Verhalen uit de Schriften
Mozes volgt God
Uit Exodus 2–34.
Op een dag vond een Egyptische prinses een mandje met een Hebreeuwse baby. Ze gaf hem de naam Mozes en voedde hem op als een prins.
Toen Mozes ouder werd, zag hij dat de Egyptenaren de Hebreeuwse slaven slecht behandelden. Dat vond hij niet goed. Toen Mozes voor hen opkwam, wilde de koning van Egypte hem doden. Mozes moest vluchten. Toen zei God dat hij terug moest gaan om het Hebreeuwse volk te bevrijden.
Mozes vroeg aan de farao, dat is de koning, of hij de mensen wilde laten gaan. De farao zei nee. God hielp Mozes het land te vervloeken zodat de farao zich zou bedenken. Er kwamen plagen van steekvliegen, muggen en kikkers. Ten slotte zei de farao dat de slaven mochten weggaan.
Zodra ze vertrokken, bedacht de farao zich. Hij stuurde zijn leger achter hen aan. Toen het volk van Mozes bij de Schelfzee kwam, zorgde God voor een doorgang zodat ze op het droge konden ontsnappen.
God gaf Mozes de tien geboden. Mozes leerde ze onderweg naar het beloofde land aan het volk. Eindelijk waren ze veilig en vrij!
Ik kan op Mozes lijken. Ik kan de geboden onderhouden. God helpt mij als ik opkom voor iemand die hulp nodig heeft.