De tempel en de natuurlijke orde van het huwelijk
Dit is het laatste van twee artikelen van ouderling Hafen naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’. Het eerste artikel verscheen in de Liahona van augustus 2015.
Uit de toespraak ‘Marriage, Family Law, and the Temple’, op 31 januari 2014 gehouden op de jaarlijkse haardvuuravond voor de J. Reuben Clark Law Society in Salt Lake City.
De tempel verbindt de hemel met de aarde.
Wanneer een verwarde cultuur ons verwart over wat het huwelijk betekent, gooien we de handdoek wellicht veel te snel in de ring. Maar er is hoop. Het eeuwige patroon van de tempel kan voor ons orde in de hedendaagse chaos scheppen. Telkens wanneer we naar de tempel gaan, wijzen de verordeningen ons opnieuw op de natuurlijke orde van het heelal, met inbegrip van de natuurlijke orde van het huwelijk. Net als de zeelieden van weleer kijken we op naar de hemel om onze koers te bepalen — en dat doen we via de tempel. De mormoonse wetenschapper Hugh Nibley heeft geschreven:
‘De tempel is zodanig gebouwd dat de ordescheppende beginselen van het heelal erin tot uitdrukking komen. In die leerschool komen stervelingen meer over deze zaken te weten. […]
‘De aardse tempel [is] in het midden van alles, […] waar alles in de hemel zich omheen beweegt, die aarde en hemel met elkaar verbindt.’1
De tempel heeft dus het vermogen om Gods natuurlijke wetten van het huwelijk en het gezinsleven in ons hart te griffen.
Het huwelijk van Adam en Eva
We maken eerst kennis met de tempelleringen over het huwelijk in het verhaal van Adam en Eva — het voornaamste verhaal in de tempel. Een goede bekende vroeg mij eens: ‘Als Christus het middelpunt van het evangelie en de tempel is, waarom zet de tempelbegiftiging dan niet het verhaal van Christus’ leven uiteen? Hoezo draait het om Adam en Eva?’
Bij mij heeft het gevoel postgevat dat het leven van Christus het verhaal van de verzoening geven is. Het verhaal van Adam en Eva is het verhaal van de verzoening ontvangen, te midden van de soms ontzagwekkende tegenspoed van het sterfelijk leven.
Adam en Eva waren de eerste mensen die de verzoening van Jezus Christus ontvingen. Zij waren ook de eerste ouders die de liefde leerden kennen die een pasgeboren kind brengt, de zielsverruimende opofferingen om een kind op te voeden en de smart van aanzien dat kinderen hun keuzevrijheid onverstandig gebruiken.
Vader Lehi verschaft ons de leerstellige context die hun ervaring — en die van ons — begrijpelijk maakt. Hij vertelt ons dat indien Adam en Eva niet van de boom van kennis hadden gegeten, zij ‘in de hof van Eden [zouden] zijn gebleven. […]
‘En zij zouden geen kinderen hebben gekregen; daarom zouden zij in een staat van onschuld zijn gebleven, zonder vreugde, want zij kenden geen ellende; zonder goed te doen, want zij kenden geen zonde. […]
‘Adam viel, opdat de mensen [sterfelijk] zouden zijn; en de mensen zijn [sterfelijk], opdat zij vreugde zullen hebben’ (2 Nephi 2:22–23, 25).
Het lijkt ongerijmd dat zonde, ellende en kinderen mede de context scheppen om te leren wat vreugde inhoudt — een proces dat dankzij de verzoening van Jezus Christus mogelijk is gemaakt.
Dankzij de verzoening kunnen wij leren van onze ervaringen zonder erdoor veroordeeld te worden. En de verzoening ontvangen, zoals Adam en Eva dat deden, is niet alleen een leerstelling over het uitwissen van smetten op ons blazoen, maar de kernleerstelling waardoor de mens vooruitgang kan maken. Het offer van Christus bracht hen dus niet simpelweg terug in een onschuldige staat in de hof van Eden. Dat zou een verhaal zonder plot en zonder karakterontwikkeling zijn. Zij verlieten de hof juist samen, hand in hand, en gingen voorwaarts naar de wereld waarin wij nu leven.
Het voornaamste verhaal in de tempel is heel bewust het verhaal van een echtpaar dat elkaar helpt de voortdurende sterfelijke tegenspoed het hoofd te bieden. Want alleen door die soms ellendige tegenspoed konden zij ware vreugde leren begrijpen.
Laten we twee implicaties uit het verhaal van Adam en Eva onder de loep nemen om meer inzicht in het huwelijk te krijgen. Ten eerste: de positieve kijk van de herstelling op de zondeval. We weten dat Adam en Eva in de hof een verstandige keuze maakten, want alleen het sterfelijk leven kon de nodige ervaring verschaffen om Gods plan voor hen — en voor ons — ten uitvoer te brengen. Dat staat in contrast met de traditionele christelijke leer dat Eva’s keuze een tragische vergissing was, die de toorn van God over de hele mensheid afriep. Sommige christelijke kerken leren nog steeds dat vrouwen als dochters van de dwaze Eva afhankelijk van hun man behoren te zijn.
De meeste mensen zouden tegenwoordig sterk tegen dit idee in het verweer komen en zeggen dat een vrouw onafhankelijk van haar man dient te zijn. Als ze billijk waren, zouden ze daar aan toevoegen dat een man ook onafhankelijk van zijn vrouw dient te zijn. Maar als beide huwelijkspartners onafhankelijk van elkaar zijn, accepteren ze alleen de hedendaagse ‘vrijblijvende verbintenissen’ en laten mensen hun huwelijk voor wat het is als de lol eraf is — of wanneer er moelijkheden opduiken.
Wat is juist: afhankelijkheid of onafhankelijkheid? Geen van beide. Het herstelde evangelie leert — in tegenstelling tot de rest van het christendom — dat de keuze van Eva en Adam in de hof geen vergissing of ongeluk was, maar een doelbewust, ja, zelfs heerlijk onderdeel van het heilsplan. De herstelling beschouwt Eva — en alle vrouwen — dus als edele wezens die de volkomen gelijke zijn van mannen.
Eva is dan ook niet afhankelijk van Adam, en evenmin is ze onafhankelijk van hem. Nee, Eva en Adam zijn wederzijds afhankelijk van elkaar. Ze zijn ‘gelijkwaardige partners’ die ‘elkaar helpen’ in alles wat ze doen.2
Een gebroken hart naar het altaar brengen
Ten tweede: toen Adam en Eva de hof verlieten, droeg de Heer hen op een altaar te bouwen en dierenoffers te brengen. Na vele dagen vroeg een engel aan Adam waarom hij offers bracht. Hij antwoordde: ‘Ik weet het niet, alleen dat de Heer mij heeft geboden.’ Toen zei de engel tegen hem: ‘Dit is een zinnebeeld van het offer van de Eniggeborene’ (Mozes 5:6–7).
De dieren die Adam en Eva offerden, waren dus symbolen die hun blik moesten richten op het toekomstige verlossende offer dat de Vader zou brengen door zijn Zoon op te offeren. De engel vertelde hun toen dat het offer van Christus en het plan van verlossing zin en betekenis aan al hun moeilijkheden zouden geven — ja, aan al hun sterfelijke ervaringen.
Sommigen van ons gaan tegenwoordig naar de tempel zoals Adam en Eva hun eerste offers brachten — gewoon omdat ons dat geboden wordt, zonder te weten waarom. Verordeningen puur uit gehoorzaamheid verrichten, is zeker beter dan ze helemaal niet doen. Maar de Heer, die de engel stuurde, moet gewild hebben dat ze wisten waarom — en ik geloof dat Hij wil dat wij weten waarom.
Zijn de tegenwoordige tempelverordeningen ook ‘een zinnebeeld […] van de Eniggeborene’? Denk aan de altaren in de tempel als aan het altaar van Adam en Eva: ze zijn altaren van gebed, offerande en verbonden. Denk aan de aspecten van offerande in alle verbonden van de begiftiging.
Sinds de tijd waarin Christus zijn verzoenende zending volbracht heeft, offeren we geen dieren meer, maar sluiten we wel verbonden om offers te brengen. In welke zin? Christus leerde de Nephieten: ‘Gij zult Mij als offer een gebroken hart en een verslagen geest brengen’ (3 Nephi 9:20; zie ook 2 Nephi 2:7).
Dierenoffers symboliseerden het offer dat de Vader bracht door zijn Zoon op te offeren, maar het offer van een gebroken hart en een verslagen geest symboliseert het offer van de Zoon die Zichzelf opofferde. Ouderling James E. Talmage (1862–1933) van het Quorum der Twaalf Apostelen schreef dat ‘Jezus stierf aan een gebroken hart’.3 Naar dat zinnebeeld offeren wij nu onszelf — ons eigen gebroken hart — als persoonlijke offerande.4 Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Een echt persoonlijk offer is nooit het leggen van een dier op een altaar geweest. Integendeel, het is de bereidheid om het dier in ons op het altaar te leggen en te laten verteren!’5
Ik stond onlangs als president van de St. Georgetempel (Utah) op het punt om een jong echtpaar te verzegelen. Toen ik beiden uitnodigde om aan het altaar plaats te nemen en de bruidegom zijn bruid bij de hand nam, besefte ik dat ze op dat altaar van offerande weldra hun eigen gebroken hart en verslagen geest zouden leggen — een onzelfzuchtig offer van zichzelf aan elkaar en aan God in navolging van Christus’ offer voor hen. En met welk doel? Zodat zij door een leven van opoffering voor elkaar — dat wil zeggen: door te proberen te leven zoals Hij deed — steeds meer op Hem zullen gaan lijken.
Door elke dag zo te leven, zou ieder van hen dichter tot God komen, wat beiden ook dichter tot elkaar zou brengen. Naleving van de verbonden van de verzegelverordening zou dan niet alleen hun huwelijk maar ook hun hart en hun leven zelf heiligen.
Dat begrip van het huwelijk verschilt als dag en nacht van de heersende opvatting over het huwelijk in deze tijd. In zijn gelijkenis van de goede herder beschreef Jezus een huurling — iemand die betaald wordt om voor de schapen te zorgen. Wanneer de wolf komt, zei Hij, laat de huurling ‘de schapen in de steek en vlucht’. Waarom gaat de huurling ervandoor? Omdat de schapen niet van hem zijn. Jezus zei daarentegen van Zichzelf: ‘Ik ben de goede Herder. […] Ik geef mijn leven voor de schapen.’ (Zie Johannes 10:11–15.)
Veel mensen zien het huwelijk tegenwoordig als een informele afspraak tussen twee huurlingen. Als een huurling zich door een wolf van moeilijkheden belaagd voelt, neemt hij of zij gewoonweg de benen. Waarom zou een huurling gerief of gemak riskeren, laat staan zijn of haar leven?
Maar wanneer we in ons huwelijk naar het zinnebeeld van de goede Herder een gebroken hart en een verslagen geest als offerande bieden, geven we ons leven voor de schapen van ons verbond, een dag, of twee dagen, of zelfs maar een uur. Dat proces nodigt ons uit om onzelfzuchtig zowel de benauwingen als de vreugden van onze partner en kinderen op ons te nemen, waarbij we op onze eigen beperkte wijze nadoen hoe de Heiland onze benauwingen op Zich neemt.
‘Laat zijn benauwingen uw benauwingen zijn’ (LV 30:6), zei de Heer tot Peter Whitmer over zijn zendingscollega Oliver Cowdery. Jesaja gebruikte soortgelijke woorden in zijn beschrijving van Christus en degenen die Hij verlost: ‘In al hun benauwdheid was Hij benauwd, […] en droeg hen al de dagen van weleer’ (Jesaja 63:9; zie ook LV 133:53).
Een tempelwerker wiens vrouw na jaren van ziekte was gestorven, vertelde me: ‘Ik dacht dat ik wist wat liefde was — we hadden samen meer dan vijftig gezegende jaren beleefd. Maar pas door deze laatste paar jaren voor haar te zorgen heb ik ontdekt wat liefde werkelijk is.’
Deze man deelde in de benauwdheden van zijn vrouw en ontdekte daardoor een diepe bron van mededogen in zijn hart die een huurling nooit zal kennen. De opeenstapeling van dergelijke ontdekkingen vormt het heiligingsproces dat ertoe leidt dat we net als de goede Herder worden — door te leven en te geven zoals Hij dat doet. Die manier van leven voegt niet toevalligerwijs onvervangbare kracht aan de maatschappelijke belangen van onze cultuur toe.
Het huwelijk en authentieke vreugde
Een goede bekende van me vroeg onlangs: ‘Hoe dicht bij de volmaking moeten we leven om de verheven beloften van een tempelverzegeling te ontvangen?’ Echtelieden kennen elkaar zo goed, vooral zij die eeuwige zegeningen nastreven, dat ze zich op een dag oprecht kunnen afvragen of ze volmaakt genoeg leven — of dat hun huwelijkspartner zo leeft.
Het antwoord in Moroni’s laatste woorden spreekt mij aan: ‘Indien gij u van alle goddeloosheid onthoudt en God liefhebt met al uw macht, verstand en kracht, dan is zijn genade u genoeg, opdat gij […] volmaakt kunt [worden] in Christus’ (Moroni 10:32; cursivering toegevoegd). Eén manier om ons van goddeloosheid te ontdoen, is de tempel blijven bezoeken, want in de verordeningen daarvan ‘is de macht der goddelijkheid kenbaar’ (LV 84:20; cursivering toegevoegd). Verder betekent ‘God liefheb[ben] met al uw macht’ liefhebben in de mate van uw eigen unieke persoonlijke vermogen, niet in de mate van een of andere abstracte en onbereikbare schaal van volmaking.
As wij ons van goddeloosheid onthouden en God naar ons vermogen oprecht liefhebben, kan de vervolmakende genade van Christus het proces van onze volmaking voltooien. Een brief van het Eerste Presidium uit 1902 schetst hoe het totale offer van Christus er in combinatie met ons eigen totale offer uit zal zien: ‘Na het bereiken van de vervolmaakte levensstaat hebben mensen geen ander verlangen meer dan in harmonie met [rechtschapenheid] te leven, waaronder hetgeen hen als man en vrouw verenigd heeft. […] Zij die tijdens de eerste of celestiale opstanding voortkomen, moeten wel rein en heilig zijn, en zullen eveneens een volmaakt lichaam hebben. […] De man en vrouw die deze onbeschrijflijke levensstaat bereiken, zullen zo mooi zijn als de engelen die de troon van God omgeven; […] want de zwakheden van het vlees zullen dan overwonnen en vergeten zijn; en beiden [zullen] in harmonie zijn met de wet die hen verenigd heeft.’6
Een kennis van me was ongeveer vijftig jaar geleden in de tempel getrouwd. Toen haar man en zij enkele kinderen hadden gekregen, leidde zijn turbulente leven tot een echtscheiding en zijn excommunicatie van de kerk. Toen gaf ze haar eigen kerklidmaatschap op en koos voor enkele met doornen bezaaide paden. Later overleed haar voormalige echtgenoot. Ik maakte kennis met haar toen ze haar dochter naar mijn kantoor vergezelde om te weten te komen of ze ooit naar de tempel kon terugkeren.
Na een rustig gesprek over hoe we van ervaringen kunnen leren zonder erdoor veroordeeld te worden, bespraken we het proces van bekering, herdoop en de teruggave van tempelzegens. Toen vertelde ik haar dat bij die verordening van teruggave ook haar tempelverzegeling hersteld zou worden. Was ze daar klaar voor?
De dochter sprak als eerste. ‘Ik heb een bipolaire stoornis’, zei ze. ‘Mijn zoon is bipolair. We weten nu veel meer over die stoornis dan vroeger en we gebruiken medicijnen die goed werken. Nu ik terugkijk, denk ik dat mijn vader bipolair was en dat veel moeilijkheden in ons gezinsleven waarschijnlijk daarop terug te voeren zijn. Ik veroordeel hem niet meer.’
De moeder antwoordde zachtjes: ‘Als ik op een dag echt naar de tempel terug mag keren, ben ik er ook klaar voor om mijn verzegeling hersteld te krijgen.’
Terwijl ik hen in de hal zag weglopen, besefte ik dat de tempel en de verzegelmacht van Elia bronnen van verzoening zijn, waardoor niet alleen het hart van kinderen en ouders zich tot elkaar wenden, maar ook het hart van echtgenotes en echtgenoten zich tot elkaar wenden. Ik ontving later bericht dat de moeder zich had laten herdopen.
Ik getuig dat de orde van het huwelijk die God aan Adam en Eva gaf alle moeiten en offers waard is — om ernaar te zoeken, eraan te bouwen en eraan vast te houden in ons leven. Ik getuig ook dat echtgenoten en echtgenotes die proberen te leven als de goede Herder een overvloediger leven van ware vreugde zullen ontdekken en aan elkaar geven.