2015
Opa, Vader
Maart 2015


Bespiegelingen

Opa, Vader

illustration of young men

Illustratie Bjorn Thorkelson

Beeld je drieduizend zendelingen in een grote zaal in. Tweeduizend negenhonderdnegenennegentig van hen staan enthousiast met elkaar te praten en kijken allemaal naar dezelfde plek in de zaal. Sommigen staan op hun tenen. Anderen springen op om over hen heen te kunnen kijken. Nog anderen staan op hun stoel. Eén zendeling blijft echter zitten met de ellebogen op de knieën, de handen in elkaar en het hoofd gebogen.

Misschien is het niet helemaal zo gebeurd, maar zo herinner ik het me. Zo voelde ik me. Ik was die ene zendeling.

U denkt misschien dat ik eenzaam of verdrietig was. Maar het was eigenlijk een van de gelukkigste momenten van mijn leven — een moment dat ik sindsdien graag herbeleef.

Ik bereidde me in het opleidingscentrum voor zendelingen in Provo (Utah, VS) voor op een voltijdzending in het zendingsgebied Quito (Equador). President Gordon B. Hinckley (1910–2008), die toen eerste raadgever in het Eerste Presidium was, kwam de zendelingen in het opleidingscentrum toespreken.

Na de bijeenkomst begon het rumoer. Ik merkte dat de mensen zich niet naar de uitgang begaven en dus vroeg ik een andere zendeling wat er aan de hand was.

De kleinzoon van president Hinckley is hier in het opleidingscentrum en president Hinckley omhelst hem nu!’, zei hij.

Waarna de zendeling op zijn stoel ging staan om het beter te kunnen zien. Even later riep hij: ‘Wauw! Zou het niet super zijn om president Hinckley als opa te hebben?’

Ik had president Hinckley lief, respecteerde hem en was die dag door zijn boodschap opgebouwd. Maar op dat ogenblik kreeg ik een gedachte die mij ertoe bracht op mijn stoel te blijven zitten in plaats van erop te gaan staan. Te midden van al dat vrolijke enthousiasme zat ik daar rustig en dacht: ik ben er zeker van dat het super zou zijn om president Hinckley als opa te hebben. Maar ik zou mijn opa Felt of opa West niet voor hem willen inruilen. Ik hief mijn hoofd op en voelde een warme dankbaarheid toen ik over mijn erfgoed en mijn familie nadacht.

Toen kreeg ik nog een gedachte die krachtiger was dan de eerste: bovendien ben ik een zoon van God. Ik wist dat ik als kleinzoon van een tandarts en een fabriekschef even belangrijk als een kleinzoon van de profeet was. Waarom? We hadden beiden dezelfde Vader in de hemel.

De andere 2999 zendelingen begaven zich uiteindelijk naar de uitgang van die grote zaal. Ik ging met hen mee en was meer voorbereid om de Heer te dienen dan een paar minuten eerder.