Gelooft u nog in wonderen?
Ik wel. Er is in de afgelopen twee jaar namelijk een wonder gebeurd in mijn leven. Eigenlijk meerdere wonderen. Ik ga u over het wonder van mijn bekering vertellen.
Ruim twee jaar geleden heb ik kennis gemaakt met deze kerk doordat ik trouwplannen kreeg met een lid van deze kerk. Ik ben inmiddels al weer twee jaar gelukkig met hem getrouwd. Ik ging wel eens mee naar de kerk, uit betrokkenheid en belangstelling voor wat mijn echtgenoot en zijn familie hierin vond. Ik moest wel wennen, maar voelde mij eigenlijk snel op mijn gemak en ging vrijwel iedere week mee. Vóór ik mijn huidige man leerde kennen, was ik niet aan een kerk verbonden en ook niet actief gelovig. Wel was en ben ik geestelijk ingesteld. Ik was al heel wat jaren op zoek naar spirituele verdieping, bezig met zingevingsvragen en met wat ik noemde: de ontwikkeling van mijn intuïtieve vermogens. Het is, denk ik, een goede voorbereiding geweest.
Op een gegeven moment, ik denk na een maand of twee van wekelijks kerkbezoek, werd ik oprecht zelf nieuwsgierig en vroeg ik mijzelf af of deze kerk ook iets voor mijzelf zou kunnen betekenen. Ik werd een serieuze onderzoeker. Ik had persoonlijke ervaringen gehad waardoor ik ervan overtuigd was geraakt dat er wel íets moest zijn na dit sterfelijk leven, iets wat ik een ziel noemde. Ik geloofde dat overleden personen op een of andere manier verbonden blijven met hun dierbaren. Ik geloofde dat zij hun dierbaren ook kunnen helpen in dit aardse leven. Ook had ik ervaringen – waarvan ik met de kennis van nu – weet dat het de invloed van de Heilige Geest moet zijn geweest of de hulp van engelen. Maar ik wist niets van het evangelie en zijn beginselen.
In de onderzoekersklas kreeg ik een boek over de evangeliebeginselen. Ik heb dat boek snel helemaal doorgelezen. Daarna heb ik geprobeerd het Boek van Mormon te lezen. Geprobeerd, want ik haakte al gauw af. Te lastige taal en het kon mij niet raken of boeien. Ik kon eigenlijk niet geloven dat er mensen zijn die door het lezen van het Boek van Mormon ineens tot bekering waren gekomen. Ik heb het Boek van Mormon weer weggelegd. Nog niets voor mij, dacht ik toen.
In de onderzoekersklas lazen wij o.a. Alma, hoofdstuk 32, waarin Alma ons leert dat geloof hoop is op datgene wat niet te zien is, maar toch waar is. Ik lees u twee verzen voor:
Vers 21: Geloof is niet volmaakte kennis van dingen hebben; indien u dus geloof hebt, hoopt u op dingen die niet worden gezien, maar die waar zijn.
Vers 28: Nu zullen wij het woord vergelijken met een zaadje. Welnu, indien u plaats inruimt, zodat er een zaadje in uw hart kan worden gezaaid, zie, indien het een deugdelijk zaadje is, of een goed zaadje, zie, dan zal het — indien u het niet uitwerpt door uw ongeloof, zodat u zich tegen de Geest van de Heer verzet — in uw boezem gaan zwellen; en wanneer u die zwelling bemerkt, zult u bij uzelf beginnen te zeggen: Het moet wel een goed zaadje zijn, ofwel een goed woord, want het begint mijn ziel te verruimen; ja, het begint mijn verstand te verlichten, ja, het begint heerlijk voor mij te zijn.
Alma vergelijkt het woord van God dus met een zaadje. Het moet geplant en verzorgd worden om uit te kunnen groeien tot een boom, waarvan wij de vrucht van het eeuwige leven plukken.
Toen wij deze verzen behandelden begreep ik heel goed wat Alma ermee bedoelde. Alleen … ik voelde er zelf nog niets bij. Maar ik had wel hoop, een verlangen om te weten en om te voelen dat het waar is, maar ik kon het nog niet geloven. Ik hoopte wel dat bij mij eens zou gebeuren wat daar in Alma 32 stond.
Ik heb toen toch maar weer het Boek van Mormon gepakt en ben opnieuw met lezen begonnen. Ik maakte er een bijna dagelijkse studie van, met het cursistenboek erbij. Ik kreeg ineens haast om het uit te lezen.
Wat Schriftstudie betreft, heb ik vertrouwen in 1 Nephi 10, vers 19: Want hij die ijverig zoekt, zal vinden; en de verborgenheden van God zullen hun door de macht van de Heilige Geest worden ontvouwd, zowel in deze tijd als in tijden van weleer, en zowel in tijden van weleer als in toekomstige tijden. Ik kwam bij Mosiah 18 en ik deel vers 10 met u: Nu zeg ik u, als dat het verlangen van uw hart is, wat hebt u er dan op tegen in de naam van de Heer te worden gedoopt, als getuigenis voor Hem dat u een verbond met Hem hebt aangegaan dat u Hem zult dienen en zijn geboden onderhouden, zodat Hij zijn Geest overvloediger over u zal kunnen uitstorten? Het voelde of deze vraag voor mij persoonlijk bedoeld was! Ik denk dat dit het eerste signaal was dat ik een getuigenis aan het ontwikkelen was. Maar ik wilde er niet aan toegeven.
Toen ik wederom bij Alma 32 kwam, voelde ik wel dat het zaadje bij mij in vruchtbare bodem was geland en dat er een geloof aan het groeien was. Het gevoel werd sterker en ik voelde duidelijk dat bij mij gaande was wat in die verzen over het zaadje werd gezegd. Dat was zeker ook het begin van een getuigenis voor mij. Maar ik (mijn verstand) wilde er nog steeds niet aan. Ik wilde eerst veel meer weten over alle leefregels en geboden. Ik heb daar dan ook veel over gelezen, met andere mensen over gepraat en mij laten informeren door de zendelingen. Intussen was ik gaan bidden en geleidelijk aan werd dat een dagelijkse gewoonte. Ik voelde dat ik geleidelijk aan als het ware naar de doop werd toe geleid. Er was geen ontkomen meer aan. Dan zal het wel goed zijn, dacht ik, voelde ik.
Ik was mij bewust van de gevolgen die een eventueel lidmaatschap zou hebben. Ik had immers alle geboden en leefregels bestudeerd en had daar nog wel zo mijn twijfels bij. Maar juist omdat ik deze gevolgen kende, wist ik ook dat lid worden voor mijn omgeving merkbare veranderingen met zich mee zou brengen. Ik begon daarom mijn onderzoeksactiviteiten voorzichtig te delen met goede vriendinnen en mijn kinderen. Ik ondervond gelukkig geen kritiek of iets wat daar op leek. Een vriendin zei tegen mij: als je het maar wel voor jezelf doet en niet voor je man. Dat was sowieso ook steeds wat ik tegen mijzelf zei.
Maar het feit dat ik wilde delen, was tegelijkertijd voor mij een teken dat ik voorvoelde waar dit heen zou gaan. Als ik diepe gevoelens ga delen, dan heb ik het al aardig doorvorst bij mijzelf en voel ik wel welke kant het op gaat. Het is mijn verstand dat het tegenhoudt. Weet ik wel voldoende waar ik aan begin en heb ik dat er allemaal voor over? Want geloven dat je een kind van God bent, dat zijn zoon Jezus Christus leeft en dat het Boek van Mormon waar is, betekende voor mij nog niet automatisch dat ik uit volle overtuiging lid wilde worden van deze kerk.
Er waren nog teveel onopgeloste vragen. En die zijn nog steeds niet opgelost. Ik heb mij er op een gegeven moment bij neergelegd dat er onopgeloste vragen zullen blijven. Dat schijnt iedereen te hebben, ben ik inmiddels achter gekomen. Ik durfde de sprong nog niet te wagen.
Wat gaf dan wel de doorslag? Dat is toch een geleidelijk proces geweest van voelen dat dit voor mij de goede weg is. In het voorjaar van 2017 kon ik niet anders meer dan aan mijzelf toegeven dat ik mij sterk aangetrokken voelde tot de Kerk van Jezus Christus en voelde ik steeds meer dat wat ik las en hoorde in de kerk waar was. Ik had en heb een groot verlangen om in de tempel te zijn. Ik bezocht de open dagen van de tempels in Freiburg en Parijs. Mijn gevoel heeft het van mijn verstand gewonnen, of liever gezegd: ik heb het láten winnen. Zo bezien, is geloven ook een keuze voor mij geweest. Ik denk gevonden te hebben waar ik onbewust naar op zoek was, vragen als waar kom ik vandaan, wat is de zin van mijn resterende leven en wat gebeurt er na dit leven. Het antwoord op deze vragen wordt steeds helderder.
Ik besloot uiteindelijk – na hier veel over gebeden te hebben – om de sprong naar de doop te wagen. De belofte van het eeuwige leven. Dat staat voor mij op dit moment voor de eeuwige liefde. Na mijn besluit werd mijn gevoel dat dit een goede keuze was alleen maar bevestigd. Mijn familie en vrienden, die geen van allen kerkelijk zijn, hebben met respect gereageerd. Ik heb geen aanval van de tegenpartij (Satan) ondervonden in die periode.
Hoe gaat het nu met mij? Ik verlang naar mijn begiftiging in de tempel, ik verlang ernaar om voor mijn dierbare overledenen te werken. Ik voel dat ik daarin een opdracht heb te vervullen en dat dit een onderdeel is van Gods plan voor mij.
Ik rond af met mijn getuigenis:
-
Ik ben ervan overtuigd geraakt dat mijn leven is geleid naar het pad waarop ik mijn huidige man heb leren kennen, een pad waarop ik een niet meer verwacht huwelijksgeluk mag ervaren, waarop ik liefdevol ben opgenomen in een familie met trouwe leden van deze kerk, een pad dat mij naar het evangelie en de Kerk van Jezus Christus heeft geleid. Ik ben daar heel dankbaar voor.
-
Enkele maanden geleden mocht ik mijn patriarchale zegen ontvangen. Ik heb heel sterk gevoeld dat ik een Hemelse Vader heb die van mij houdt.
-
Ik ben optimistischer geworden, oftewel ik heb meer vertrouwen in de toekomst gekregen van mijzelf en mijn dierbaren. Twijfels en angst zijn minder geworden en ik heb meer gemoedsrust gekregen.
Ik ben er ook van overtuigd dat ik voor de rest van mijn leven een opdracht te vervullen heb: namelijk om voor mijn familie de schakel te kunnen worden. Enerzijds voor de overledenen in de geestenwereld, die het evangelie willen aannemen en anderzijds om voor de levenden een voorbeeld te zijn. Dat is natuurlijk een opdracht voor ons allemaal.
Het is mijn gebed dat u en ik gezegend mogen worden om Gods plan voor ieder van ons persoonlijk steeds beter te leren zien en begrijpen en ik vraag onze Hemelse Vader ons te zegenen met moed en kracht om onze opdracht goed te vervullen. In de naam van Jezus Christus, Amen.
Toespraak van Iris Hendriks uit de wijk Zwolle, op 3 februari gehouden in de ringconferentie in Apeldoorn.