Vanaf het spreekgestoelte
Eensgezind het goede doen
Het goede nastreven
[17 maart 1842]
‘Presidente3 Emma Smith verklaarde dat we iets bijzonders tot stand zouden brengen. Als een boot op de rotsen is vastgelopen, met veel mormonen aan boord, beschouwen wij dat als een luide kreet om hulp. Dan verwachten we uitzonderlijke omstandigheden en urgente oproepen. […]
‘[Ze sprak] over het doel van de vereniging, over haar plichten tegenover anderen en elkaar, namelijk de noodlijdenden opzoeken en helpen, en dat ieder lid het goede dient na te streven [en] eerlijk met anderen moet omgaan.’
Eensgezind zijn
[24 maart 1842]
‘Presidente E. Smith […] stond op en zei dat de eenheid in de vereniging veel aandacht moest krijgen. Dat ieder lid volledig in de vereniging opgenomen moest worden. [Ze] hoopte dat de leden van de vereniging zich van alle eventuele jaloerse en kwade gevoelens voor elkaar zouden ontdoen. […]
‘Niemand hoeft aarzelend op vragen naar deze vereniging te antwoorden. We hebben geen geheimen. Haar doel is louter welwillend […]. Haar doel is liefdadig: niemand kan bezwaar hebben tegen het vertellen van het goede en het verzwijgen van het kwade. Ze hoopte dat ieder zich verplicht zou voelen om die regel in acht te nemen. […] Het [is] de plicht van ieder persoon om naar het welzijn van de armen te vragen en de ernst van hun toestand door te geven.’
Thuis beginnen
[14 april 1842]
‘Presidente E. Smith wilde het goede doen. Ze wilde dat alle leden van deze vereniging haar daarbij hielpen. Ze zei dat we daar thuis mee moeten beginnen en al het kwade uit ons hart moeten bannen. […] Ze beklemtoonde dat het belangrijk is om een levenswandel te hebben die God goedkeurt.’
Bekeren en verzaken
[19 mei 1842]
‘Mevrouw de president riep iedereen die gezondigd had op om zich te bekeren en de zonde te verzaken. Ze zei dat Satans leger tegen deze kerk was.’
In de ogen van God het goede doen
[23 juni 1842]
‘Mevrouw de president zei dat ze verheugd was door de toegenomen eenheid in de vereniging. Ze hoopte dat we in de ogen van God, voor elkaar en voor de wereld het goede zouden doen. […] Ze zei dat we alleen God moesten vrezen en de geboden onderhouden. Dan zou het wel met ons zijn.’
Elkaar sterken
[16 maart 1844]
‘Mevrouw de president […] sprak over de noodzaak van onderlinge eenheid. Ze zei dat we elkaar moesten sterken, zodat we veel goeds voor de armen konden doen. […] We moeten mensen die zich bekeren en niet meer willen zondigen met naastenliefde behandelen. […] Ze gaf iedereen de raad om naar de leer in het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden te leven.’