Ik begon voor Ruth te bidden
June Foss (Utah, VS)
Toen ik als alleenstaande vrouw met onverwachte financiële verplichtingen te maken kreeg, wist ik dat ik een tweede baan moest zien te vinden. Kort daarna kwam Marty, een zuster uit mijn wijk, naar me toe en vroeg om mijn hulp. Zij zou met haar man op zending gaan, zodat ze haar baan moest opzeggen. Ze legde uit dat ze elke zaterdag een oudere vrouw, Ruth, hielp die in een verzorgingshuis woonde. Marty bood me haar baan aan en vertelde dat Ruth me voor mijn werk zou betalen.
De volgende maandag legden Marty en Ruth mijn werkzaamheden uit en ik begon mijn werk een paar dagen later. Ik pakte eerst Ruths vuile wasgoed bij elkaar en bracht het naar de wasruimte boven. Even later stormde Ruth binnen en viel tegen me uit. Ze zei dat ik haar kleren nooit mocht wassen zonder dat eerst aan haar te vragen.
Ik deed alleen wat zij en Marty mij gevraagd hadden te doen. Ik was gefrustreerd en gekwetst; het huilen stond me nader dan het lachen. Ik hield mezelf voor dat ik niet nog meer stress of problemen kon gebruiken. Ik zou haar ter plekke de rug hebben toegekeerd als ik Marty niet had beloofd dat ik in haar afwezigheid voor Ruth zou zorgen.
Week na week viel Ruth boos tegen me uit over alles wat ik deed. Hoe ik ook mijn best deed, ik leek in haar ogen nooit iets goed te doen.
Ik begon om kracht te bidden zodat ik Ruth en haar hardvochtige woorden kon verdragen, maar er veranderde niets. Ik bleef het betreuren dat ik haar moest helpen.
Toen gooide ik mijn gebeden op een dag over een andere boeg. Ik bad niet meer voor mezelf maar begon voor Ruth te bidden. Ik vroeg mijn hemelse Vader om inzicht in haar noden en hoe ik haar helpen kon.
Vanaf die dag veranderde alles. Mijn hart werd verzacht en mijn liefde voor Ruth nam toe. Ruth veranderde ook. Ze stelde zich meer voor me open en vertelde me over haar leven, wat haar blij maakte en wat haar verdriet bezorgde. Ze vertelde me dat ze haar familie miste. Ze vertelde me wat voor geweldige dingen ze vroeger allemaal gedaan had maar nu niet meer kon. Ze vertelde me dat ze eenzaam en treurig was.
Ik begon ernaar uit te kijken om Ruth elke week te zien, en zij keek ernaar uit om mij te zien.
Mijn ervaring met Ruth heeft mij een waardevolle les geleerd. Toen ik werkelijk met heel mijn hart diende, kwam ik tot het besef dat president Spencer W. Kimballs (1895–1985) woorden waar zijn: ‘Als we ons bezighouden met het wonder van dienstbetoon, hebben we de belofte van Jezus dat als we ons erin verliezen, we onszelf vinden.’ (‘Small Acts of Service’, Ensign, december 1974, 2.)