot u dat ik weet dat Jezus de Christus is. Ik weet dat Hij leeft. Hij is in het midden des tijds geboren. Hij heeft zijn evangelie gepredikt en is terechtgesteld. Hij heeft geleden, is gekruisigd en is op de derde dag herrezen uit de dood. Hij heeft, evenals zijn Vader, een lichaam van vlees en beenderen. Hij heeft zijn verzoening gewrocht. Van Hem getuig ik. Ik ben een getuige van Hem.’13